Het mbo is ‘herontdekt’. Met dank aan de krappe arbeidsmarkt die staat te springen om vakmensen: loodgieters, stukadoors, zorgmedewerkers en horecapersoneel. En met dank aan minister van Onderwijs Robbert Dijkgraaf (D66) die sinds zijn aantreden oproept tot een herwaardering van de beroepsopleiding en er komende jaren 4,4 miljard euro extra in steekt.
Maar er zit een gapend gat tussen politieke wens en praktijk. Want terwijl universiteiten elk jaar meer studenten krijgen, daalt de instroom aan de mbo’s gestaag. Dat komt deels door een hardnekkig verschijnsel: de opwaartse druk die diep verankerd zit in de maatschappij.
„Kinderen horen in groep acht van ouders en leraren: je mág naar de havo of je móét naar het vmbo”, zegt Adnan Tekin, voorzitter van de MBO Raad, de koepel van mbo’s. „Als je beroepsonderwijs aan de universiteit gaat volgen zijn je ouders dolblij”, zei SP-Kamerlid Peter Kwint vorige week tijdens een debat over het mbo, „maar ze krijgen een halve TIA als je aankondigt beroepsonderwijs via het mbo te gaan volgen.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/11/data93271872-ae9bf5.jpg)
Die opwaartse druk werkt: inmiddels heeft ruim de helft van de Nederlanders tussen de 25 en 35 jaar een hbo- of wo-diploma op zak en is er groot gebrek aan vakmensen. „Iedereen wil zonnepanelen”, zegt Tekin. „Maar de wachttijden zijn eindeloos, omdat er niet genoeg installateurs zijn.” Niet dat dat leidt tot meer ouders die hun kind naar het mbo nudgen. „Balen dat je maanden moet wachten op een loodgieter”, hoort Tekin geregeld. „Maar míjn kind naar het mbo om zelf loodgieter te worden? Liever niet.”
Er zit nog een sterk hiërarchisch model in ons onderwijs, zei minister Dijkgraaf vorige week tijdens het mbo-debat. „Als er één moment is om dat te kantelen is het nu.”
Hoe? Door te stoppen met termen als hoger en lager onderwijs, bepleit hij. Bekijk het vervolgonderwijs niet langer als een trap, „maar als een waaier van opleidingen”. Waarbij het een niet hoger of beter is dan het ander.
Ook Tekin heeft als „droombeeld” een onderwijssysteem met twee „volwaardige” richtingen: een beroepsgerichte en een academische. Maar met het vervangen van termen ben je er niet, erkent Tekin. De voordelen van een opleiding aan een hogeschool of universiteit zijn immers groot, vooral financieel. Ja, er zijn inmiddels afgestudeerde mbo’ers die meer verdienen dan afgestudeerde antropologen of historici, maar gemiddeld zijn de salarissen lager en de carrièreperspectieven beperkter.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data89518340-7cc432.jpg)
Ook tijdens hun studie hebben mbo-studenten niet dezelfde voordelen. Ze zijn niet altijd welkom bij studentenverenigingen of sportclubs, betalen meer rente op hun studieschuld en worden soms geweerd uit studentencafés, zoals tv-programma Radar deze week aantoonde. Om dit tegen te gaan wil de MBO Raad een verbod op discriminatie op basis van opleidingsniveau.
Deze woensdag praat de Tweede Kamer verder over het mbo, onder andere over dit voorstel.