De lift in de flat van Kemals oma piept. Kemal neemt liever de trap, dat voelt veilig, dan hoeft hij die enge lift niet in. Het kan hem niet schelen dat hij telkens buiten adem boven komt. Maar dan laat oma trots haar nieuwe rolstoel zien, en vraagt Kemal of hij samen met haar naar buiten wil. Kemal weet: dan móét hij de lift in. En dat maakt hem bang. In zijn hoofd staat hij met zijn oma in de lift, die valt stil, de knopjes vallen één voor één van hun plek, stoom komt uit de schacht. „Ik heb niet zo’n zin om naar buiten te gaan”, zegt hij. Een blik op de zonnige lucht. „Ik denk dat het gaat regenen.”
Het is een van de scènes uitKabam!, de tiendelige fictieserie van KRO-NCRV en IJswater Films uit 2021, die eind november een internationale Emmy Award won. Nog geen week later won ook de non fictie-serie Hoofdzaken een grote internationale prijs, de Europese televisieprijs de Gouden Roos. De VPRO-serie waarin kinderen vertellen over hun zorgen of waar ze blij van worden, werd verkozen tot het beste Europese jeugdprogramma van het jaar. Eerder wonnen beide programma’s al een Cinekid-award, Kabam! voor de beste fictieserie, Hoofdzaken voor de beste non-fictieserie. Die laatste won ook nog eens twee keer de Prix Jeunesse, een internationale prijs voor kindertelevisie.
Het lijkt misschien toeval: twee grote prijzen, twee jeugdprogramma’s die heel dicht bij de belevingswereld van kinderen komen. Maar als Juliëtte van Paridon, eindredacteur bij VPRO Jeugd, internationale congressen voor jeugdfilms- en series bezoekt, ziet ze dat de Nederlandse aanpak opvalt, en succes oogst. Kinderen serieus nemen, uitgaan van hún blik naar de wereld. Niet doen alsof ze dom of klein zijn, maar erkennen hoe raak hun opmerkingen en observaties zijn, somt ze op. Voor de VPRO is dat het uitgangspunt.
Ongepolijst
Het past volgens haar in de Nederlandse traditie van jeugdfilms en -series. Van Paridon: „Op zulke congressen gaat het vaak over helden en fantasiefiguren. Dat is ook leuk, en het is niet dat wij dat niet maken, maar Nederlandse jeugdseries zijn wat rauwer, vind ik. We schuwen onderwerpen niet, vinden dat we kinderen best wat mogen uitdagen.” De Scandinavische landen maken van oudsher overigens ook zulke ongepolijste, realistische jeugdfilms en -series, zegt ze.
In Kabam! staat in elk van de tien afleveringen één kind uit een groep drie-klas centraal dat ergens bang voor is. Zoals Kemal bang is voor de lift, zo is Alisa bang dat ze tijdens het onderwaterzwemmen door een groot gat naar beneden gezogen zal worden. De fantasie van de kinderen slaat op hol, maar de kleuters overwinnen hun angst uiteindelijk door diezelfde fantasie te gebruiken. Kemal beeldt zich bijvoorbeeld in dat er een groot drumstel in de lift staat. Als hij drumt, voelt hij zich een held. Alisa verzint dat er bonuspunten te verdienen zijn tijdens de zwemles, net als in haar favoriete spelletje.
In Hoofdzaken nemen kinderen van acht tot dertien jaar plaats in de kappersstoel van Marko Suds. Tijdens de knipbeurt kijken de kinderen in de spiegel, ze vergeten dat er een camera bij is. In werkelijkheid staat die camera vlak achter de spiegel, wat maakt dat de kinderen de kijker recht aankijken. Zonder enige gêne vertellen ze hun verhaal. Waar ze blij van worden, waar ze zich zorgen over maken. Soms komt een kind vertellen hoe goed hij dieren kan imiteren, en soms, zoals bij Babette, gaat het over hoe zij haar oudere broer na een vakantie in zijn slaapkamer vond, nadat hij zelfmoord had gepleegd. „Het is misschien niet zo goed om te zeggen…”, vertelt ze, „maar ik dacht: waarom doe je ons dit aan?”
Hoofdzaken is zonder meer op Achterwerk in de kast uit de jaren tachtig geïnspireerd, zegt Derk-Jan Warrink, producer en bedenker van het programma – hij was zelf kind in die tijd. Hij en ook Van Paridon stellen zelfs dat kinderen een stem geven ooit bij dat jeugdprogramma begon: kinderen in een kast achter een gordijntje, enkele minuten zendtijd, geen montage en geen hulp van volwassenen.
Maar het idee voor de kappersstoel ontstond toen Hoofdzaken-regisseur Menno Otten in 2014 de documentaire Face to Face maakte, waarin volwassenen én kinderen op eenzelfde manier plaatsnamen in de kappersstoel. Warrink zag hoe kinderen hun ziel blootlegden in de stoel. „Toen dachten Menno en ik: dit moet een programma worden.”
De kracht van Hoofdzaken is volgens Warrink dat de kinderen zélf hun verhaal doen, en zij, de producers, maar ook de kapper, alleen luisteren. Warrink: „Dat is ook de opdracht aan Marko: stuur zo min mogelijk, laat stiltes vallen.” Soms is dat moeilijk – een kind dat een heel kwetsbaar verhaal vertelt, wil je het liefst even helpen of een dikke knuffel geven. „Maar door dat juist niet te doen, door de kinderen zelf met antwoorden te laten komen, uplift je zo’n kind. Je bent als volwassene gauw geneigd te helpen: ‘Wat naar voor je, misschien kun je zus en zo eens proberen.’ Terwijl wij zien: hoe meer stiltes er op zulke kwetsbare momenten vallen, hoe vaker de kinderen zelf met allerlei wijze uitspraken komen.” Ongemakkelijk wordt dat stil-zijn bovendien niet – bij de kapper is het immers altijd wel eventjes stil.
De kinderen kunnen zich melden bij de VPRO, of worden soms letterlijk van straat geplukt. Warrink: „Omdat ze een hele leuke energie hebben.” Maar minstens zo vaak wordt door redacteuren gericht gezocht naar bepaalde verhalen: gescheiden ouders, eenzaam zijn, gepest worden. Voorwaarde voor het uitzenden van een verhaal is volgens Warrink dat een kind „sterker uit de stoel” komt. „Je voelt meteen aan je onderbuik of het doen van zijn of haar verhaal een kind heeft geholpen.” Het komt dan ook voor dat de redactie kinderen tegen zichzelf in bescherming neemt. „We stellen onszelf altijd de vraag: kan een kind dit trots op het schoolplein laten zien.” Is het antwoord nee, dan wordt een verhaal niet uitgezonden.
Nederlandse traditie
Vindt ook Warrink dat Hoofdzaken in een Nederlandse traditie past, zoals Van Paridon beschreef? Absoluut, zegt hij. „Als ik kijk naar wat er internationaal wordt gemaakt aan jeugdfilms en -series, dan betuttelen makers over het algemeen graag. Ze lezen kinderen de les, willen ze hun volwassen kijk op de wereld bijbrengen.” Nederlandse makers durven het vaker aan, ziet hij, om kinderen aan het woord te laten. „Kinderen zijn niet gek, die kunnen daar wel mee omgaan. We strijken de wereld niet glad, maken hem niet mooier.” Heeft dat met cultuur te maken? „Misschien wel, we zijn niet bang om tegen heilige huisjes te schoppen.”
Het gekke is, zegt Warrink, dat er met name in Europa jaloers naar de Nederlandse aanpak gekeken wordt. „Maar als het puntje bij paaltje komt durven veel landen jeugdseries met zware onderwerpen kennelijk toch niet aan.” Internationaal succes betekent ook niet per definitie een succes qua aantallen kijkers. Zo werd de film Kauwboy, over volwassen problemen in een jongemensenleven, internationaal alom geprezen, maar trok in Nederland nog geen 27.000 bezoekers. Kabam! had gemiddeld 28.000 kijkers per aflevering, het vierde seizoen van Hoofdzaken gemiddeld 93.000 kijkers per aflevering.
Ja zeggen tegen een programma waarin de onderwerpen niet uitsluitend over superhelden en toverfeeën gaan, en, in het geval van Hoofdzaken, waarin niet vaststaat waar kinderen mee zullen komen, is wat Warrink betreft daarom ook een verdienste van de Nederlandse Publieke Omroep. Dat zie je bijvoorbeeld aan het uitzonderlijke budget dat de VPRO-jeugdserie Lampje kreeg, waarin harde, realistische thema’s (een uithuisplaatsing, een dronken vader) en een sprookjesachtige wereld moeiteloos naast elkaar bestaan. De fictieserie van productiehuis Juliet at Pupkin kostte 4,5 miljoen euro.
Kinderlijke muziekjes
Kinderen hebben nu eenmaal óók met „grotemensendingen” te maken, zegt Elisabeth Hesemans, regisseur van Kabam!. Kemal kan wel bang zijn voor die lift, zijn oma zit in een rolstoel, dus hij zal toch met haar naar buiten moeten. Ook Hesemans vindt: het levert de mooiste jeugdfilms en -series op, als je heel dicht bij het gevoel van kinderen blijft. „Ik probeer ook in mijn fictie realistisch te werk te gaan. Het mag allemaal wel gestileerd, maar waarom moet het groots, met veel stereotypes en kleuren? Of met van die kinderlijke muziekjes eronder: te-te-te-te. Dan denk ik: nee, wat prikkelt de verbeelding van kinderen? Kinderen gebruiken hun eigen fantasie, die moet je niet alles voorkauwen.”
Zelf was ze ook altijd een angstig kind, vertelt ze, ze had een levendige fantasie die regelmatig aan de haal ging met haar angsten. Hesemans: „Categorie mensen in de kast, monsters onder je bed.” Maar ze hield ook van Shirley Temple, en kon zich helemaal verliezen als ze aan het tapdansen was. „Dan wás ik Shirley.” Het idee voor Kabam! bedacht ze vanuit dat idee: je fantasie mag er zijn. „Je kunt hem zelfs inzetten om je angsten te overwinnen.” En: in haar jeugd werd er nooit over bang zijn gepraat. Hesemans: „Dus wilde ik dat thema bespreekbaar maken.”
Niet voor niets krijgen zowel de makers van Hoofdzaken als die van Kabam! vaak te horen dat hun programma met ouders of op school bekeken wordt, en zijn series als Lampje voor het hele gezin. En niet voor niets bevatten Nederlandse jeugdseries tal van grapjes voor volwassenen. Als Kemal weifelend bij de lift staat, drukt oma’s buurman al op het knopje. „Dag meneer Maas”, zegt Kemal. Hesemans: „Het liefst had ik Dick Maas zelf gecast. Maar het werd niet de regisseur van De lift, maar Willem Nijholt. Ook een enorme eer.”