Opinie

Europees antwoord op AI moet breder zijn dan regulering

Kunstmatige intelligentie

Commentaar

De Europese Unie ligt op koers om het eerste machtsblok te worden met verregaande regulering van kunstmatige intelligentie. Afgelopen week zette het Europees Parlement (EP) een belangrijke stap richting de ‘AI Act’: een pakket regels voor kunstmatige intelligentie (AI). Zo komen er waarschijnlijk nieuwe beperkingen voor zogeheten predictive policing, statistische modellen waarmee misdaad kan worden ‘voorspeld’, en biometrische toepassingen van AI zoals gezichtsherkenning in openbare ruimtes. Het Europees Parlement dringt verder aan op een ‘mensenrechtentoets’ voordat een hoogrisicosysteem in gebruik mag worden genomen.

Dit is niets te vroeg, en broodnodig. Er is een wildgroei aan toepassingen die op schimmige manieren data verzamelen en (risico-)profielen van individuen opbouwen. Ook overheden en opsporingsdiensten gebruiken die al veelvuldig, en dat heeft al op grote schaal gevolgen voor individuele burgers. Het is daarom belangrijk dat AI-toepassingen op Europees niveau worden gereguleerd met oog voor zowel burgerrechten als het innovatieve potentieel van de techniek.

Maar als antwoord op de aanstaande AI-revolutie is meer nodig dan wetgeving. De technologie ontwikkelt zich vele malen sneller dan de regulering het kan bijbenen. Tekenend is dat pas vorige week bepalingen zijn opgenomen in de regels over de plots opgekomen large language models zoals ChatGPT. Volgende maand moet het EP het mandaat nog bekrachtigen. Daarna beginnen onderhandelingen met de lidstaten pas.

En dat terwijl de techniek inmiddels zulke ontwikkelingssprongen maakt dat vele prominenten uit het AI-veld onlangs pleitten voor een algehele pauze op nieuwe toepassingen om risico’s van de techniek in te perken. Van zo’n pauze is vooralsnog geen enkele sprake.

Kunstmatige intelligentie is een zogeheten systeemtechnologie, die in het hele maatschappelijke en economische systeem ingrijpt, zoals elektriciteit of internet dat eerder deden. Alleen dan nog veel sneller. De implicaties voor de verhouding tussen burgers, overheden en bedrijven zijn enorm en onvoorspelbaar.

AI zal daarom behalve van politici en bestuurders ook veel vergen van burgers. Hoe zullen arbeidsverhoudingen veranderen door de opkomst van AI op de werkvloer? Hoe blijven we in gesprek met elkaar in plaats van alleen met bots? Hoe blijven burgers vertrouwen op buurt- en landgenoten in plaats van alleen op algoritmes? Hoe om te gaan met een digitale sociale omgeving die door alle makkelijk te produceren nep-informatie nog moeilijker te vertrouwen, nog afleidender en polariserender zal zijn dan nu al het geval is? Kortom: hoe willen burgers eigenlijk zélf kunstmatige intelligentie gebruiken - en hoe niet?

Het zijn vragen die tot voor kort misschien wat futuristisch klonken, maar waar mensen in alle lagen van de samenleving maar beter snel over in gesprek kunnen gaan met elkaar. Waar nodig kunnen overheden dat gesprek faciliteren, maar ook van burgers en maatschappelijk middenveld mag betrokkenheid worden verlangd op dit thema.

Het is belangrijk dat de EU doortastend blijft werken aan passende veiligheidsriemen voor kunstmatige intelligentie en tegelijkertijd de innovatieve industrie niet nodeloos beknot. Maar er hangt te veel van deze maatschappelijke vragen af om de antwoorden over te laten aan de EU en techbedrijven. Behalve slimme wetgeving is bovenal goed burgerschap nodig in deze AI-revolutie. Dat is iets wat computers voorlopig echt nog niet kunnen.