Nee, NRC reageerde niet erg alert. Daags nadat Assen op Tweede Kerstdag 1986 was opgeschrikt door een aardbeving, maakten het Algemeen Dagblad en De Telegraaf daar op de voorpagina kort melding van. De Volkskrant besteedde er een ironiserend artikeltje aan in de lichtnieuwsrubriek Dag In Dag Uit waarin de „vette letters” in de kop van de Drentse en Asser Courant werden aangehaald. Het Vrije Volk, inmiddels verdwenen, legde als enige landelijk dagblad meteen een verband tussen de beving en de gaswinning. Voor NRC Handelsblad was bevend Assen te ver van het Rotterdamse bed: de krant schreef er niets over.
Ik belandde tussen de oude kranten door een brief van lezer Julius van Dam. In het licht van de ‘ereschuld’ die de parlementaire enquêtecommissie naar de gaswinning Nederland toedichtte, vroeg hij zich af hoe het dan zat met de landelijke pers? Preciezer: met NRC? Heeft de krant het leed van de Groningers (en Drenten) onderbelicht gelaten? Het was hem opgevallen dat in de verslaggeving rondom het rapport er vooral aandacht was uitgegaan naar de politieke gevolgen ervan; niet naar verhalen van de gedupeerden. Nu hadden die eerder wel degelijk in de krant gestaan, getuige het twitterdraadje met acht artikelen dat redacteur (en oud-correspondent in Noord-Nederland) Wubby Luyendijk twee weken geleden online zette. NRC deed de laatste jaren royaal verslag uit het gaswinningsgebied en onthulde de record-gaswinning in 2013 na de beving bij Huizinge.
De vraag naar de langere termijn is zeker zo interessant. De enquêtecommissie liet een ‘discoursanalyse’ maken over hoe er tussen 1959 en 2022 over de gaswinning werd gesproken – blader naar pagina 1.807 tot en met 1.858 van het rapport. Daarin staat hoe het gesprek over ‘Groningen’ verschoof van de economie naar veiligheid en wantrouwen. Hoe past de verslaggeving van NRC in dat beeld? Voor de NRC-lezer begon het niet met een redactioneel artikel maar – geheel volgens het adagium dat de lezers meer weten dan de redactie – met een ingezonden brief. In het katern Wetenschap & Onderwijs van 22 januari 1987 schreef drs. M. van [der] Sluis dat hij door het houden van „een telefonische en mondelinge enquête” in Assen een „stippenkaart” had kunnen maken waarmee hij het epicentrum van de beving had bepaald. Daaruit bleek dat de beving samenhing met het leeghalen van het gasveld onder Slochteren, maar ook dat „niet uitgesloten [is] dat we binnen 5 tot 10 jaar nog een flinke knapper krijgen.” Zijn stippenkaart werd afgedrukt.
Verder stelde Van der Sluis dat er in 1976 al een aardbeving in Assen was geweest: „Water ging in aquaria klotsen, honden raakten overstuur, theekopjes rammelden in de kast en ramen rammelden in de sponningen”. Het KNMI reageerde met een eigen ingezonden brief over de „onduidelijkheden en merkwaardige conclusies” van Van der Sluis. Van een aardbeving in 1976 was geen sprake geweest. Het woord ‘gas’ kwam in de KNMI-brief niet voor.
Krant relativeerde mee
De ‘flinke knapper’ van Van der Sluis kwam – en wel meer dan één. NRC Handelsblad meldde de ‘lichte bevingen’ meestal wel, soms met verwijzing naar de gaswinnning en de verzekering van het KNMI dat er over de oorzaak geen zekerheid was. De krant relativeerde mee met de instanties. Vanaf 1997 verbond NRC in de meeste artikelen gas en bevingen expliciet met elkaar. Opmerkelijk: correspondent Karin de Mik leverde op 8 februari 1993 een interview met Van der Sluis in, maar afgaande op het archief is dat nooit afgedrukt.
Het leven op trillend land was niet de dominante invalshoek in de landelijke krant. Verslaggevers vroegen mensen eerder naar wat ze hadden gezien of gehoord, dan naar wat ze daarbij hadden gevoeld. In mei 2004 verscheen het uitgebreidste artikel over de aardbevingsschade tot dan toe. Er hoorde een berichtje op de voorpagina bij, dat 19 jaar later surreëel aandoet: „Veel claims tegen de NAM onterecht”. Het artikel stond uitgebreid stil bij de schade aan een monumentale boerderij bij Kantens. Een ingenieur die veel zaken voor de NAM beoordeelde stelde dat tachtig procent van de claims ongegrond was, maar dat men coulant was en een goede buur wilde zijn. Hij opperde dat ‘zwelklei’ een grotere oorzaak van schade was dan de aardbevingen. Over zwelklei is daarna niet veel meer vernomen.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88311424-fbd9d8.jpg|https://images.nrc.nl/EEjw6Pljr1RpM0Lou9JrjCRalbw=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88311424-fbd9d8.jpg|https://images.nrc.nl/tVMoegS0865m9OEH-pYmljcBolo=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88311424-fbd9d8.jpg)
Vijf jaar later kopte NRC: Feest. 50 jaar boven onze stand geleefd. In een drieluik werd een halve eeuw gaswinning geduid, met vooral aandacht voor de besteding van het batig saldo (dat was ‘verjubeld’, oordeelde de krant streng). In het laatste deel van het derde artikel werd kort stilgestaan bij de aardbevingen. Hier was een krant aan het werk met een traditionele hang naar zakelijkheid, waarin de mechanismen (politiek of geologisch) nogal eens vóór de mensenverhalen gingen.
Enkele jaren later veranderde de invalshoek van de krant sterk. Terwijl ‘Groningen’ een landelijk thema werd, voltrok zich in die jaren bij NRC een gevoelsrevolutie onder leiding van hoofdredacteur Peter Vandermeersch, die meende dat de krant niet alleen op het hoofd, maar ook op de buik van de lezer moest mikken.
Ook hoofdrekenend was een verschil te zien, parallel aan het toegenomen politieke gewicht: 90 procent van de NRC-publicaties over de gaswinning in Groningen is van de laatste 10 jaar. Op 29 januari 2013 wijdde de krant voor het eerst een hoofdredactioneel commentaar aan de gaswinning. Die moest omlaag: „De Groningers mogen van politieke bestuurders verwachten dat die hun veiligheid prioriteit geven.” Dat deed de krant toen ook in de berichtgeving. De afgelopen tien jaar stond NRC meer tussen de Groningers dan daarvoor. Als er een journalistieke ereschuld was, dan is die ingelost, maar het heeft even geduurd.
Arjen Fortuin
Reacties: ombudsman@nrc.nl