Altijd fijn als een thriller aanhaakt bij de actualiteit. Half januari verschenen berichten over een grote concentratie zeldzame aardmetalen, gevonden in Kiruna, een mijnstad in het noorden van Zweden. Een belangwekkende ontdekking, omdat deze scheikundige elementen een cruciale rol spelen bij de fabricage van allerlei technologische apparatuur, van nachtzichtbrillen en precisiegeleide wapens tot krachtige magneten voor windturbines en elektrische auto’s. Politici en fabrikanten reageerden verheugd; Europa is voor deze grondstoffen nu nog afhankelijk van China. Milieuactivisten toonden zich juist verontrust over de ontginning en de raffinage van de delfstoffen.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data95553746-d02422.jpg)
De Zweedse oud-journalist Bo Svernström (1964) lijkt in zijn in januari verschenen thriller Wie het eerst komt vooruit te lopen op de problematiek. De ceo van een Zweeds mijnbouwbedrijf is ontvoerd. Als de politie hem vermoord aantreft in zijn zomerhuis liggen daar ook de lijken van twee van de drie van de ontvoering verdachte klimaatextremisten. In een kast in het huis treft de politie een blinde, met bloed besmeurde vrouw. Haar verwarde getuigenis is de belangrijkste aanwijzing in de zaak.
Wie het eerst komt is het derde avontuur over hoofdinspecteur Carl Edson. De eerder verschenen delen hebben vergelijkbare curieuze titels: Wie zint op wraak en Wie zonder zonde is. Ze hebben niks van doen met de originele Zweedse titels. Svernström noemde zijn nieuwste boek Det man inte ser, ‘Dat wat je niet ziet’, een duidelijke verwijzing naar de blinde vrouw in de kast.
Zoals het hoort in Zweedse thrillers is commissaris Edson een gescheiden, enigszins getroebleerde speurder. Voorzichtig datet hij met een patholoog. Als zij probeert te achterhalen waarom Edson op moordenaars jaagt zegt hij: ‘Niemand krijgt zijn leven terug omdat we de moordenaar opgepakt hebben en ik geloof niet eens dat het bijzonder afschrikwekkend voor anderen is, maar ik geloof wel dat ouders, vrienden, kinderen [...] een soort genoegdoening krijgen.’
Svernström is de zoveelste Zweedse misdaadschrijver die uitblinkt in onderhuidse spanning en psychologische diepgang. Aan spannende plotwendingen bij hem geen gebrek en regelmatig slaagt hij er ook in te verrassen. Bijvoorbeeld als een rechercheur van Edsons team langsgaat bij een moeder wier zoon is aangeklaagd wegens verkrachting en brandstichting. Op de vraag wanneer zij haar zoon voor het laatst heeft gezien antwoordt de vrouw: ‘Dat was toen hij bij mij woonde, negen of tien jaar geleden. Luister, ik zal eerlijk tegen je zijn. Ik mag hem niet. Oké? Ik hoef niet van hem te houden omdat ik toevallig zijn moeder ben, of wel soms?’
Op weg naar het bureau vraagt de rechercheur zich af hoe een moeder zo genadeloos eerlijk kan zijn over haar zoon. En dan komt hij tot het besef dat hij waarschijnlijk anders gereageerd zou hebben als het een vader was geweest die afstand van zijn kind had genomen.