Kan een witte man een film maken over een zwarte jongen die het slecht heeft? Die vraag speelde een grote rol in de Amerikaanse media-aandacht voor Armageddon Time, van scenarist-regisseur James Gray (Lost City of Z ), die de film losjes baseerde op zijn eigen jeugd. Het antwoord: niet zó.
Het idee van Armageddon Time, gesitueerd in de jaren tachtig in Queens, New York, is veelbelovend. Hoofdpersoon Paul Graff raakt op de eerste schooldag bevriend met de rebelse, zwarte tiener Johnny. Samen zetten ze zich af tegen (de karikaturaal autoritaire) schoolmeester Turkletaub.
Voor Paul is dat spelen met de grenzen van het gezag, voor Johnny is het spelen met vuur. Johnny krijgt altijd de schuld, altijd de hardere aanpak.
Als de twee worden gepakt met een jointje, moet Paul naar een luxe privéschool, terwijl Johnny in een neerwaartse spiraal terechtkomt. Zo vormt zich het centrale dilemma in de film: werkt Paul mee in een racistisch systeem om het succes te bereiken dat zijn ouders altijd voor hem wilden? Of doet hij ‘het juiste’, vergooit hij zijn toekomst en steunt hij zijn vriend?
Het kan juíst een verfrissend perspectief zijn, om dit verhaal vanuit Paul te vertellen. Als Amerikaans-Joodse jongen is Paul pas net ‘wit’ in het Amerika van de jaren tachtig. Nu dwingt zijn nieuwe sociale klasse, hem om te kiezen tussen onderdrukker en onderdrukte. Dit perspectief komt echter niet uit de verf omdat Johnny als karakter, zoals te veel personages in de film, geen diepgang krijgt.
Hij wil astronaut worden en houdt van rapgroep The Sugarhill Gang. Veel meer leren we niet. Zijn spraak is stereotiep en al zijn teksten lijken bedoeld om te onderstrepen hoe slecht hij het heeft: „They’re trying to put me in some foster shit”. Johnny’s rol dient om Paul te doen inzien hoe racistisch het systeem is waarin hij leeft. Zonde.
Dat probleem zit in meer karakters. Paul krijgt levensadvies van grootvader Aaron Rabinowitz – gespeeld Anthony Hopkins. Rabinowitz is zó goedhartig, zó onfeilbaar; je weet als kijker na één scène dat hij op gegeven moment doodgaat.
Er zijn lichtpunten. De wijze waarop Queens in de jaren tachtig is neergezet: sepiakleurige huiskamers, leraren die je straffen als je niet creatief bent op ‘de juiste manier’, en een soundtrack van tekenende maar niet overbekende nummers. Jeremy Strong is grappig als vader Irving, gelijke delen bullebak en familieman, en Anne Hathaway is goed als zichzelf wegcijferende moeder Esther. Ze tillen het matige materiaal op. Niet hoog genoeg.