De Eerste Kamerleden maken het zelden mee: ophef. In het belangrijkste debat van het jaar, de Algemene Politieke Beschouwingen over de Miljoenennota, deed voorzitter Jan Anthonie Bruijn (VVD) iets wat hij nog nooit had gedaan: hij ontnam een senator het woord. PVV-fractievoorzitter Marjolein Faber, die aan premier Mark Rutte had gevraagd of in het kabinetsvak „de vijfde colonne” zat, mocht in het debat – de hele dinsdag – niets meer zeggen.
Bruijn vond dat ze beledigend was geweest en dat hij niet anders kon dan het Reglement van Orde volgen en haar uitsluiten van het debat.
In de Tweede Kamer, waar dezelfde middag FVD-leider Thierry Baudet te horen kreeg dat hij een week lang niet mag meevergaderen, is het sinds de zomer een steeds grotere kwestie aan het worden: grijpt voorzitter Vera Bergkamp niet véél te laat in als Kamerleden zich grof of dreigend uiten? In de Algemene Politieke Beschouwingen van de Tweede Kamer, in september, stapte het hele kabinet op toen Baudet de universiteit waar D66-leider Sigrid Kaag studeerde had aangeduid als „spy college”.
Vóór het debat in de Eerste Kamer had voorzitter Bruijn de fractievoorzitters bijeengeroepen. Ze moesten, zei hij, op hun taalgebruik letten en respectvol met elkaar omgaan. Maar al meteen bij de eerste spreker, Paul Rosenmöller van GroenLinks, vond hij dat hij moest ingrijpen: Marjolein Faber gebruikte bij een interruptie de woorden „uit je nek kletsen”. Bruijn vond daarna dat Faber het niet over vertrekkend Schiphol-bestuurder Dick Benschop mocht hebben, omdat die er niet bij was en zich dus niet kon verdedigen. Ze mocht, zei hij, premier Mark Rutte niet alleen bij zijn achternaam noemen, ze moest er zijn functie bij zeggen. En het woord „brabbelen”, over de manier waarop Kaag volgens haar in D66-jargon praat, vond Bruijn ook te ver gaan.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data92097980-96d52d.jpg)
‘Verraders van binnenuit’
Dat was allemaal nog vóór de vijfde colonne. Daarmee bedoelde Faber, zei ze in een van de pauzes tegen NRC, „verraders van binnenuit”. Ze had haar betoog „zeer kritisch opgebouwd”. „En dan werk je toe naar een vraag. Ik heb niet gezegd dat de regering de vijfde colonne ís. Ik heb het gevráágd, dus hij kon erop reageren. En daarna wilde ik weten: kan de minister-president zich voorstellen dat het Nederlandse volk zich door hem verraden voelt?”
Senaatsvoorzitter Bruijn zei later dat hij „een streep moest trekken”. „Dat moet ik doen als het beledigend wordt, of als iemand buiten de orde is, of oproept tot onwettigheid. Natuurlijk is dan altijd de vraag: wanneer is iets beledigend of buiten de orde? Dat is aan de voorzitter. Die beslist.”
In de zaal hadden Eerste Kamerleden tegen het PVV-voorstel gestemd om Faber alsnog te laten meedoen aan het debat. Buiten de zaal kon je horen dat ze de voorzitter nerveus hadden gevonden. Hij leek er vooral druk mee te zijn om het debat niet te laten ontsporen zoals in de Tweede Kamer.
Heel anders was de stemming achter de regeringstafel. Daar lagen drie zakken drop, die allemaal op waren vóór de dinerpauze. Kaag en Rutte zagen er tevreden uit. Voor Marjolein Faber leken ze weinig aandacht te hebben, ze keken ook niet op toen later FVD’er Johan Dessing de Russische president Vladimir Poetin geen „prachtvent” wilde noemen, zoals Baudet. „Dat zou ik anders formuleren”, zei Dessing. Hij noemde „het beginnen van een oorlog géén goede zaak”, maar wilde „geen duidelijk afstand nemen” van zijn partijleider.
Buiten de zaal zei PVV’er Marjolein Faber dat ze in een debat nooit „schuttingtaal” zou gebruiken of over „onzedelijkheden” zou beginnen. Wat ze wel had gezegd past volgens haar bij de vrijheid van meningsuiting. „We hebben als PVV een miljoen kiezers achter ons, wij kanaliseren hun gevoel.”