Raymi Sambo.

Foto Annabel Oosteweeghel

Interview

Acteur Raymi Sambo: wij zijn de o ja’s geworden. O ja, we moeten nog aan inclusiviteit doen. O ja, is er nog een rolletje over?

Raymi Sambo | acteur Raymi Sambo kwam in het nieuws nadat hij een vrouw had geslagen. Hij heeft spijt, maar is ook kwaad. Waarom werd hij gecanceld? Waarom krijgen zwarte acteurs bijrollen? En hoezo, 19 december?

Hoe het met hem gaat? „Nou, naar omstandigheden goed”, antwoordt Raymi Sambo, terwijl hij aan de cafétafel in de Amsterdamse wijk IJburg gaat zitten. „Je kent die omstandigheden toch wel, neem ik aan?” Hij vraagt het met een ongelovige lach op zijn gezicht.

In alle gossiprubrieken is het tenslotte breed uitgemeten: in de oudejaarsnacht van 2020 kreeg hij ruzie met een vrouw, op de stoep van een horecagelegenheid in Amsterdam. Hij sloeg haar in haar gezicht, waarbij ze haar neus brak en een hersenschudding opliep. De rechter veroordeelde hem afgelopen oktober in hoger beroep tot een boete en een taakstraf van honderd uur.

Hij had zich eigenlijk voorgenomen om er in het interview niets over te zeggen, maar zijn daad en de gevolgen hebben de afgelopen tweeënhalf jaar nu eenmaal asgrauw gekleurd. Hij had nog geluk dat het midden in de corona-tijd was. „Dan voel je minder dat je gecanceld bent. Want andere collega’s hadden ook geen werk. Als je zoiets meemaakt kom je erachter dat je als zwarte man een achterstand hebt. Ik heb jarenlang gevochten tegen institutioneel racisme, nu belandde ik er zelf in.”

Waar zat dat racisme dan precies in?

„We hebben uitgezocht wat witte recidivisten met ergere daden voor straf kregen. Dat was in alle gevallen lager dan bij mij. Rechters horen bepaalde regels te volgen, met een vastgestelde strafmaat. Maar bij gekleurde mensen lijken ze die te omzeilen. Uit onderzoek van de Raad voor de Rechtspraak uit 2015 van 110.000 zaken blijkt dat allochtone verdachten vaak zwaarder worden gestraft. Dat zijn de feiten. Er zijn witte collega’s die iets dergelijks zelfs meerdere keren hebben meegemaakt. ‘Ach, hij heeft nu eenmaal losse handjes,’ wordt er dan over zo iemand gezegd. Bij mij werd het heel anders geframed.”

Hij is een jaar in therapie geweest voordat hij weer normaal over straat durfde. „Ik ben echt van het padje geweest. Ik kreeg doodsbedreigingen. Niet alleen voor mezelf maar ook voor mijn familie en mijn zoontje, dat toen net twee jaar was. De angst dat ik mijn eigen kind niet kon beschermen vrat aan me.” Het voelde alsof hij herstellen moest van een lang ziekbed. „Je raakt jezelf totaal kwijt. Dit past namelijk helemaal niet bij mij. Ik moest onderzoeken: hoe heeft dit in godsnaam kunnen gebeuren? Voor mij is de les dat ik niet die ene domme daad ben.”

Stapje voor stapje keerde hij weer terug in de openbaarheid. Hij ging spelen in All Stars en Zonen, de serie waarbij hij ook in eerdere versies een hoofdrol speelde. „Het fijne was dat ze me daar kenden. Daar voelde ik me veilig.”

Terwijl Sambo (51) daarvoor juist zo succesvol aan de weg timmerde. In 2019 ontving hij nog de Black Achievement Award in de categorie Kunst en Cultuur. Een vriend bood toen nog aan om een heel korte dank-speech voor hem te schrijven, met alleen maar de woorden: „En terecht!”

Dat kon toch allemaal niet zomaar uitgewist zijn? Er zat maar één ding op: hij moest vooruit, weer mooie dingen maken. De afgelopen maanden trok hij langs de theaters met Ik zeg toch sorry, een indringend theaterstuk over het slavernijverleden dat hij voor zijn ensemble Raymi Sambo Maakt samen met Theatergroep Aluin maakte en mee-regisseerde. Een cast van drie witte en drie zwarte spelers laat daarin zien dat het slavernijverleden nog lang geen verleden tijd is. „Dat levert spannende, schurende confrontaties op, soms bitter, soms geestig”, schreef NRC over de voorstelling.

Het publiek reageerde in elke zaal anders, merkte Sambo. „Maar de respons was altijd intens. De gesprekken na afloop in de foyer waren fascinerend. Daar gingen bezoekers in gesprek over hun eigen ervaringen. Witte mensen voelden zich dan soms heel ongemakkelijk. In Almere speelden we voor een zaal met een voornamelijk zwart publiek dat niet gewend was om naar het theater te gaan. Die mensen gingen er zo totaal in op, dat de witte acteurs echt werden beschouwd als de vijand. Dat is de kracht van het onderwerp en tegelijk de magie van theater.”

Is het belangrijk dat er excuses voor het slavernijverleden komen?

„Absoluut.”

Aan wie moeten die excuses precies worden gemaakt? De direct betrokkenen zijn er niet meer.

„Dat klopt niet. Er zit een betrokkene vóór je. We hebben het over doorwerking, generaties lang. Ongelijkheid op heel veel vlakken. Als je eenmaal ziet hoe zoiets doorwerkt, dan snap je dat excuses zeer op hun plaats zijn.”

Wat vindt u van het voornemen van het kabinet om die excuses te maken op 19 december?

„Ik zat in een werkgroep die door staatssecretaris Van Huffelen gepolst is over excuses. Vervolgens kregen we vanuit het niets deze datum te horen. Die 19 december blijkt alles te maken te hebben met de agenda van het kabinet, maar sluit verder nergens bij aan. Kies dan voor Keti Koti, op 1 juli. Bovendien weten we niet precies wat er gezegd gaat worden. Dat is ontzettend scheef. Het kabinet moet in dit geval nederig zijn; ze moeten ons niet naar hun hand willen zetten. Zo werkt het niet.”

Hij zag die doorwerking van de slavernij ook bij zijn eigen moeder. „Ze was een heel leuke, sprankelende en sterke vrouw. Maar als er vroeger witte gasten over de vloer waren ging ze automatisch heel onderdanig doen. ‘Wilt u misschien nog iets hebben?’ ‘Kan ik nog iets voor u betekenen?’ Ik werd helemaal gék als ik dat zag. Terwijl ze het zelf helemaal niet doorhad. Dat is een rechtstreeks overblijfsel van vroeger.

Je ziet als je naar de voormalige Antillen gaat nog steeds hoe weinig respectvol Nederlanders met de eilandbewoners omgaan. Ze gaan daar wonen en roepen vervolgens: goh, ze spreken niet eens Nederlands. Dat zit er zo diep in. Als je mensen daar een hand geeft zijn ze geneigd om je niet aan te kijken. Een Nederlander denkt dan direct: hé joh, kijk me áán!”

Zit dat gedrag ook in u?

Hij begint te lachen. Dan ken ik hém nog niet. „Op Curaçao had je de vrijheidsstrijder Tula die in 1795 de slavenopstand leidde. Ik ben meer een Tula. Mijn verzet zit erin dat ik er een voorstelling over maak. Ik buig niet voor het systeem. Mijn zus op Curaçao zegt: ach jij altijd met je Tula, met je slavernij. Zij wil zich daar niet mee identificeren. Mijn familie vereenzelvigt zich überhaupt niet met de tot slaaf gemaakten. Hoezo Afrika? Wat nou diaspora? Wij komen van Curaçao! De voorgeschiedenis is kennelijk te pijnlijk. Ze vinden mij een activist die is blijven hangen in ‘toen’. Maar ‘toen’ gaat over ‘nu’.”

Zijn vader werkte bij Shell, zijn moeder zorgde voor de zeven kinderen in het gezin. Het was een onrustige jeugd, zegt hij. „De moeder van mijn vader stookte enorm in hun huwelijk. Mijn vader was veel lichter van kleur dan mijn moeder. Daarom vond mijn oma mijn moeder te min voor mijn vader. Ook daarin zit natuurlijk discriminatie, tussen gekleurde mensen onderling. Een erfenis van slavernij.”

Hij was geen makkelijke jongen vroeger, in het gezin. Maar hij stond voor zijn zaak, van kleins af aan. „Op de Antillen was het normaal dat je als kind een tik kreeg. Toen ik vijf was zei ik tegen mijn moeder: sla me niet, ik ben van mezelf.”

Op zijn twaalfde ging hij naar Nederland, om bij zijn oudere zus te gaan wonen. Op zijn zestiende ging hij helemaal op zichzelf wonen. Maar zijn moeder is hij altijd blijven opzoeken. Ze moest wel aan het idee wennen dat haar zoon op mannen valt. „Ze heeft het nog wel even geprobeerd: val je echt niet op vrouwen? Inmiddels is ze te dement om nog een gesprek mee te voeren. Ze heeft nog wel tegen me gezegd: je moet niet altijd alleen blijven, Raymi. Omdat ik bijna alles in mijn leven alleen deed.”

Sinds vijf jaar is hij vader van een zoon. Niet meer alleen dus. Dat had hij haar graag nog willen laten zien. „Dat dat niet meer kan, maakt me ontzettend verdrietig. Er is naast mijn kind niemand op de wereld van wie ik zoveel hou als van mijn moeder.”

Op zijn negentiende stond hij voor het eerst op het toneel, in een jeugdmusical. Die ervaring blies een vuur aan dat nooit meer doofde. „Ik was direct verliefd op toneelspelen.” Hij speelde daarna rollen in series als Domburg, All Stars, Zoop en Spangas.

De filmversie van All Stars was in 1997 zijn doorbraak bij het grote publiek. Terwijl de film voor hemzelf juist een zware periode markeerde. „In All Stars ging het over Bram, die zijn coming out beleefde. Terwijl ik zelf ondertussen verschrikkelijk in de knoop zat omdat ik niet uit de kast durfde te komen. Niemand wist het toen nog. Ik dacht bij alles: als ze het maar niet doorhebben. Daniël Boissevain zei later tegen mij dat hij wel zoiets vermoedde omdat ik tegenover hem zo overdreven stoer liep te doen. Ik was zo enorm verkrampt. Toen we later de serie van All Stars maakte heb ik het gewoon verteld. In die serie zie je een veel blijere en vrijere jongen.”

Niet zwart genoeg

De meeste van zijn collega’s kregen na het succes van All Stars direct andere tv- en filmrollen aangeboden. Bij Sambo gebeurde dat veel minder. „Er waren in de jaren negentig weinig rollen voor zwarte acteurs, zei men. Een zwarte Hamlet? Dat was per definitie een statement. En toen er een keer een film kwam over een zwarte man die een witte dame chauffeert mocht ik niet eens auditie doen omdat ik niet zwart genoeg klonk.”

Laatst zei een vriend tegen hem dat hij eigenlijk eens moest opschrijven wat hij op dat vlak heeft meegemaakt. De lijst aan racistische onverkwikkelijkheden is inmiddels behoorlijk lang. Neem die Dubbelfrisss-reclame waarvoor hij auditie moest doen. „Toen ik het script kreeg zag ik het al: het Surinaamse accent was helemaal fonetisch uitgeschreven. ‘Jongen’ was ‘jongaaahh’. Ik vroeg waarom dat was. ‘Zo praat hij gewoon,’ zeiden ze. Op de dag van de auditie heb ik gezegd: ‘Sorry, maar dit is zo’n racistische karikatuur, daar doe ik niet aan mee.’

Bij een andere stemklus kwam de grote baas binnen. ‘Doe maar Churandy.’ Ik weigerde. ‘Waarom zou dat personage net zo moeten praten als [atleet] Churandy Martina?’ Toen zei die man: ‘Die praat zo omdat hij natuurlijk de hele dag in de coffeeshop zit’.” Laatst deed hij weer auditie voor een hoofdrol in een film. Hij bleek te oud voor de rol. Kan gebeuren. Maar alle grote rollen waren wel weer voor witte acteurs. Alleen bij de bijrollen was plaats voor acteurs met een kleur.

Daar zit vast geen kwade opzet achter, realiseert hij zich. „Maar ook geen visie, geen blijk van besef in welke tijd we inmiddels leven. Het is windowdressing. O ja, we moeten nog aan inclusiviteit doen. O ja, is er nog een rolletje over? Wij zijn de ‘o ja’s’ geworden. Ik hoorde van een casting director: ‘Producenten willen nou eenmaal sterren.’ Maar sterren moet je máken. Inmiddels is er volop keuze uit zwarte acteurs. Hele goeie vaak. Twintig jaar geleden was dat echt nog anders.

„Omgekeerd worden er ook opeens geforceerd zwarte mensen op hoge posities benoemd om wit werk uit te voeren. Dat gaat natuurlijk ook lang niet altijd goed. Dan wordt weer gezegd: ‘Zie je wel, dit werkt niet.’ In feite is dat een moderne vorm van slavernij.”

Donkere gedachten

Daarom heeft hij zijn eigen ensemble Raymi Sambo Maakt opgericht. Zo is hij niet afhankelijk van anderen en kan hij maken wat hij graag wil. „Geen enkel stuk dat ik maak is uit het niets ontstaan. Ik volg alles wat er om me heen speelt in de wereld. Soms moet het een paar jaar rijpen. Maar dan doe ik er vrijwel altijd iets mee.”

Momenteel werkt hij aan De Gendermonologen, die volgend jaar op Oerol in première gaan. „Over hoe lastig het is om je positie te claimen in een hetero-normatieve wereld.”

En vroeg of laat zal hij ook een stuk maken over de ervaringen met het rechtssysteem die hij de afgelopen twee jaar opdeed. Vooropgesteld: hij had nooit moeten slaan. Maar hij is wel degelijk anders behandeld dan wanneer hij een witte man zou zijn geweest, vindt Sambo. „En als jou voor je gevoel geen recht wordt gedaan kun je heel donkere gedachten krijgen. Die worsteling wil ik in dat stuk laten zien. Iemand met een ander vak moet het allemaal in zijn eentje verbijten. Ik kan er een theatrale vorm aan geven waarmee ik onze samenleving hopelijk verder help. Dan leidt het uiteindelijk toch weer tot iets goeds.”