We leven in een tijd vol protesten, van de klimaatactivisten die zich vastplakken aan kunstwerken tot de enkele ministers die OneLove-banden dragen tijdens het wereldkampioenschap voetbal. Altijd dreigt het gevaar te preken voor eigen parochie: alleen mensen die tegen abortus zijn, zullen sympathie opbrengen voor de pro life-activisten die voor abortusklinieken staan met schreeuwerige spandoeken.
Cynici die vinden dat protesten per definitie zinloos zijn omdat er toch nooit iets verandert, zouden eigenlijk verplicht naar Mi país imaginario moeten kijken, waarin een volksopstand tegen het onderdrukkende Chileense regime wel degelijk succesvol is.
De documentaire is gemaakt door Patricio Guzmán (1941), die al decennia de chroniqueur is van de woelige Chileense politiek. Zelf werd hij gevangen gezet ten tijde van de militaire, door de CIA gesteunde staatsgreep van dictator Pinochet, waarbij de democratisch gekozen, socialistische president Salvador Allende bruut opzij werd gezet. Guzmán is oprecht verbaasd over de door jongeren in oktober 2019 in gang gezette protesten, tot zijn spijt miste hij dit keer het filmen van het begin van deze revolutie, „het vlammetje”.
Wat begint als diffuus protest tegen de verhoging van de prijs van metrokaartjes mondt een jaar later uit in een breed gedragen oproep tot het hervormen van de grondwet, die nog uit de dictatoriale tijd stamt. De nieuwe grondwet moet inclusiever en gelijkwaardiger en moet mensenrechten – vooral die voor vrouwen – beter waarborgen.
Traangas tegen potten en pannen
Guzmán filmt de protestacties, inclusief slaan op potten en pannen, die stevig beantwoord worden door de militaire oproerpolitie die onder meer traangasgranaten afvuurt en met rubber kogels gericht op ogen schiet. Ook interviewt hij de vaak jonge activisten, veelal vrouwen die het patriarchale regime meer dan beu zijn. Hoewel er bij de rellen doden en gewonden vallen, is het een optimistische documentaire: de protesten zijn zo massaal, zoals vastgelegd door enkele imposante droneshots, dat de zo vurig gewenste verandering er wel moet komen. Guzmáns documentaire eindigt in het Chileense parlement, waar vertegenwoordigers van het volk, inclusief inheemse vrouwen, de nieuwe, progressieve grondwet schrijven. Helaas eindigt de hoopvol stemmende documentaire daar, waardoor de afwijzing van deze nieuwe grondwet in een recent gehouden referendum er niet in zit. Een enorme domper voor de net gekozen jonge president Boric en natuurlijk de onvermoeibare actievoerders.
Benefietconcerten
Hebben de cynici dan toch gelijk? Of is protesteren een morele plicht, zoals idealisten aanvoeren? In het indrukwekkende United We Stand voelt de in Rusland geboren, in Nederland wonende celliste Maya Fridman (1989) het als haar verantwoordelijkheid om benefietconcerten te organiseren waarvan de opbrengst naar Oekraïne gaat. Ook al betekent haar stellingname dat zij waarschijnlijk nooit meer naar haar geboorteplaats Moskou kan terugkeren, waar haar vader nog woont (inmiddels is hij gevlucht, red).
United We Stand legt de emotionele en emotionerende optredens vast van Fridman met bevriende Oekraïense én Russische musici, onder wie cellist Mischa Maisky („We moeten ons verenigen in de strijd tegen het kwaad”), sopraan Channa Malkin en de in Praag wonende Russische pianist Yevgeni Kissin. Kissin speelt een vurige versie van Chopins Polonaise op. 53 (bijnaam ‘de heroïsche’), waarin Chopin de Poolse opstand verklankt tegen de russificatie van hun land – de parallel met het heden ligt voor het oprapen. Kissin ziet zijn hamerende toetsenaanslagen als kogels tegen een barbaars regime. Een andere muzikant benadrukt dat dit getuige de bombardementen op musea, theaters en standbeelden ook een oorlog is tegen kunst, met als doel het uitwissen van de Oekraïense geschiedenis, identiteit en cultuur. Een confronterende parallelmontage tussen een optreden van Fridman in het Concertgebouw en beelden van de verwoesting in Oekraïne, inclusief lijken op straat, doordringen de toeschouwer ervan dat er echt iets op het spel staat: de onderdrukking van de democratie door een dictator. Geen wonder dat enkele oudere musici over de Tweede Wereldoorlog beginnen. Een ander wijst met gevoel voor realiteitszin op het gevaar van wat psychologen ‘compassiemoeheid’ noemen. De enorme empathie met de Oekraïense bevolking dreigt weg te ebben, niet uit desinteresse maar omdat ons brein het niet aankan constant compassie te voelen. Ons medeleven wordt simpelweg uitgeput, we raken emotioneel afgestompt. Hopelijk is het nog lang niet zover.