Er zijn zaken die je moeilijk half kunt doen: zwanger zijn, sterven en een principieel statement maken. Vertederend aan onze koopman-dominee-geest is de overtuiging dat dit toch zou kunnen. Ach, dat regenboogspeldje van sportminister Conny Helder (VVD), weggemoffeld onder een sjaal, om die tribunes met Qatarese slijmjurken niet te grieven. Het speldenprikje was een passend symbool voor ons leiderschap: deugen én despoten ontzien. Iedereen te vriend willen houden. Half doen wat niet half kan. Met als gevolg het grote niets: geen gasdeal, geen ovatie voor je morele lef.
Ik snap weinig van die halfslachtigheid. Mij lijkt het prima verdedigbaar om te zeggen: eventjes slikken, lieve lhbtiq+’ers, maar die schepen, met die joekels van gasbulten, die krijgen nu voorrang.
De bevolking begrijpt dat best. Zelf doet ze niet anders. Zouden we werkelijk alle schurkenstaten willen boycotten, dan moeten om te beginnen alle Chinese laptops, tablets en flatscreens aan diggelen, en vervolgens de TikToks van onze kinderen op slot.
Dus kiest u maar: schaatsen in overdekte ijshallen of mensenrechten? Vloeibaar schurkengas of een koud zwembad? Sportclubs? We doen wat we kunnen, maar sommigen zullen gas, licht of zelfs de deuren moeten afsluiten tot de lente terugkeert. Veel plezier intussen met zelf buitensporten.
Je kunt het niet iedereen naar de zin maken. Begrepen we dat maar. Dan stonden we nu niet als laatste treuzel-Europeaan in de rij voor de duurste gasdeal. Dan hadden we Willem-Alexander erheen gevlogen om in een kamelentent te proosten met de emir waarna hij terugvoer met een afgeladen vloot met vloeibaar edelgoud.
Mij gaat het erom dát we kiezen, voluit, niet half. Maar wacht eens, hebben we over Qatar niet democratisch iets besloten? Toch wel. Er was een Kamermeerderheid die vond dat er geen afvaardiging heen mocht.
Helder. Geen gasjoekels. Geen edelgoud. Het allerlaatste dat je dan verwacht is een minister die maandagavond midden in een debat over omvallende sportverenigingen opstaat om haar vlucht naar Qatar te halen.
Donderdag ging het debat verder. Het uitje had de minister merkbaar goed gedaan. Want ik vond haar ineens veel uitgesprokener, over de energiesteun aan sportverenigingen. „Honderd procent compenseren, dat gaat niet.” „Er moeten hardere keuzes gemaakt worden.” „Niet iedereen kan worden geholpen.” Zo is er gekozen voor een noodfonds zwembaden, essentieel voor zwemles, en niet voor kunstijsbanen.
Uitmuntende keuze. Hooguit had de argumentatie wat scherper gekund: mensen, het is oorlog, en nee, dan is er dit seizoen eventjes geen ijspret zolang het niet vriest; we geven namelijk liever miljarden uit om te voorkomen dat duizenden landgenoten door kou en geldnood sterven. Of nou ja – want dat kan in ons land – half sterven.
Christiaan Weijts schrijft elke vrijdag op deze plek een column.