Reportage

‘Je huisdier vertelt je wachtwoord niet door’

Digitale geletterdheid De overheid wil dat kinderen digitaal geletterd worden. Op basisschool Het Zuiderlicht in Dronten oefenen kinderen alvast met online argwaan en vertrouwen.

Kinderen van basisschool Het Zuiderlicht in Dronten krijgen les in digitale geletterdheid en mediawijsheid.
Kinderen van basisschool Het Zuiderlicht in Dronten krijgen les in digitale geletterdheid en mediawijsheid.

‘Als iemand die je niet kent in de supermarkt om je wachtwoord vraagt, deel je dat dan?”

„Nee – nee, nooit”, joelen de kinderen van groep 3 en 4 op basisschool Het Zuiderlicht in Dronten. Juf Lisette van Eikenhorst knikt tevreden. „Want je wachtwoord is…?” „Geheim”, roepen een paar kinderen. Bijna goed. Van Eikenhorst: „Je wachtwoord is van jezelf.”

De kinderen van Het Zuiderlicht krijgen hun maandelijkse les in digitale geletterdheid, een leergebied dat de regering wil opnemen in het nieuwe curriculum voor basis- en middelbare scholen. Dat curriculum laat nog wel even op zich wachten: als alles volgens plan verloopt, heeft Stichting Leerplan Ontwikkeling in 2025 de geactualiseerde kerndoelen voor basisvaardigheden vastgesteld (naast digitale geletterdheid gaat dat ook om rekenen en wiskunde, Nederlands en burgerschap) waar leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs voortaan naartoe moeten werken. Die doelen worden dan in een wetsvoorstel voorgelegd aan de Tweede Kamer. Sommige scholen blijven daar niet op wachten en gaan zelf vast van start met het integreren van digitale geletterdheid in hun lesprogramma’s.

Dat begint zo vroeg als de kleuterleeftijd (groepen 1 en 2) en kan bijvoorbeeld gaan over leren hoe je digitale apparaten gebruikt of wat de basisbeginselen zijn van programmeren. Maar aan de lessen op Het Zuiderlicht komen lang niet altijd computers te pas. Voor de les van vandaag maakt Van Eikenhorst enkel gebruik van het digibord om het lesmateriaal klassikaal te bespreken; de leerlingen zelf werken „gewoon” met pen en papier. Hun juf heeft voor hen allemaal een werkblad uitgeprint met een leeg silhouet en daaromheen een grote cirkel. Op het digibord pronken de woorden „persoonlijk” en „vertrouwen”. „We gaan vandaag leren dat persoonlijke informatie iets is wat van jezelf is”, legt Van Eikenhorst uit. „Iets wat je niet met iedereen hoeft te delen.”

Mediawijsheid

Terwijl de kinderen persoonlijke weetjes over zichzelf in de silhouetten tekenen en opschrijven – „Mijn lievelingseten is barbecue”, vertrouwt Isabel uit groep 4 haar vriendinnen toe – praat Van Eikenhorst Vincent Veenbrink bij over hoe de kinderen de lessenreeks over digitale risico’s vooralsnog hebben ervaren. Als mede-eigenaar van Basicly – het bedrijf dat het leermiddel voor digitale geletterdheid ontwikkelt waar onder meer Het Zuiderlicht mee werkt – woont Veenbrink af en toe een les bij om te zien of het materiaal goed aanslaat. Dat is bij deze les wel het geval, oordeelt hij bij de aanblik van de kinderen die driftig persoonlijke feitjes aan het neerkrabbelen zijn.

„Mensen denken niet direct aan digitale geletterdheid als ze kinderen met werkbladen in de klas zien zitten”, zegt Veenbrink. „Een van de grote misvattingen is dat het aantal uren schermtijd significant toeneemt wanneer je ermee aan de slag gaat.” Digitale geletterdheid gaat om meer dan alleen praktische computervaardigheden aanleren, benadrukt Veenbrink: het gaat ook om problemen zo formuleren dat je ze met technologische middelen kunt oplossen, om ontdekken hoe en waar je betrouwbare informatie vindt en om bewust nadenken over omgaan met media.

Dat laatste wordt mediawijsheid genoemd en is voor de kinderen van Het Zuiderlicht geen overbodige luxe. Het gros van de leerlingen van groep 3 en 4 zegt thuis graag – al dan niet onder toezicht – met tablets en smartphones in de weer te zijn. Daarmee zijn ze geen uitzondering: in april bleek uit het jaarlijkse Iene Miene Media-onderzoek dat kinderen tot en met zes jaar al gemiddeld honderd minuten per dag doorbrengen achter een tablet-, telefoon- of televisiescherm. De kinderen van Het Zuiderlicht gebruiken die tijd vooral om online spelletjes te spelen en filmpjes te kijken op YouTube of TikTok; een enkeling heeft al eigen accounts op sociale media. Anderen delen een profiel met een oudere broer of zus.

Dan kan het ook zomaar gebeuren dat er een berichtje van een onbekende internetgebruiker in je inbox belandt. Iemand die misschien graag wat persoonlijke informatie van je wil weten. Dat brengt Van Eikenhorst bij het tweede woord dat vandaag centraal staat: vertrouwen. „Dat is als je iemand iets vertelt en gelooft dat die daar dan het goede mee gaat doen. Dat die het niet doorvertelt aan een ander.”

Samen met de kinderen neemt ze een paar voorbeelden door van mensen die je wel, of juist niet kunt vertrouwen. Net als een vreemde in de supermarkt valt een onbekende op het internet onder de categorie „niet vertrouwen”, is al gauw de consensus. „Want je weet niet wie dat is”, licht Van Eikenhorst toe. „Het kan best iemand zijn uit je klas of van een andere school, maar het kan ook iemand zijn die slechte dingen wil.”

In het laatste stukje van de les vullen de leerlingen de cirkel rond het silhouet met mensen die ze vertrouwen. Ze vergelijken met elkaar wie welke persoonlijke informatie aan welke personen toevertrouwt: de een zou best het wachtwoord van zijn iPad aan een vriendje willen geven, de ander is dat echt een brug te ver. Voor beide meningen is plek. De bedoeling is vooral dat de leerlingen bewust nadenken over wat ze met wie willen delen. „Dat wordt niet altijd thuis aangeleerd”, zegt Van Eikenhorst. En ook als dat wel gebeurt, maakt het volgens haar veel indruk op kinderen wanneer ze het ook nog van de juf te horen krijgen.

Krijn (groep 4) is inmiddels aan komen rennen: mag hij ook zijn huisdier opschrijven in de vertrouwenscirkel? Van de juf mag het. „Daarin merk je nog wel dat ze jong zijn”, lacht Van Eikenhorst. „Maar dat huisdier vertelt in elk geval geen wachtwoorden door.”