Opinie

Ongewenste verontschuldigingen

Christiaan Weijts

Komen er maandag excuses voor het slavernijverleden? Volgens zes Surinaamse stichtingen zou dat „een onrechtmatige overheidsdaad” zijn, en „een forse inbreuk op de persoonlijke levenssfeer”. Bij een kort geding in de Haagse rechtbank eisten ze donderdag daarom dat de veronderstelde excuusdatum verplaatst wordt naar 1 juli.

Toch jammer dat de rechter hier niet in meeging. Dan hadden we een van de meest hallucinante vonnissen uit de rechtshistorie kunnen noteren. Iets in de trant van: „Voor excuses aangeboden op iedere andere datum dan 1 juli 2023 veroordeel ik de staat tot een dwangsom ter hoogte van 50.000 euro per geuite spijtbetuiging.”

Vervolgens zouden Rutte en de Koning hartje zomer braaf op de voorgeschreven plaats en tijd komen opdraven, om met grafstem de welgemeende verklaring op te dreunen waarvan iedere zin eerst door honderden veiligheidspoortjes was geschoven.

Iedereen tevreden? Natuurlijk niet. Dat geheimzinnige ‘betekenisvolle moment’ zou dan evenveel betekenis hebben als het declameren van de filemeldingen.

Oprechtheid is niet juridisch afdwingbaar. Elke gerechtelijk verordonneerde spijtbetuiging heeft de geloofwaardigheid van een grafschrift.

De klagers wilden geen excuses, maar een contract. Zeggenschap over wie, wat, wanneer en waar. Geheel in lijn met de tijdgeest, waarin strikt afgebakende formuleringen zwaarder wegen dan intenties. Niet blank maar wit, niet slaaf maar tot slaaf gemaakt, niet 19 december maar 1 juli.

Maar precaire menselijke verhouding moeten het juist hebben van wat niet in protocollen past: oprechtheid, eer, compassie, spijt...

Excuses beginnen hetzelfde lot te ondergaan als affectie. Daar brand je ook maar liever je vingers niet aan zonder wederzijdse instemming, aangevinkt in drievoud. Tekenend voor onze tijd van wantrouwen en achterdocht. Na de ongewenste intimiteiten krijgen we de ongewenste verontschuldigingen.

Het juridiseren van onderlinge spanningen lost weinig op. De eisers moeten vooraf geweten hebben hoe kansloos ze waren en hun chaotische betoog maakte het er niet bepaald sterker op. De advocaat vergeleek de overheid met een vrouw die ooit een ongevraagde rouwadvertentie had geplaatst voor een politieagent die zij stalkte. En: „Het lijkt alsof de regering niets geleerd heeft van de slavernij.”

Niet verwonderlijk dat de rechter dezelfde middag al uitspraak kon doen: „Het gaat hier om een ethische kwestie. Het uiting geven aan iets waaraan de staat zich moreel verplicht acht.” Kortom, elke rechtelijke dimensie ontbrak. Ook dat maakte dit kort geding exemplarisch. Het past in een trend die we nog kennen van Willem Engel, die met zijn Viruswaarheid een premium-abonnement leek te hebben op de kortgedingzaal. Blijkbaar kan onze zwaar overbelaste rechtbank niet anders dan machteloos toestaan om te worden misbruikt als protestarena. Blijkbaar kan de rechter niet zeggen: hier lenen wij ons niet langer voor, sorry.

Christiaan Weijts schrijft elke vrijdag op deze plek een column.