Het is druk in de apotheek, snel mijn hoestdrank halen zit er helaas niet in, dus vraag ik aan de wachtenden wie de laatste is. Een man heft zijn hand en ik kom bij hem staan. Met een blik op de altvioolkoffer op mijn rug zegt hij verwachtingsvol: „Ik ben ook muzikant.” En zonder mijn reactie af te wachten praat hij verder: „Muziek is het allerbeste medicijn, zonder zou ik heel erg ziek worden zonder.” Hij is ontzet als ik daar verbaasd op reageer: „Dat moet u toch weten! Thuis siert dit adagium zelfs mijn klavecimbel: Musica animae levamen en ik geloof er heilig in.” Ik onderdruk mijn vraag waarom hij toch hier in de rij staat en glimlach naar hem.
Een paar dagen later heb ik verhoging en voel me iets minder, maar ik wil toch blijven werken. Mijn lievelingsstuk Concert voor orkest van Bartók ligt opengeslagen op de lessenaar en ik denk meteen aan de Latijnse spreuk van de man in de apotheek. Vol vertrouwen in de genezende muziekkrachten stort ik me op het eerste deel. Mijn strijkstok beweegt tremolo op de snaren maar vertoont ineens groteske trekken en mijn pianissimo loopjes die volgen, bibberen. Ik dwing mezelf bij de muziek te blijven en reduceer mijn gedachten tot de strijkklanken. Het opkomende gebonk in mijn hoofd parodieert echter het ritme van het tweede deel en de rillingen dansen tijdens het Giuoco delle coppie in paren langs mijn rug. Waar blijft de genezende kracht, vraag ik me af en klamp me met ijskoude vingers aan Bartóks ultieme werk vast. In de pauze neem ik verontrust het zweet op mijn altviooltoets waar als mijn lessenaarmaatje vraagt of het goed met me gaat. Haar vraag bezorgt me onverwacht een buikkramp, ik druk mijn altviool in haar handen en ren van het podium.
Ik heb het geprobeerd maar muziek kon mijn verkoudheid toch niet tot bedaren brengen. Op dezelfde vrijdagavond dat mijn orkest met het concert bezig is, krijg ik een kort bezoek van mijn stiefzoon. Hij wil me niet vermoeien maar vraagt lief en bezorgd naar mijn welbevinden. Tot zijn spijt heeft hij geen bloemen voor me, zegt hij, maar wel een boek, hopelijk helpt dat me deze dagen door te komen. Dan staat hij op, ik mag zijn presentje pas uitpakken als hij weg is. Terug in bed scheur ik het cadeaupapier van het boek en lees de titel: De muzikale huisapotheek, Melodieuze recepten voor lichaam, ziel en geest. Stilletjes blader ik door de klankvolle recepten, de imaginaire muziek gonst door mijn zere hoofd en sust me alsnog in een genezende slaap.