Ik fietste de straat op om over de liefde na te denken. In de keuken op de laptop had ik vlak daarvoor de voetbalwedstrijd Marokko-Canada gezien. Marokko had glansrijk gewonnen, een historische WK-zege, waarop de commentator had gezegd: „Laten we hopen dat het rustig blijft in Rotterdam, in Amsterdam, in Brussel, en Parijs.” Misschien had de commentator gehoopt dat de Marokkanen de zege stilletjes zouden vieren, thuis in de fauteuil de doelpunten overpeinzend. Maar in de wijk klonk al getoeter en ik fietste in nevelen van zwaar vuurwerk.
Ik wilde dus over de liefde denken want de liefde heeft het moeilijk. De Belgen moesten het woordje liefde uit hun voetbalshirt knippen. De Duitse spelers mochten geen liefde dragen op hun arm. De Nederlandse minister droeg in het Qatarese stadion een liefdesspeldje, dat ze echter versluierde onder een oranje sjaaltje met de tekst ‘Never Mind’.
Liefde is ook ingewikkeld. Liefde is een machtsspel, een misverstand, liefde is voor ieder anders. Ik herinner me de coronamarsen, optochten vol vrolijke gele paraplu’s met ‘liefde’ erop en rode hartjes. ‘Liefde, vrijheid, geen dictatuur!’, riepen de betogers, een leus die Qatar goed kon gebruiken; toch was die liefde niet dezelfde als de liefde van de minister. Haar liefdesspeldje betekende: we wilden dapper zijn toen dat er niet meer toe deed. Het betekende: we wisten dat dit een fout WK was, maar we gingen toch, om een gasdeal te sluiten, de homohaat en de uitbuiting der arbeiders bedekken we met een hele grote mantel van never mind.
Niemand werd blij van deze liefde, niet de mensen die tegen liefde waren en ook niet de mensen die voor liefde waren, de minister had haar homeopathisch verdunde heldendaad alweer afgespeld bij haar ontmoetingen met Qatarese ministers.
Toen hadden we helemaal niets. Geen gasdeal. Geen goed voetbal. Geen liefde.
En ik dacht al fietsend aan 1 Korinthiërs 13 vers 1, de mooiste zinnen uit de bijbel: ‘Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak, maar had de liefde niet, ik ware schallend koper of een rinkelende cimbaal’.
Misschien had de minister het anti-discriminatiespeldje wel afgedaan omdat ze dat besefte, onze holheid. En dat ook haar eigen land een groot liefdesprobleem heeft, want er is hier veel haat. Na de wedstrijd van Marokko tegen België hadden wat groepjes jongeren gereld. Op Twitter was Wilders als vanouds tekeergegaan tegen de Marokkanen. En Leefbaar Rotterdam, de grootste partij van de stad, eiste een spoeddebat. De oude, gezapige haatreflexen, de eeuwige wederkeer van de groepsaansprakelijkheid. Zelfs de zogeheten woordvoerders van de Marokkaanse gemeenschap gingen tekeer tegen hun eigen jeugd: „Jullie geven Wilders nog meer werk... Dankzij jullie, dat doen jullie zelf”, zei er eentje. Alsof Wilders aanleiding nodig heeft om met twee maten te meten.
In Rotterdam bestaat er de traditie dat Feyenoord-supporters de stad ruïneren als ze kampioen worden, dat gebeurde bij de laatste drie kampioenschappen. Niemand die me ooit vroeg waarom ik dat toch deed. Dat is liefde: dat je iemand niet veroordeelt om wat een ander heeft gedaan. Liefde is zelfs dat je wegkijkt, dat je niet opblaast, dat je de ander eens een relletje gunt. Maar het sjaaltje van never mind is niet iedereen gegund.
De West-Kruiskade was die avond een file van vreugde. Scooters met rode capes sjeesden langs, vuurpijlen ontploften in de skyline. Mannen, maar ook veel vrouwen, trokken naar het Kruisplein. Hun liefde was echt, dat zag je aan de ogen. Ter hoogte van de Marokkaanse slagerij waar ooit een inmiddels beroemde Nederlandse schrijver werkte, stonden twee jongens te dansen op hun gele DHL-bus. Dit was de wijk waar de politiek hen uit weg wilde jagen, waar ze op straat bij voorbaat verdacht waren, maar nu was het hun carnaval.
Ik sprak wat jonge vrouwen gehuld in rode vlaggen. Eentje zei: „Als je iets goed doet ben je een Nederlander en als je iets verkeerds doet ben je een Marokkaan.” Dat vond ik een mooi citaat, toch streepte ik de zin door, want die zou veel te ernstig zijn voor deze feestdag. Achter hen brandden rode fakkels, de bloedeloze stad kreeg een blosje. Misschien was dit dan liefde, in een verder bloedeloos WK.