In 1973 hadden twee kopstukken van het Amerikaanse conservatisme een ontmoeting. Paul Weyrich had net de conservatieve denktank The Heritage Foundation opgericht. Zakenman Richard Viguerie schreef het boek New Right: We’re Ready to Lead. Ze griezelden van de sociale veranderingen van de jaren zestig en zelfs president Nixon was hun te links. Ze wilden een beweging waarvoor het motto van generaal Douglas MacArthur zou gelden: „Er is geen alternatief voor een overwinning.” Nieuw-rechts was de aanduiding voor wat hun voor ogen stond. „Nieuw-rechts wil niet behouden, we willen verandering”, legde Weyrich aan Viguerie uit. „Wij zijn de krachten van verandering.”
Vijftig jaar later brengen de politieke erfgenamen van Weyrich en Viguerie het motto van MacArthur in de praktijk in het Huis van Afgevaardigden. Een handjevol ultraconservatieve parlementariërs legde deze week liever de complete Amerikaanse politiek lam dan een compromis te accepteren als alternatief voor een overwinning. Dagenlang vernederden ze de Republikeinse leider Kevin McCarthy, voor het oog van de camera’s. Vijftien stemrondes waren nodig voor McCarthys uitverkiezing tot voorzitter van het Huis, omdat zij er veertien wisten te blokkeren. In de nacht van vrijdag op zaterdag lukte het McCarthy pas om voldoende steun te vergaren.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2023/01/us-vote-for-speaker-of-the-house-stretches-into-fourth-day51645600.jpg)
De dissidenten stelden telkens nieuwe tegenkandidaten voor, tot aan ex-president Trump toe, waarmee ze wilden laten zien: iedereen liever dan McCarthy. Ze noemden verschillende redenen om tegen hem te stemmen, maar de kern is dat ze hem een establishment-figuur vinden die tot het versleten meubilair van het Huis behoort. En ze willen niet behouden, ze willen verandering. Desnoods verandering via de tactiek van de verschroeide aarde. De politieke columnist Dana Milbank noemde afgelopen jaar zijn boek The Destructionists naar hen, de vernietigers.
Republikeins falen
„Het geworstel om een Speaker of the House te kiezen is het nieuwste hoofdstuk in een langlopend verhaal over Republikeins falen in het Huis van Afgevaardigden”, mailt Matthew Continetti. De journalist werkt bij de conservatieve denktank American Enterprise Institute en publiceerde in 2022 The Right, over de strijd van conservatieven in de VS. „Zonder een sterke leider – doorgaans een president – met een concrete agenda gaan Republikeinse meerderheden meestal ten onder aan interne strijd.”
‘Nieuw-rechts’ is al decennia een woeste zijstroom van de Republikeinse Partij: kleiner, maar luidruchtiger dan de mainstream. Ze nam in de loop der tijden verschillende gedaanten aan – de Moral Majority in de jaren zeventig, de Tea Party rond 2010, trumpisme vanaf 2016 – maar in de bedding ligt altijd wantrouwen tegen de centrale overheid naast christenfundamentalisme en een daarmee gepaard idee over de rol van witte Amerikanen dat soms naadloos overgaat in racisme. In hun rangen duiken telkens weer antisemieten op.
De conservatieve commentator Dinesh D’Souza schreef in The End of Racism (1996): „Als Amerika als natie aan zwarte burgers een collectieve schadevergoeding verschuldigd is wegens de slavernij, wat zijn de zwarten dan aan Amerika verschuldigd voor de afschaffing daarvan?”
Ultraconservatieven hebben nooit meer de macht in de partij weten te veroveren na de smadelijk verloren presidentscampagne van de oervader van de beweging, Barry Goldwater in 1964. Tijdens de Republikeinse conventie dat jaar zei hij: „Ik wil u erop wijzen dat extremisme ter verdediging van de vrijheid geen ondeugd is. En gematigdheid in het nastreven van rechtvaardigheid is geen deugd.”
Vanuit die denktrant trokken de ultraconservatieven, hoe klein hun aantal ook was, de partij gestaag naar rechts. Hun buitenproportionele invloed komt van het vermogen een harde kern van kiezers op te zwepen. Zo verslaan ze bij voorverkiezingen vaak gematigde partijgenoten, om bij de algemene verkiezingen te verliezen van gematigde Democraten. Dat is precies wat er in verkiezingsjaar 2022 gebeurde.
Een concrete politieke agenda hebben ze niet, zoals Continetti al zei. Hun strijdpunten liggen vooral op het culturele vlak. Voor de verkiezingen van november schreef senator Rick Scott op verzoek van het partijbureau een program van twaalf punten. Punt één: „Onze kinderen zullen de eed van trouw opzeggen, de vlag groeten, leren dat Amerika een geweldig land is en de school kiezen die het best bij hen past.”
Scott voert in de Senaat campagne tegen de gematigde Republikeinse leider Mitch McConnell omdat de partij anders niet meer dan een „verkeersdrempel op de weg naar woke socialisme” zou zijn. In hun ijver de erfgenamen van de linkse revolutie van de jaren zestig te bestrijden, bevechten de conservatieven vooral hun partijgenoten om het voorrecht die cultuuroorlog te mogen leiden.
Godsoordeel
Twee jaar geleden bestormde een meute op aanvuring van toenmalig president Trump („fight like hell”) en zijn advocaten („Wij moeten een godsoordeel uitvechten”) het Capitool om het presidentschap van Joe Biden te verhinderen. Ze droegen kruisen en borden met ‘Jezus is koning’ mee. Hun politieke drijfveren waren ongesorteerd, eerder populistisch dan conservatief. Hun woede dreef hen sterker voort dan conservatieve dogma’s over belastingverlaging of een kleine overheid. Hun belangrijkste vaandel was niet de Amerikaanse stars-and-stripes maar een dundoek met daarop ‘Fuck your feelings’, gericht tegen de overgevoelige elite.
De twintig dissidenten in de Republikeinse fractie die de speaker-verkiezing saboteerden, zijn de politieke geestverwanten van die meute. Als politici hebben ze weinig betekenis, maar ze voelen zich de spreekbuis van de harde kiezerskern – the base noemen ze die, alsof het één levend wezen is. Ze zijn ervan overtuigd dat de bleke en principeloze Kevin McCarthy – hij wist niet hoe gauw hij moest terugkrabbelen nadat hij in eerste instantie Trump de schuld had gegeven van de aanval op het Capitool – niet de juiste persoon is om hen aan te voeren in die cultuurstrijd.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2023/01/data95065947-6db9b2.jpg)
Ook nu het grootste deel zijn oppositie tegen McCarthy op heeft gegeven, hebben de dissidenten hun machtsbasis in de partij versterkt. Om hen over te halen op hem te stemmen, moest McCarthy hun posities in belangrijke commissies beloven. Zo heeft hij zijn eigen tegenstanders bewapend, die dan onder zijn ogen de landelijke politiek kunnen reduceren tot een bolwerk van waaruit ze doen wat Robert Bork, een aartsconservatieve rechter, in 1996 dicteerde: „Wij moeten niets minder willen dan de verloren gevechten van de jaren zestig opnieuw uitvechten.”
Correctie (7 januari 2023): In een eerdere versie van dit artikel stond dat Robert Bork rechter aan het Hooggerechtshof was, maar dat was hij niet. Hij was een gewone rechter. Dat is hierboven aangepast.