Nabestaanden van Rinke Terpstra, een van de slachtoffers van de tramaanslag in Utrecht in 2019, stellen vervoersbedrijf Qbuzz en de provincie Utrecht medeaansprakelijk voor zijn dood. Dat schrijft de Volkskrant zaterdag, precies vier jaar na de aanslag. Meerdere passagiers konden niet vluchten omdat de trambestuurder de deuren gesloten hield in het tweede tramstel.
De trambestuurder had normaal gesproken kunnen zien wat er aan de hand was, maar de monitor in de bestuurderscabine werkte niet. Ze zag daardoor niet dat Gökmen T. het vuur opende. Trambestuurders moeten aangeven wanneer er een defect is in het voertuig, maar de bestuurder op het moment van de aanslag en haar voorganger lieten dit na. De deuren bleven daarnaast gesloten omdat iemand aan de noodrem had getrokken. De bestuurder liet de deuren dicht conform het ‘noodremprotocol’.
Qbuzz is aansprakelijk voor het uitvoeren van veiligheidscontroles voor vertrek en voor het ‘onmiddellijk’ melden van defecten aan de onderhouder. De provincie Utrecht moet als verhuurder van de trams zorgen voor het onderhoud en herstel. Het vervoersbedrijf en de provincie wilden beide niet reageren op berichtgeving van De Volkskrant.
Levenslang
Op de camerabeelden is te zien dat Terpstra samen met een medepassagier een raam uit de tramdeur trapte en vervolgens vijf passagiers liet voorgaan. Toen hij zelf niet snel genoeg kon wegkomen, schoot T. hem in zijn rug. Uiteindelijk overleden vier personen door de aanslag. Gökmen T. kreeg in 2020 levenslang.
Net als in eerdere jaren herdenken Utrechters ook zaterdag de tramaanslag. Bij een herdenking zaterdagochtend waren nabestaanden, hulpverleners en getuigen aanwezig, evenals minister Dilan Yesilgöz (Justitie en Veiligheid, VVD), schrijft RTV Utrecht. Ook voetbalclub FC Utrecht staat vanmiddag stil bij de aanslag. In de thuiswedstrijd tegen Go Ahead Eagles is er een minuut stilte voor de slachtoffers en een staande ovatie voor de hulpverleners van 18 maart 2019. Burgemeester Sharon Dijksma (PvdA) noemt de aanslag voor altijd „een wond die in onze stad diep wordt gevoeld”.