In de wijde omgeving was hij te zien op 12 oktober: een vlam van tientallen meters hoog op het raffinageterrein van Shell in Pernis. Bij de Milieudienst Rijnmond kwamen 270 klachten binnen. Het ging om een zogeheten ‘fakkel’, aldus de dienst . Affakkelen is het verbranden van overtollige gassen die vrijkomen bij de winning of raffinage van aardolie. Kunnen we die energie niet nuttiger inzetten?
Affakkelen gebeurt op gigantische schaal. Volgens de Wereldbank gaat het jaarlijks wereldwijd om 144 miljard kuub gas, zo’n vier keer het verbruik van heel Nederland. Dat zorgt voor zo’n 400 miljoen ton CO2-uitstoot, op een wereldtotaal van ruim 36 miljard ton. Die energie gaat dus verloren. Zonde.
Affakkelen gebeurt op twee punten in de keten van de olie-industrie. Allereerst op de plek van de winning. Samen met de olie komt altijd ook gas naar boven. Vaak is daar geen infrastructuur om dat op te vangen, te vervoeren en op te slaan. Aanleggen van die infrastructuur is lastig, want veel oliewinning gebeurt op afgelegen plekken. Daardoor is het economisch niet rendabel. Daarnaast zijn er ook wettelijke restricties: de bedrijven hebben vaak alleen een vergunning om olie te winnen, en niet ook gas. Daarom kiezen die bedrijven voor affakkelen: dat is milieuvriendelijker dan de gassen zomaar te laten ontsnappen. Het gas bestaat namelijk voor een groot deel uit methaan, dat als broeikasgas tientallen malen sterker is dan koolstofdioxide.
Ten tweede gebeurt affakkelen bij de raffinage, het verwerken van ruwe olie tot producten als diesel, benzine en bouwstenen voor de chemische industrie. „Die raffinage gebeurt bij hoge temperatuur en druk”, vertelt Reto Greter van Shell in Pernis. „Het is een complex proces waarbij tientallen schakels in elkaar haken. Bij veel deelprocessen ontstaan gassen, die we grotendeels hergebruiken. Het affakkelen is een veiligheidsmaatregel. Daarmee voorkomen we dat bij procesverstoringen de druk gevaarlijk hoog oploopt. En we zorgen dat noodzakelijk onderhoud aan de fabrieken veilig kan plaatsvinden.”
Dit affakkelen is dus een uitzondering, benadrukt Greter: het gebeurt alleen bij storingen of onderhoud. De kleine vlammetjes die je soms op pijpen ziet staan, zijn waakvlammen. Die zorgen dat het gas dat incidenteel vrijkomt, ook daadwerkelijk ontbrandt. „Die echt grote fakkels zie je maar eens in de tien, vijftien jaar”, zegt Greter. „In tegenstelling tot de continue fakkels bij de boorplatforms.”
Uitlaatklep voor de pieken
Maar hoeveel energie gaat er dan jaarlijks in Pernis verloren door dat incidentele affakkelen? „Ongeveer evenveel als het verbruik van tien- tot twintigduizend huishoudens.”
Het overgrote deel van de gassen die ontstaan tijdens de raffinage, gebruikt Shell om de eigen processen van energie te voorzien. Maar 1 tot 2 procent gaat naar de fakkel. Waarom niet alles hergebruiken? „Omdat de hoeveelheid overtollig gas niet constant is”, zegt Greter. „Tijdens een incident of onderhoud hebben we niet altijd de capaciteit om alles terug te winnen. We moeten dus een uitlaatklep hebben voor de pieken. En de kwaliteit van de gassen is niet altijd voldoende voor onze processen.”
Het continue affakkelen tijdens de oliewinning gaat op termijn helemaal stoppen, verzekert Greter. „Op initiatief van de Wereldbank hebben de grote bedrijven afgesproken dat ze in 2030 helemaal niet meer affakkelen bij de oliewinning. Dus dat ze alle gassen wél gaan opvangen en gebruiken. Wij hebben ons daarbij aangesloten – en voor onszelf die datum op 2025 gesteld.”