Foto Annabel Oosteweeghel

Interview

Passie voor glas in lood: ‘Dat iemand over 100 jaar denkt: mooi raam’

Wat maakt het leven de moeite waard? Wendy de Ruijter en Cora Truijen ontwerpen en restaureren glas in lood. „Als het klaar is moet het kloppen: dit raam hóórt in dit huis.”

Toegegeven, de roosvensters in de gotische kathedraal van Chartres, met hun gebrandschilderde heiligen in kobaltblauw en robijnrood, zijn van een andere orde. Maar ook dichter bij huis kun je spectaculaire glas-in-loodramen zien. Met dat doel maakt Wendy de Ruijter (51) soms een wandeling in het Haagse Statenkwartier, ’s avonds, als het licht van binnen naar buiten schijnt dankzij de Hollandse gewoonte om de gordijnen niet te sluiten. „Veel van die statige huizen hebben glas in lood aan weerszijden van de voordeur, met glas in lood erboven, vaak in een art nouveau-achtige boog”, zegt ze. „En daarachter zie je vaak nog meer glas in lood. Dat is zo mooi.”

Sommige van die verlichte ramen kent Wendy de Ruijter van nabij. Samen met haar compagnon Cora Truijen (38) heeft ze die gerestaureerd, of nieuw ontworpen. Op een werktafel in hun atelier in de Haagse binnenstad is zo’n raam langzaam gegroeid uit kleine en grotere stukjes gekleurd en helder glas, op hun plaats gehouden tussen dunne, gesoldeerde loodprofielen. Pas als het helemaal af is, kunnen ze het rechtop zetten om voor het eerst te zien hoe het licht erdoorheen valt. „Dat is elke keer weer een fantastisch moment”, zegt Wendy. „Zelfs als de zon niet schijnt, is de lichtval mooi.”

„Je kent het raam al, je hebt het getekend, maar op papier blijven het platte kleuren”, zegt Cora. „Als je het rechtop zet, zie je het pas echt.”

Glas in lood is uit noodzaak geboren. Glas maken door zand, kalk en soda samen gloeiend heet te stoken, is een oeroude techniek. Maar vensterglas in grotere oppervlakken werd pas in de negentiende eeuw mogelijk. Toch is glas in lood sindsdien springlevend gebleven als kunstzinnige toepassing in kerken, kantoren, scholen en woonhuizen.

Veel mensen laten bestaand glas in lood in hun huis restaureren of brengen het terug waar het in de loop der tijd is verdwenen: in tochtportalen, voordeuren en en-suite-deuren, bovenlichten en dakramen. In een nieuw ontwerp of het oorspronkelijke patroon. „Met een beetje onderzoek kunnen we meestal wel achterhalen hoe het eruit heeft gezien”, zegt Wendy. „Desnoods bellen we aan bij andere huizen. Van de meeste straten in Den Haag weten we trouwens wel wat voor ramen daar zitten; ons beroep en fascinatie lopen volkomen door elkaar.”

Cora: „Meer mensen zouden eens wat vaker naar boven moeten kijken.”

Als glazenier waren ze jarenlang zzp’er, in 2020 gingen ze samen. Het Ruijtenhuis, zoals ze hun bedrijf noemden, vult een niche, zeggen ze. Cora: „Glaszetten is vooral een mannenwereld van rauwdouwers. En je hebt dames die leuk knutselwerk maken in glas in lood. Wij zitten er tussenin, en wij doen ook zwaarder werk, zelf een steiger op om ramen te plaatsen.”

Afgezien van een stage of workshop hadden ze geen van beiden een opleiding als glazenier. Wendy werkte eerder als jeugdhulpverlener, maar opeens sloeg de glasliefde toe. „Ik wist: dit is wat ik wil.” Cora werkte „veel te lang in de horeca”. Ze had wel haar diploma als goudsmid. „Ik wist al dat soldeer raar doet als het te heet of te koud is.” Maar glas, dat gestolde kristal, was voor allebei nieuwe materie.

Als je iets maar vaak genoeg doet, ontstaat er verbinding tussen je hoofd en je handen; dan stroomt het

Het ziet er moeiteloos uit: een rechte kras met de glassnijder en een tikje met een zachte hamer. Of je breekt het tussen je vingers als een biscuitje. Maar alleen door het eindeloos te doen kun je het onder de knie krijgen. En dan nog: er is glas en er is glas. Glas uit een industriële productielijn breekt minder mooi. Ambachtelijk glas is met de mond geblazen: eerst tot een gloeiende cilinder die je openknipt en die zich in de oven ontkrult tot een vlakke plaat; dat is iets heel anders.

Cora: „Als je zo’n plaat oppakt voel je hem meebewegen. Maar fabrieksglas kan zomaar breken. Dan zit er nog spanning in de kristalstructuur, vaak omdat het te snel is afgekoeld. Als je zo’n plaat snijdt, breekt ie soms opeens alle kanten op. Daarom werken we het liefst met geblazen glas.”

Wendy: „Als je iets maar vaak genoeg doet, ontstaat er een verbinding tussen je hoofd en je handen; dan stroomt het.”

Hoe hebben jullie elkaar ontmoet?

Wendy de Ruijter (links) en Cora Truijen. Foto Annabel Oosteweeghel

C: „Via Instagram. We ontdekten dat we allebei in Den Haag werkten en bekeken elkaars werk.”

W: „Vroeger huurde ik wel mensen in als het druk was, maar ik was nooit helemaal tevreden. Voordat Cora en ik samengingen hebben we wat klussen gedaan om te kijken of het ook leuk was met elkaar. Nu delen we alles fifty-fifty, de verantwoordelijkheid en de inkomsten.”

C: „Soms loop je vast in een ontwerp. Je voelt dat er iets niet klopt, maar je weet niet precies wat het is. En dat je het dan samen vlottrekt. Dankjewel, check! Dat is een fijn moment.”

W: „Wij zijn allebei dochters van ingenieurs, misschien komt daar ons technisch inzicht vandaan.”

C: „Ik heb vroeger veel naar architectuur moeten kijken.”

W: „Bij mij thuis was het vaak: Hoe ga je dat aanpakken? Verzin een plan. Niet zomaar wat doen, en berekeningen moeten kloppen.”

Hebben jullie een rolverdeling?

W: „Cora is beter in het klussen, dat er ook bij hoort: boren, schroeven.”

C: „Als ik een ontwerp maak, lijnen teken, en Wendy kleurt het in, is het vaak heel anders dan ik voor ogen had, maar altijd mooi.”

W: „Als de een stress heeft, is de ander rustiger. Dat geeft ruimte. Ja, we hebben best een goede relatie.”

C: „Want we zijn bijna met elkaar getrouwd, hè? We zien elkaar vaker dan onze echtgenoot.”

Hebben jullie weleens ruzie?

C: „Niet echt. Ik zeg soms: Vandaag ben ik chagrijnig, hoor. Maar alles gaat eigenlijk vanzelf. Als we iets moeten tillen, een deur of zo – dat gaat bij ons woordeloos. Als klanten ons willen helpen zeggen we meestal: Doe maar niet.”

W: „Ik weet wat voor mensen zij lastig vindt en andersom, dat komt ook door mijn werk als hulpverlener, je bent gewend om allerlei gezinnen te zien. Dat werkt door.”

C: „Een van ons praat dan meer met de klant zodat de ander zich meer op het werk kan concentreren.”

Is de klant koning?

C: „Wij vinden het moeilijk om een modern raam in een jarendertigwoning te zetten. Of een art-nouveauraam in een strak, modern huis.”

W: „Als je een raam bedenkt, neem je mee wie er in dat huis woont, het interieur, hoe het licht in de straat valt. En als het klaar is, moet het kloppen. Dat je denkt: dit raam hóórt in dat huis. Zo draag je ook bij aan de toekomst. Het is een leuke gedachte dat iemand over honderd jaar naar ons glas in lood kijkt, zoals wij nu naar glas in lood van vroeger kijken en denkt: wat een mooi raam.”

Is het ambacht of kunst?

C: „Alles begint met vakmanschap, maar als je niet creatief bent of geen feeling hebt voor wat wel en niet bij elkaar past, kun je dit werk niet goed doen.”

W: „Er is een artistiek element. Lijnen die doorlopen over meerdere vensters naast of boven elkaar, bijvoorbeeld. Lood dat je niet overal even breed maakt, zo subtiel dat je het niet ziet als je het niet weet.”

C: „We kijken vaak even rond. Als je nieuw glas in lood maakt en iemand heeft net een nieuwe keuken, kun je een kleur daaruit laten terugkomen in een detail van een raam.”

W: „Subtiele samenhang schept rust.”

Ze vertellen over het Maerlant Lyceum, dat glas-in-loodvensters heeft met stukjes gitzwart glas. Die hebben ze gerestaureerd. Net als de veertig ramen van het huis in een restje duingebied waar de architect H.P. Berlage woonde tot zijn dood in 1934.

W: „Als je zo’n raam uit elkaar haalt, kun je precies zien hoe het is gemaakt. En dat het nog steeds hetzelfde ambacht is.”

C: „Ik vind het bijna aandoenlijk om kleine foutjes te ontdekken. Een stukje glas dat achterstevoren zit, bijvoorbeeld. Dat je denkt: waar zat je met je hoofd? Het is leuk om er een verhaal bij te bedenken: dit was vast de stagiair. Of: deze glazenier had die dag gedronken.”

Met kleuren en lijnen brengen we subtiele samenhang in een huis

Zo slaan Wendy en Cora een brug over de tijd; machines komen er nog steeds nauwelijks aan te pas, hun instrumenten zijn niet veranderd: de snijder, de breektang, de slieter om lange stroken glas te snijden. Het loodmes, een kromme dolk met verzwaarde achterkant om een stukje glas op zijn plek te tikken – die heeft de glazenier in de twaalfde eeuw precies zo in zijn hand gevoeld.

Foto Annabel Oosteweeghel
Foto Annabel Oosteweeghel
Foto Annabel Oosteweeghel

Cora pakt een raam met een art-deco-lijnenspel en oranje en blauwe stukjes glas. In de hoek van een driehoekig segment zit een luchtbel. „Ik heb het zo gesneden dat die bel precies daar terecht kwam”, zegt ze. „Dan zie je dat dit niet gemaakt is door een machine, maar mondgeblazen. Mensenwerk.”

Snijden jullie jezelf weleens?

C: „Vaak. Een keer een vingertopje eraf. Meestal trouwens niet aan oud glas, maar aan gewoon vensterglas. Of janhagelglas, glas met een structuur. Als je het breekt, blijven er vlijmscherpe schilfertjes zitten. Het doet geen pijn, maar opeens zit wel overal bloed aan.”

Lood is ook niet gezond.

C: „Wij laten ons bloed regelmatig testen. Eén keer was het loodgehalte te hoog en sindsdien halen we oude ramen in een waterbad uit elkaar, zodat we geen giftig stof inademen.”

Overleggen jullie de hele tijd?

W: „Er gaan soms uren voorbij dat het hier volkomen stil is.”

C: „En opeens zegt een van ons, volkomen uit het niets: we kunnen het natuurlijk ook zó doen!”

W: „En komt er iets nieuws.”

Ze laten een nieuw raam in aanbouw zien: een rechthoekig lijnenplan, maar dat wordt doorbroken door bloemen en planten in gebrandschilderd glas, die, elk in lood gevat, omhoog groeien en de rechte lijnen doorbreken.

C: „Onze drijfveer is om steeds beter te worden. Daar hoort het onderzoekende bij, dingen uitproberen, dingen anders doen dan je gewend bent, en met het risico dat ze mislukken, maar dat is geen reden het niet te doen.”

W: „Veel oudere mannen in dit werk doen alles alleen zoals ze het geleerd hebben. Wij denken dat we nog niet zijn uitontwikkeld, er is nog zoveel niet gedaan. Dit bloemenraam is een showcase, onze hele expertise zit erin. Als het af is komt het in de winkeldeur. We noemen het onze uitsloofdeur.”

Als Janhagelglas breekt, blijven er vlijmscherpe schilfertjes zitten, opeens zit overal bloed aan

Leven jullie voor glas in lood?

C: „Als we geen gezin hadden, serieus, zouden we altijd hier zijn. Toen mijn man en dochter een weekend weg waren, zat ik hier om twaalf uur ’s avonds nog. Ik droomde laatst dat ik in de trein zat en de naam van de volgende halte was de achternaam van een klant. Maar sinds Wendy en ik samenwerken is het wel iets minder geworden.”

W: „Jarenlang heb ik er alles voor opzij gezet. Koop ik een nieuwe broek of een nieuwe glasplaat? Makkelijke keuze. Het is nu anders, maar er was een tijd dat ik glas in lood wás, zeg maar. Je hebt ook mensen die zeggen: dit lijkt me gaaf. Maar ze willen of durven zich er niet voor in te spannen. ”

C: „Daarom heb ik er moeite mee als mensen iets klakkeloos kopiëren. Dan heb je er niks voor gedaan.”

W: „Het is ook wel een eer als ze onze ramen namaken.”

C: „Niet per se óns raam. Ik heb überhaupt moeite met kopieergedrag. Probeer zelf om iets moois te maken! Anders is het nep.”

Maakt dit het leven de moeite waard?

W: „Natuurlijk heb ik een leven naast dit ambacht. Maar dit geeft mij zoveel voldoening: het gevoel dat je iets hebt gevonden dat je echt wil, waarin je helemaal los kunt gaan.”

C: „Maar maakt dat je leven de moeite waard?”

W: „Ik denk weleens: stel dat ik loodvergiftiging krijg en daaraan dood ga, zou ik dat erg vinden? Natuurlijk. Maar dan zou ik nog steeds denken: dan is het het wel waard geweest: wat ik heb gedaan, wat ik het liefste doe. Stomme gedachte, ik heb kinderen en wil helemaal niet dood en zeker niet aan loodvergiftiging. Maar dan heb ik wel iets neergezet.”

C: „Of als het tien jaar van je leven kost?”

W: „Zo sterk is het bij mij wel, ja.”