Met intensief lichamelijk contact wisselen olifanten geuren uit

Dierecologie Bevriende Afrikaanse olifanten wisselen bacteriën uit. Zo creëren ze groepsgeuren waartussen zij heel precies onderscheid maken.

Afrikaanse olifanten in Kenia begroeten elkaar, waarbij ze de slagtanden gebruiken. Olifanten houden van veelzijdig lichamelijk contact.
Afrikaanse olifanten in Kenia begroeten elkaar, waarbij ze de slagtanden gebruiken. Olifanten houden van veelzijdig lichamelijk contact. Foto Dai Kurokawa/EPA

Het geurgebruik van olifanten kun je bij hun begroetingen ook zíén. Aan sproeiende urine, vallende mest en de donkere ‘traansporen’ uit de klieren op hun slapen. Ze wrijven de flanken tegen elkaar aan en verkennen met de slurf elke hoek op het lijf van de ander, met veel slurf-mondholte contact. Gezellig, maar ook fysiek nuttig: zo creëren ze groepsidentiteit. Op deze manier wisselen de dieren bacteriën uit, waardoor ze dezelfde stammen meedragen – en daarmee kenmerkende geuren.

„Het parfum van pachyderm”, ofwel dikhuidige damp, noemt onderzoeker Katharina von Dürckheim het. Zij bestudeerde het reukvermogen van savanneolifanten voor haar promotieonderzoek in natuurbeschermingsecologie aan de Stellenbosch Universiteit in Zuid-Afrika. Bij half-wilde, in natuurlijke opvangcentra gehouden dieren van een translocatieproject in Malawi deed zij reukexperimenten, gekoppeld aan genetische en chemische analyse. Ze publiceerde daarover in Scientific Reports.

Allereerst stelde Von Dürckheim vast wat deze dieren aan kenmerkende geuren meedragen en hoe zij individuele identiteit vaststellen. Héél precies, zo blijkt. Individuele geurprofielen zijn voor bekenden meteen herkenbaar, zowel via urine en mest als via de slaapklierafscheiding. Er zit in die afscheiding, maar ook in wangslijm, een extra identificatiestof die leeftijdgerelateerd is. Daarnaast bevat bij volwassen zussen de afscheiding van de schaamlippen nog een geurhandtekening die genetische verbondenheid aangeeft.

Wapperende oren

Er speelt meer. Uiteenlopende, goed meetbare chemische markers, waaronder veel vetzuren, geven de invloed aan van bacteriën op de chemie van stofwisselings- en klierafscheidingen. Olifanten delen niet álle soorten of stammen bacteriën. Daarnaast is er veel variatie in de verhoudingen daartussen. Maar bij groepsgenoten is hierin juist wel veel overeenkomst. Voldoende om van een duidelijke, individueel meegedragen groepsgeur te spreken: een bewijs van ‘kuddelidmaatschap’.

De dominante genetische lijnen in de matriarchale groepen, die soms tijdelijk in subgroepen uiteengaan, blijken daar nauwelijks mee te maken te hebben. Analyse van de zogenoemde geur-gen-covariantie of odeur-gene covariance maakte dat duidelijk. Groepslidmaatschap bleek dé factor. De samenstelling van secreties suggereert dat de darmflora hier de hoofdrol speelt. Het intensieve vriendelijke contact tussen olifanten is ongetwijfeld het overdrachtsmechanisme.

Ze herkennen familiebanden tussen mensen, over drie generaties

Daarmee volgen de olifanten eerder onderzochte soorten als stokstaartjes en hyena’s, die ook uitgesproken sociaal leven. Genetica speelt in uiteenlopende groepsgeuren ook bij die dieren nauwelijks een rol. Bij hen is vriendelijk gedrag gekoppeld aan fysiek contact waarbij geuren worden uitgewisseld, gemengd en gemeenschappelijk gemaakt. Volgens Von Dürckheim levert dat een nuttige vorm van geurcommunicatie op die banden tussen de dieren en dus groepssamenhang versterkt – vooral welkom wanneer de groep zich soms tijdelijk opsplitst.

Dit verklaart ook dat olifanten opvallend veel van veelzijdig lichamelijk contact houden, ook tegenover mensen met wie zij een band voelen. En misschien verklaart het nog meer gedrag. Het opzichtig met de oren klapperen wordt onder meer gezien als poging tot afkoeling bij opwinding of als visueel vertoon. Von Dürckheim komt met een heel andere visie. We moeten nu denken aan het toe- en rondwapperen van geuren. „Zoals motten en vlinders geurstoffen – in hun geval feromonen of lokstokken – verspreiden.”

Buitengewoon precies

Ter onderstreping van het reukvermogen van olifanten haalt Von Dürckheim eerder eigen onderzoek aan. Ze ontdekte dat zij buitengewoon goed mensen onderscheiden. Of, in het vrije veld, op verzoek opsporen. Ze herkennen genetische familiebanden tussen mensen, over drie generaties. En ze maken een nieuw chemisch profielenbestand vooral ook heel snel. Dat geeft aan dat zij ook onderling buitengewoon precies te werk kunnen gaan.

Ook op afstand doen zij dat. Von Dürckheim heeft daar alle oog voor – zij leidt het Wildlife Free to Roam-onderzoeksprogramma van haar universiteit, dat oude trekroutes van olifanten veilig wil stellen. Juist voor communicatie op afstand zijn volgens haar afscheidingsproducten heel waardevol. „De urine en mest die olifanten achterlaten op hun routes zijn als communicatieknooppunten, waar de dieren bijhouden welke andere groepen en individuen in de buurt zijn. Als er wat urine op de grond ligt, blaast een olifant op de grond om een stofstormpje aan deeltjes te creëren – om daarna via de slurf eens diep te inhaleren.”

Dan volgt soms weer een feestelijke, geurige en letterlijk aftastende ontmoeting. Fysiek betuigde vriendschap kan heel nuttig zijn.