Loopt de landmacht voor de troepen uit? Of holt de politiek erachter aan? Terwijl volgens Defensieminister Kajsa Ollongren (D66) nog „wordt onderzocht” of ook de laatste Nederlandse gevechtsbrigade moet worden geïntegreerd in de Duitse landmacht, heeft de baas van de Nederlandse landmacht er al zijn handtekening onder gezet. Aldus vormen sinds 30 november de grote gevechtseenheden van de Nederlandse en de Duitse landmacht de facto één strijdmacht van in totaal 50.000 militairen. Een mijlpaal die de landmachtbazen van beide landen op 1 april graag met militair ceremonieel willen markeren. De vraag is: komt Ollongren hen dan feliciteren?
Politiek Den Haag laat zich niet opjagen. Volgens het ministerie is er geen sprake van een definitief besluit. Kamerfracties laten weten dat zij niet verrast zijn maar wel vragen hebben waarop zij antwoord willen in een „grondig debat”. Gaan we straks ook samen tanks aankopen? Wie neemt de cruciale beslissingen over inzet van deze bi-nationale strijdmacht? Hoeveel soevereiniteit blijft er over voor Nederland om de eigen troepen in te zetten voor zelfgekozen missies?
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data96304653-6a4247.jpg)
Dat er voordelen zitten aan deze vergaande defensiesamenwerking, die nog net geen fusie mag heten, is evident. Sinds het einde van de Koude Oorlog heerste de gedachte dat de krijgsmacht zich moest richten op missies in verre landen met een laag geweldsniveau, zoals de missie in Uruzgan. Defensiebudgetten gingen omlaag, dienstplichtigen werden niet meer opgeroepen, kortom: de krijgsmacht versplinterde.
De oorlog in Oekraïne heeft echter laten zien dat NAVO-landen nog steeds voorbereid moeten zijn op een conventionele oorlog met zware wapens. Mocht het bondgenootschap rechtstreeks betrokken raken in het conflict, door een Russische aanval op een van de lidstaten, dan zijn er gezamenlijke troepen nodig om het NAVO-grondgebied te verdedigen. Een harde realiteit die de landmachttop dwingt om versneld oplossingen te zoeken voor gaten die zijn gevallen door bezuinigingen en personeelstekort.
Tijdens de Koude Oorlog telde de Nederlandse landmacht nog drie divisies (grote militaire eenheden van zo’n 10.000 tot 20.000 militairen). In 2005 werd bij een bezuinigingsoperatie de laatste divisie opgeheven en bleven er drie losse brigades over, zelfstandige gevechtseenheden van samen zo’n 8.000 militairen. Door deze onder te brengen bij de onderbezette Duitse landmacht ontstaat weer een troepenmacht met serieuze slagkracht. Deze Tiefintegration is een unicum in Europa en kan een voorbeeld zijn voor defensiesamenwerking tussen andere NAVO-lidstaten. Er valt veel te leren van elkaar. Zo kunnen Nederlandse militairen eindelijk weer oefenen met het bedienen van tanks, waarover de landmacht zelf niet meer beschikt.
Twee Nederlandse landmachtbrigades waren in het afgelopen decennium al geïntegreerd in een Duitse divisie. Dat nu ook de 13de Lichte Brigade uit Oirschot onder Duits bevel komt, is een logisch sluitstuk. Wie gaat kijken op de Kromhoutkazerne in Utrecht komt daar al Duitse stafofficieren tegen. Andersom zijn er Nederlanders gestationeerd op het Duitse hoofdkwartier. Deze laatste stap in de integratie lijkt dus niet eens zo groot, maar eerder van symbolische waarde.
Toch is het goed de grenzen van de samenwerking af te bakenen. De politiek heeft daarin het primaat. Het is terecht dat de Kamer snel meer helderheid wil. Hoofdvraag is: hoeveel zeggenschap houdt Nederland over zijn eigen landmacht? Pas als daarop antwoord is, kunnen op de kazernes in Utrecht en Berlijn de saluutschoten klinken.