In Laat een boodschap achter in het zand (2018), Bibi Dumon Taks unieke bundel non-fictiepoëzie voor kinderen over de orde der evenhoevigen, staat één gedicht in de vorm van een spreekbeurt. Niet door een kind gehouden, maar door een tapir. Gevoelvol dicht hij, als enige in het boek met drie tenen, over zijn verlangen een evenhoevige te zijn.
Een spreekbeurt door het ene dier over het andere: het is een ingenieus idee. In haar nieuwste boek Vandaag houd ik mijn spreekbeurt over de anaconda is de veelgeprezen kinder-non-fictieschrijver er niet toevallig opnieuw mee aan de slag gegaan. Ditmaal geen gedichten, maar een twintigtal originele en onderhoudende ‘spreekbeurten’ die daadwerkelijk klinken alsof kinderen ze vertellen, met een schoolklas vol verschillende dieren als rumoerig, interactief decor.
Mol over langpootmug
Wat je je daarbij moet voorstellen? Nou, denk aan een mol die zijn spreekbeurt over de langpootmug houdt, een zebra die over ‘puur zwart-witte dieren’ vertelt en witte neushoorn die gefascineerd is door de schoenbekooievaar. Alle dieren hebben een verrassende, gegronde reden voor hun onderwerpskeuze. Leuk en goed gevonden is bijvoorbeeld de afweging van de kerkuil. Eerst dacht hij logischerwijze aan ‘kerkachtige dieren’ zoals ‘de Jezus Christushagedis, het lieveheersbeestje, de kruisspin of toch de bidsprinkhaan’. Maar bij nader inzien vond hij dat te gemakkelijk en gooit hij met de Tasmaanse duivel zijn spreekbeurt over een heel andere boeg. Geestig is ook de motivatie van de vos die puur en alleen over de gans wil vertellen omdat de vogel hem zo buitengewoon goed smaakt, waarna een moorddadig exposé volgt over hoe je het beest te grazen moet nemen.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/09/data36219286-74e8e6.jpg)
Dumon Tak voert de spreekbeurtenvorm overtuigend consequent door: bijna ieder hoofdstuk begint met de klassieke spreekbeurtintroductie ‘hallo, ik ben de…’, gevolgd door: ‘vandaag houd ik mijn spreekbeurt over…’. Aan het einde is ruimte voor vragen uit de klas. Annemarie van Haeringen portretteerde ieder besproken dier: de paginagrote, expressieve dierenkoppen tegen de wisselende eenkleurige achtergronden maken een fraaie eenheid van het boek.
Uitgesproken dierenstem
Soms dreigen de beknopte verhandelingen wat opsommerig van toon te worden. Maar wie het boek af en toe terzijde legt, zal dit nauwelijks opmerken. Vooral niet omdat Dumon Tak alle dieren treffend een herkenbare, uitgesproken stem heeft gegeven die passen bij hun dierlijke karakter(eigenschappen) wat de teksten levendig en voldoende onderscheidend maakt. Zo struikelt de zenuwachtige heremietkreeft, die letterlijk en figuurlijk liever in zijn schelp kruipt, over zijn woorden. Terwijl de brutale vos te pas en onpas iedereen interrumpeert, en de bedachtzame kerkuil zich als tactvolle klassenleider ontpopt.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/09/data35736491-549e4a.jpg)
Ondertussen kom je zowel over de vertellers als hun onderwerpen ontzettend veel te weten, variërend van de halsbandparkiet en waarom die anders dan de merel een ordinaire schreeuwlelijk is, tot de kolibrie die in tegenstelling tot de helmkasuaris ontelbaar veel familieleden heeft. Daarnaast is nog een hoop extra informatie verpakt in de vaak hilarische dialogen, die ontstaan tijdens het vragenrondje van de dieren. Ongemerkt speelt Dumon Tak daarbij soms subtiel met de grens tussen feit en fictie. Zo gelooft niemand de verhandeling van de brulaap over de eenhoorn. ‘Jouw spreekbeurt is fake news’, schalt het door de klas. Waarop de brulaap veelzeggend terugkaatst: ‘Maar het was wel een mooi verhaal’, en: ‘jullie luisterden omdat het eindelijk een keer geen saaie spreekbeurt was’.
Met die opmerking doet Dumon Tak zichzelf natuurlijk te kort: voor de kwalificatie ‘saai’ schrijft ze te goed. Met haar uitgekiende taalgebruik en beeldspraak voegt ze ontegenzeggelijk een dimensie aan de werkelijkheid toe. Het mooist is misschien wel het verhaal van de sneeuwluipaard die eenzaam en onwetend genoodzaakt is over zichzelf te vertellen omdat niemand hem ziet staan. ‘Maar we zijn er wel’, zegt hij. ‘Onzichtbaar als de sneeuw, onhoorbaar als de nacht, reukloos als het water.’ Dat is poëzie. Dat ontroert. En dat is heel knap.