Interview

‘In de oude geschiedenis gaan tijdbalken voorbij aan de ervaringen van mensen’

Daniëlle Slootjeshoogleraar oude geschiedenis Traditionele chronologieën zorgen voor verkokering en „een beperkt zicht op de antieke wereld”: alleen de elite komt in beeld.

Daniëlle Slootjes: „We hebben enorme vooruitgang geboekt met virtual reality.”
Daniëlle Slootjes: „We hebben enorme vooruitgang geboekt met virtual reality.” Foto Merlijn Doomernik

In geen enkel modern handboek oude geschiedenis ontbreken chronologieën en tijdbalken. Ze geven houvast bij de bestudering van de oudheid en haar lange geschiedenisperioden.

„Maar we staan er te weinig bij stil dat het moderne en kunstmatige constructies zijn. De visualisatie met tijdbalken is pas zo’n 270 jaar oud. In 1753 verdeelde Jacques Barbeu-Dubourg de geschiedenis in compartimenten van tijd. Met een door hem ontwikkelde chronografische machine kon zestien meter tijdbalk getoond worden”, zegt Daniëlle Slootjes, die vrijdag 11 november haar oratie hield als hoogleraar oude geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. „Historicus Stefan Tanaka raakt in zijn boek History without Chronology voor mij de kern: chronologie leidt ons weg van mensen en hun ervaringen.”

Er is dus iets mis met de tijdbalk?

„Op zich niet. Ik ben ermee opgegroeid tijdens mijn studie en onze studenten moeten hem ook nog steeds goed bestuderen. Ik pleit er ook niet voor om de traditionele chronologieën overboord te gooien. Maar ze leveren wel een verkokering op en daarmee een beperkt zicht op de antieke wereld, die drie continenten besloeg, Afrika, Azië en Europa.”

In de handboeken komen nu keurig achter elkaar het Nabije Oosten, Egypte, Griekenland, Rome en het Romeinse Rijk en de Late Oudheid aan de orde.

„Ja, als een soort historische micro-werelden of eilanden die op zichzelf lijken te staan, terwijl ze geografisch altijd met elkaar verbonden zijn geweest door de Middellandse Zee. Overgangen worden gemarkeerd aan de hand van politieke veranderingen, zoals die van de Griekse poleis, stadstaten, naar de alleenheerschappij van Alexander de Grote, of van de Romeinse republiek naar de keizertijd.

„Het politieke perspectief als basis voor de oudheid is ook voor mij lange tijd heel bepalend geweest. Zowel voor de manier waarop ik mij de antieke wereld voorstelde als voor hoe ik die heb gedoceerd. Enkele weken geleden nog maar ben ik voor onze eerstejaars het verhaal van de Romeinse republiek weer begonnen met de uitleg van de staatsinstellingen, politieke ambten en volksvergaderingen. Maar is dit wel de juiste manier om te beginnen?”

Hoe zou het dan anders moeten?

„Je kunt bijvoorbeeld ook beginnen met de vraag: wie woonden er in Rome in die tijd? Ik wil een meer geïntegreerd perspectief op de oudheid, met niet alleen oog voor de elite. Voor de goede orde: ik heb zelf ook over lokale elites gepubliceerd – maar voor de hele gemeenschap. De elite hoort ook niet meer de basis te zijn van waaruit we gaan kijken naar andere groepen in de antieke wereld, naar de midden- en lagere klassen, naar de vrouwen, de kinderen, de slaven, de vreemdelingen.”

Die aandacht voor de massa zonder duidelijke eigen stem in de bronnen zie je tegenwoordig meer bij historisch onderzoek. Bent u daarmee als onderzoeker kind van uw eigen tijd?

„Ik was er al eerder mee bezig. Een jaar of tien geleden kwam ik een passage tegen waarin een Romeinse gouverneur bij het betreden van een stadion in de provincie Syrië applaus verwachtte. Maar het hele stadion bleef stil. Toen besefte ik: hier geeft een groep die anders niet genoemd wordt een boodschap af. Sindsdien ben ik me met massagedrag in de oudheid gaan bezighouden.”

In uw onderzoek vergelijkt u massagedrag uit verschillende perioden met elkaar. Soms liggen die eeuwen uit elkaar, zoals de processie van waterdragers in klassiek Athene tijdens de Panathenaia, het festival voor de godin Athene, en de feestelijke intocht in Constantinopel van de relieken van de heilige Stephanus in 421.

„Die processie voor de godin Athene is nog eeuwen doorgegaan, maar afgezien daarvan: het gaat in beide gevallen voor de deelnemers en toeschouwers om een zelfde menselijke ervaring. Voor die menselijke ervaring en de geschiedenis van de Panathenaia heeft het geen enkele waarde om de traditionele chronologische periodes van klassiek Griekenland, de Hellenistische wereld of Romeinse wereld te gebruiken. Door menselijk gedrag in verschillende steden en tijden in de antieke wereld met elkaar te vergelijken kunnen we ook gemakkelijker verbindingen leggen met bijvoorbeeld de wereld van het Verre Oosten.”

Voor dergelijk onderzoek zijn wel meerdere disciplines nodig, toch?

„Klopt. Ik zou het nooit in mijn eentje kunnen. In ons vak hielden al de oudhistoricus, archeoloog en klassiek filoloog zich bezig met een onderwerp als een processie bij de Panathenaia. Maar voor een echt multidisciplinaire aanpak halen we er ook heel andere specialisten bij. Voor begrip van rituelen en de activiteiten van mensen tijdens de processies zijn inzichten van antropologen en sociologen van grote waarde, terwijl sociaal-psychologen uitleg kunnen bieden bij de verschillende vormen van identiteiten en groepsgedrag. Sociaal-geografen zullen vooral vanuit ideeën over het gebruik van ruimte proberen de betekenis van processies in een stad te doorgronden en wetenschappers die zintuiglijke ervaringen bestuderen richten zich bijvoorbeeld op geuren, geluiden en zichtlijnen tijdens processies.

„Daarnaast hebben we enorme vooruitgang geboekt met virtual reality, zodat we van zo’n processie een digitale simulatie kunnen maken. Verschillende perspectieven en disciplines zorgen voor een innovatieve holistische interpretatie van een antieke processie, waarbij we beter dan ooit in staat zijn om alle deelnemers en toeschouwers letterlijk en figuurlijk in beeld te krijgen.

„Een van de redenen waarom ik voor de Universiteit van Amsterdam heb gekozen is de aanwezigheid van het 4D Research Lab, het Amsterdam Centre for Urban History, dat stedelijke geschiedenissen over lange perioden bestudeert, en het Centre for Urban Studies, waar vooral vanuit de sociale wetenschappen onderzoek wordt gedaan.”

Wat levert zo’n holistische benadering dan op?

„Momenteel schrijf ik met kunsthistorica Mariëtte Verhoeven van de Radboud Universiteit een artikel over de zintuiglijke ervaringen bij processies in Constantinopel. Uit de antieke bronnen zijn, gecombineerd met kennis van het historische stratenpatroon en gebouwen in de stad, geur- en akoestische ervaringen van het publiek en het gewone volk te halen. De straten waren schoon geveegd en door kruiden te strooien rook het er prettig. Dat zorgde voor meer toeschouwers, want zonder toeschouwers geen processie. Zaken die een nieuwe dimensie geven aan onze bestaande inzichten die voorheen vooral de nadruk legden op de rol van de keizers en de patriarchen.

„Die systemen en structuren zijn er wel, maar zijn door de mens ontworpen. Aan de basis staan de mens en zijn ervaringen. Die mens biedt mij de ideale ingang naar de antieke wereld.”