‘We zijn door de bodem gezakt.” Reinier van Zutphen, de Nationale Ombudsman, ziet het al langer. Een van de fundamenten voor een beschaafde samenleving – dat niemand gebrek hoeft te lijden – wankelt. „De overheid is niet meer in staat om mensen het basale te geven. Wat nodig is om je kinderen met een volle maag naar school te sturen, je huur te betalen, het gas, het licht.”
Dit probleem is niet nieuw, zegt hij. Het speelde al voordat de prijzen zo extreem hard gingen stijgen. Maar het is nu wel erger én zichtbaarder geworden. „We hebben lang het idee gehad: het moet allemaal zo minimaal mogelijk. Maar dat gaat niet langer.”
Deze maandag, op Wereldarmoededag, publiceert de Nationale Ombudsman een rapport over mensen die moeten rondkomen rond het bestaansminimum: werklozen in de bijstand, mensen met een handicap die alleen een kleine deeltijdbaan kunnen doen, ouderen met een onvolledige AOW-uitkering, vluchtelingen die net hun verblijfsstatus hebben.
Zijn hardste conclusie: het sociaal minimum is te laag. Dat is het bedrag dat volgens de overheid minimaal nodig is om van te leven. En dat bepalend is voor de hoogte van de bijstandsuitkering, die nu netto 1.100 euro is voor een alleenstaande.
„Als ik bekijk wat mensen nu nodig hebben om van te leven”, zegt hij in zijn kantoor in Den Haag, „dan is de slotsom: dat is te weinig. Zo simpel is het.” Nu komen daar nog allerlei toeslagen bovenop – voor de huur, zorgverzekering en kinderen. „Maar daar zijn mensen onvoldoende zeker van: misschien wordt het wel teruggevorderd.”
Schepje bovenop
Zijn woorden staan in contrast met de miljardenpakketten die het kabinet op Prinsjesdag bekendmaakte, vooral om de lage en middeninkomens te ondersteunen. Een prijsplafond voor energie. Een nieuwe energietoeslag van 1.300 euro voor de laagste inkomens. En 10 procent stijging van het minimumloon en uitkeringen als de AOW en bijstand.
Daar komt bij dat het kabinet voor het eerst een minister voor armoedebeleid heeft: vicepremier Carola Schouten (ChristenUnie). Zij heeft zichzelf als doel gesteld om het aantal kinderen dat in armoede opgroeit, in vier jaar tijd te halveren.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data91529346-ecbca6.jpg)
Je zou dus kunnen zeggen: dit onderwerp is al topprioriteit voor het kabinet. „Er zijn enorme ambities”, zegt Van Zutphen. „Maar die zijn inmiddels ook een beetje gesmoord in de inflatie en de energiecrisis.” Zo stijgen de prijzen dit jaar met zo’n 10 procent, waardoor de verhoging van de bijstand feitelijk een inflatiecorrectie is. „Dus mijn vraag is nu: kan er nog een schepje bovenop?”
Gemeenten zijn nu veel te veel tijd, geld en energie kwijt aan inkomensregelingen om de laagste inkomens te stutten, vindt Van Zutphen. „En de controle daarop.” Ook daarom vindt hij dat de landelijke overheid een hoger, „leefbaar” inkomen moet garanderen. Gemeenten kunnen hun „mensen, aandacht en geld” dan gebruiken voor bijvoorbeeld de persoonlijke begeleiding van inwoners naar werk, of bij de verduurzaming van hun huis.
Bovendien, zegt hij: „Als je de geldzorgen van mensen niet wegneemt, kunnen ze zelf ook nauwelijks nadenken over: waar zal ik werken, welke opleiding ga ik doen. Dan zijn ze alleen bezig met overleven.”
Fouten van de jaren zeventig
Hoe hoog het sociaal minimum moet worden? Dat vindt Van Zutphen een vraag voor de politiek. Wel verwacht hij tempo. Het kabinet besteedde deze vraag afgelopen zomer uit aan een commissie van wijzen. Die gaat berekenen welk budget nodig is om van rond te komen, voor verschillende huishoudtypes – en krijgt daarvoor een jaar de tijd. Tot onvrede van de Ombudsman. „We weten al heel veel. Het [budgetinstituut] Nibud heeft veel kennis. Dan moeten we toch kunnen constateren wat het bedrag moet zijn?”
Tegelijk waarschuwen sommige economen dat het kabinet nu al te véél geld verschuift van rijk naar arm. Coen Teulings, oud-directeur van het Centraal Planbureau, waarschuwde vorige week dat „fouten van de jaren zeventig” herhaald worden. Zijn punt: met hoge uitkeringen wordt het minder lonend om aan het werk te gaan.
„Dat zou goed kunnen”, zegt Van Zutphen. „Maar ik kijk naar de actuele situatie en zie mensen die niet genoeg hebben om van te leven. Dan vind ik dit geen argumenten om te zeggen: jij mag er niks bij krijgen.” En ja, zegt hij, de overheid zal deze mensen actiever dan nu moeten begeleiden naar werk of een opleiding.
De Ombudsman vindt overigens óók dat het voor mensen rond het bestaansminimum vaak niet lonend is om te gaan werken. Hij wijst vooral op „pervers werkende systemen”. „Mensen met een beperking dúrven bijvoorbeeld vaak niet deel te nemen aan de arbeidsmarkt.”
Door hun handicap kunnen zij vaak alleen in deeltijd werken. Ook zijn ze veelal afhankelijk van onzekere flexcontracten, soms met wisselende uren. Dat leidt tot onzekerheid: hoe wordt het loon verrekend met de uitkering? Worden er toeslagen teruggevorderd? „Iedereen wil dat deze mensen meedoen. Dat verhinder je als zij steeds moeten nadenken: als ik ga werken, wat gebeurt er dan?”
Die onzekerheid leidt er ook toe dat mensen uitkeringen en toeslagen weigeren, hoort Van Zutphen. „Mensen zeggen: ik durf niks meer te vragen aan de overheid, want je weet niet of dat nog eens als een boemerang terugkomt.”
Juist daarom, vindt Van Zutphen, moet „de bodem omhoog”. „Wat mensen minimaal nodig hebben, moeten ze gegarandeerd krijgen.”