Een zwanenzang in E-groot met een lunch

Muziek bepaalt het leven van altvioliste . Deze week: Bruckner 9 en een eenzame, oude vriend.
Wagner over muziek

Achter mijn lessenaar in studio 5 in Hilversum speel ik Bruckner 9 maar mijn hoofd is er niet bij. Een oude, eenzame en ja, ook een beetje eigenwijze vriend van me werd kwaaiig over een diagnose die hij vorige week kreeg en wil sindsdien niemand meer zien of spreken. Ook mij niet. Gisteren ging ik goedbedoeld naar hem toe maar deed hij niet open, terwijl ik het licht in zijn kamertje wel zag branden. Bedroefd betreed ik nu Bruckners klankkathedraal van het mysterieuze eerste deel; het intensieve tremolo wisselt van mijn machteloosheid naar zijn kwetsbaarheid. De lang uitgesponnen frasen moduleren Bruckners argwaan of hij deze symfonie ooit zou voltooien. En terwijl ik al mijn kracht naar de snaren stuur en met mijn strijkstok in viervoudig forte mijn altviool schoffeer, schuif ik alle doemscenario’s van mijn zieke vriend opzij en zoek koortsachtig naar een manier om hem te bereiken. Na de repetitie zie ik dat een amice me gebeld heeft. Als ik haar terugbel, luistert ze geduldig naar mijn verhaal en haalt ze me over een tarotconsult te ondergaan en de kaarten naar een uitweg te vragen.

Die gure novemberavond op de zolder van haar Amsterdamse praktijk benadrukt ze dat tarot onbewuste emoties toont en helpt contact met mijn intuïtie te krijgen maar niets zal oplossen. Dan begint ze kaarten te leggen. „Oei… je bent jezelf duidelijk kwijtgeraakt”, zegt ze al snel, „kijk hier: staven vier betekent harmonie waar je naar streeft maar de koningin van bekers waarschuwt je jezelf niet te verliezen. Ach jee, de toren…” Maar ik luister niet, kijk door het raam achter haar naar de vergulde lier van het Concertgebouw in de verte en denk aan Bruckner 9 en de wanhoop van de menselijke eindigheid.

De volgende dag, weer in de studio, dompel ik me onder in het opruiende scherzo van Bruckner als het onverwachte uitstapje naar Fis-groot me aan de torenkaart van gisteravond herinnert. De kaart stond voor mijn beperkte overtuigingen waarin ik niets van mezelf terugzag. Het muntje valt pas in het daaropvolgende adagio. In de ban van Bruckners zwanenzang en zijn desperate, laatste roep naar de eeuwigheid, kan ik ineens loslaten en het stralende E-groot veegt al mijn voorbehoud weg. Ineens zie ik mijn vriend voor me, denk aan onze regelmatige etentjes en hoor zijn hartelijke lach om mijn andere mening over muziek, wat de disputen juist altijd zo’n prettige draai gaf. In de pauze bel ik hem. Ik spreek na de piep in. „Ik heb voor jou een vrijkaartje voor aanstaande zondagochtend in het Concertgebouw, daarna gaan we zoals vanouds weer samen lunchen, kom je?”

Ewa Maria Wagner is altvioliste en schrijfster.