Opinie

Verzetsmuseum slaat door in de zucht naar relativering

Geschiedenis De geschiedenis van het Nederlandse verzet wordt ‘grijs’ geredeneerd, zien en in het hernieuwde Verzetsmuseum. Wat doet Emil Rühl naast Hannie Schaft? Niet alles is neutraal.
Foto Robin van Lonkhuijsen/ANP

„Ik hecht er meer aan dat mijn kinderen later zeggen: we hebben een moedige vader gehad, dan: we hebben nog een vader, maar hij was laf”. Het was in de Tweede Wereldoorlog de lijfspreuk van Gerrit van der Veen, een van de moedigste – door de Duitsers vermoorde – verzetshelden die dit land gekend heeft.

Zijn uitspraak siert een van de vitrines in het vernieuwde Verzetsmuseum in Amsterdam dat donderdag door prinses Margriet is heropend.

Het is op het oog een mooi professioneel museum geworden, maar de filosofie van de nieuwe tentoonstelling doet geen recht aan de geschiedenis van het georganiseerde Nederlandse verzet. Zo mogen we van het Verzetsmuseum het woord ‘held’ niet meer bezigen.

Het is jammer dat het museum de gedachte van Van der Veen niet heeft doorgetrokken en uitleg geeft over de innerlijke drijfveren van verzetsstrijders. Om met zijn tijd mee te gaan kiest het Verzetsmuseum voor wat heet een ‘inclusieve geschiedenis: niet meer vanuit de doorsnee witte Nederlander bezien’. Er is aandacht voor buitenechtelijke relaties en drugsgebruik van diverse verzetsstrijders. En de plegers van oorlogsmisdaden, zo wordt het voorgesteld, waren ook maar gewone mensen die foute keuzes maakten.

In een toelichting schrijft het Verzetsmuseum er „niet aan voorbij te gaan dat daders ook mensen zijn en mensen dus daders kunnen worden”. Helaas is dat precies het punt waar het museum stopt met nadere uitleg aan zijn bezoekers. Want hier begint het dilemma. Daders van oorlogsmisdrijven zijn mensen die in een positie van absolute macht over anderen, in onmenselijke monsters veranderen. Dat daders mensen zijn, zo stelt het museum, is „te lang verzwegen”. Maar hoe relevant is het dat een lid van de Sicherheitsdienst tegelijkertijd als het ware een goede huisvader was die zijn kinderen liefdevol naar bed bracht? Daders moeten juist geduid en beoordeeld worden op hun oorlogsmisdaden.

Het perspectief van waaruit verzetsmensen in het museum worden tentoongesteld doet helaas geen recht aan hun grote betekenis in het licht van de morele waarden waar ze voor streden.

Moedige boer

Uitgerekend twee van Nederlands belangrijkste verzetsstrijders worden onevenwichtig uit de context van hun verzetsleven geplaatst. De Drentse boer Johannes Post, iconisch verzetsman, wordt neergezet als een drugs consumerende leider van de Landelijke Knokploegen. Zijn manier om een uitweg te vinden voor de extreme stress waar hij aan was blootgesteld. Johannes Post was misschien wel de belangrijkste landelijke leider van het georganiseerde verzet in de Tweede Wereldoorlog. En niet zomaar verzet, maar gewapend verzet. Een ongelukkige keuze om van deze moedige boer – vader van zeven kinderen – een soort karikatuur te maken. Hier gaat het museum te ver in het zoeken naar nuance. Een bezoeker zonder veel kennis van de Tweede Wereldoorlog wordt bij het aanschouwen van het verhaal over Johannes Post op het verkeerde been gezet. Want alle aandacht gaat nu uit naar Posts gebruik van de drug pervitine, tegenwoordig beter bekend als crystal meth.

Hannie Schaft was geen terroriste maar een vrijheidsstrijder

In de hernieuwde opstelling van het Verzetsmuseum is de relativering van verzetsdaden zo uit balans, dat de waarde en de immense offers van diegenen die in verzet kwamen tegen de gewelddadige Duitse bezetting ondergesneeuwd raken.

Lees ook: In verzet tegen de Duitse bezetting als mens of held?

Het belang van het (gewapend) verzet tegen de nazi’s kan moeilijk worden overschat. Door de actieve inzet met voortdurend gevaar voor eigen leven van deze weinigen werd niet alleen schade toegebracht aan de Duitse autoriteiten, maar, belangrijker nog, zij werden een symbool voor al diegenen die zich niet neerlegden bij de bezetting en terug wilden naar onafhankelijkheid, vrijheid en democratie. Precies de waarden die in onze tijd helaas overal ter wereld weer onder druk staan.

Nederlandse verzetsstrijders legden zich in de periode ’40-’45 niet neer bij de door de bezetter opgelegde dictatuur en waren bereid hun leven in de waagschaal te stellen. In de tentoonstelling haalt Gerrit Jan Wolffensperger, zoon van de vooraanstaande, door de Duitsers vermoorde verzetsman Gerrit van der Veen, een Amerikaanse generaal aan die zei: „Zonder verzet was Nederland het niet waard geweest om bevrijd te worden.”

Duoverhalen

Waar wij het meest bezwaar tegen maken bij de nieuwe opstelling zijn de zogenaamde ‘duoverhalen’ die het museum presenteert in het kader van zijn genuanceerde kijk op verzet. Tegen het einde van de tentoonstelling is er een sectie ingericht die ‘Wraakacties’ heet. We zien niemand minder dan Hannie Schaft. De Haarlemse werd in maart 1945 gearresteerd en geëxecuteerd op instructie van Willy Lages, hoofd van de Sicherheitsdienst in Amsterdam. Ze liquideerde als lid van haar verzetsgroep in het laatste jaar van de oorlog enkele Duitse autoriteiten en Nederlandse collaborateurs.

Hannie Schaft werd, net als Johannes Post, na de oorlog symbool van het Nederlands verzet. Op één lijn te stellen met de grote Franse verzetsman Jean Moulin, de Brigate Garibaldi in Italië en de leden van Die Weisse Rose in Duitsland.

Ronduit bedenkelijk is de keuze van het Verzetsmuseum om naast het portret van Hannie Schaft een even grote foto te plaatsen van de Duitser Emil Rühl, medewerker van de Sichterheitsdienst en gespecialiseerd in het gewelddadig ondervragen, martelen en executeren van leden van het verzet. In het bijschrift schrijft het museum wat Rühl over Hannie Schaft zei: „Zij was voor ons een terroriste die onze mensen doodschoot.” Meer niet.

Na dagen en nachten door Rühl te zijn ‘ondervraagd’ gaf Hannie Schaft toe dat ze in het verzet zat. Drie weken voor de bevrijding werd ze geëxecuteerd in de duinen bij Overveen. Na de oorlog vergoelijkte Rühl zijn misdaad tegen Schaft door te stellen dat „zij voor ons een terroriste was die onze mensen doodschoot”.

Haar verzet komt zo in het museumzaaltje in een onduidelijk en verkeerd daglicht te staan. Emil Rühl plakte het etiket ‘terroriste’ bewust op Hannie Schaft om twijfel te zaaien over haar verzetsdaden. Dat was een sluwe vondst. Hij gebruikte het woord na de oorlog en ‘terrorist’ heeft ook in deze tijd een zeer beladen bijklank. Daar hadden de conservatoren van het Verzetsmuseum een kanttekening bij moeten plaatsen. Hannie Schaft was geen terroriste maar een vrijheidsstrijder. De morele betekenis van de daden van Hannie Schaft worden in deze vitrine buiten beschouwing gelaten en ontkracht.

Geen gelijkwaardige vijanden

Door Rühl en Schaft als gelijken naast elkaar te plaatsen ‘met ieder hun eigen verhaal’ wordt voorbijgegaan aan het feit dat zij helemaal geen gelijkwaardige vijanden waren in de oorlog. Ze waren volstrekt ongelijkwaardig. De één een strijdster tegen een gewelddadige overmacht, de ander een meedogenloze representant van het alles overheersende bezettende nazi-regime. Begrip voor en betekenis van het verzet worden zo door het Verzetsmuseum niet of onvoldoende benoemd. Want het verzet in de Tweede Wereldoorlog was in essentie juist ongelijk en een strijd tegen brute overmacht.

Dit ‘duoverhaal’ doet zo afbreuk aan het verzetswerk van Hannie Schaft waar ze de allerhoogste prijs voor heeft betaald. (Rühl werd tot achttien jaar veroordeeld). Door deze beide personen dus als ‘gelijkwaardig’ naast elkaar te plaatsen, slaat het Verzetsmuseum de plank mis. Zo wordt de geschiedenis van Hannie Schaft grijs geredeneerd. Wellicht was ‘de mens’ Emil Rühl een vriendelijke man in de omgang. Tijdens de verhoren van Hannie Schaft in het Amsterdamse Huis van Bewaring in 1945 was hij een gruwelijk roofdier.

Johannes Post en Hannie Schaft mogen wat het Verzetsmuseum betreft geen ‘helden’ meer worden genoemd. Dat is een bedenkelijk narratief dat het Verzetsmuseum zijn bezoekers oplegt. Niet alles is neutraal. En inderdaad, onze verzetsstrijders maakten ook fouten. Maar het oorlogsverzet hoeft zich postuum niet te schamen.

In deze onheilspellende tijden is er juist behoefte aan een Verzetsmuseum dat op preciezere wijze uitdrukking geeft aan wat ‘goed’ en wat ‘kwaad’ is.

Praat mee over dit onderwerp en stuur een brief!

Wilt u reageren op een artikel? Stuur via dit formulier een brief (maximaal 250 woorden) naar de opinieredactie van NRC.

Als uw brief gepubliceerd wordt, dan nemen we per e-mail contact met u op. Anonieme brieven en brieven die aan verschillende media zijn gestuurd, plaatsen wij niet. De opinieredactie kan uit uw brief citeren in de zaterdagrubriek ‘Inbox van de redactie’.
  1. Laat hier uw brief achter (maximaal 250 woorden)