De sigaret, hoe ongezond ook, houdt stand

Het ding De spullen om ons heen en de dingen die we gebruiken: ze laten zien wat we belangrijk vinden en hoe de wereld verandert. Deze week: de sigaret.

Foto Getty Images

Ik ben opgegroeid in een rokershuis: de gordijnen waren nicotinegeel uitgeslagen, de geur dwaalde permanent rond, mijn vader kon pas een woord uitbrengen na zijn eerste peuk. Ik had een hekel aan die geur, de oranje vingertoppen, ik had astma, hoestte veel. Op de eerste verjaardag na zijn dood, afgelopen mei, kocht ik een pakje Dunhill, zijn merk. De caissière keek me compassievol aan – wist ik nog altijd niet beter?

Nee, we weten niet beter. Nederlanders zijn de afgelopen jaren weliswaar minder gaan roken, maar de rokers zijn nog altijd met veel. Volgens het Trimbos-instituut is het aantal rokers zelfs weer gestegen, zij het niet veel, van 2,8 miljoen in 2020 naar bijna 2,9 miljoen in 2021. En dat terwijl de regering al vijftien jaar een straf ontmoedigingsbeleid voert. Sigaretten worden steeds duurder. Het sigarettenpakje, ooit onaantastbaar als cultureel fenomeen, is ontdaan van zijn esthetiek: het is non-descript en uniform geworden, opgesierd met afschuwelijke afbeeldingen van doodzieke baby’s, verrotte gebitten en zwarte organen. Het exemplaar dat de caissière me zojuist, op de verjaardag van mijn vader, overhandigde en dat nu in mijn handen lag, was geen uitzondering.

Wat je ook van dat ontmoedigingsbeleid vindt – onvermijdelijk en goed of betuttelend – de sigaret houdt stand. De peuk, het saffie, het blazertje, de stinkedorus. Dat witte kokertje van vloeipapier – diameter: 5-10 millimeter, lengte: minder dan 10 centimeter – met de licht gespikkelde oranje-crèmekleurige filter. Of we nu roken of niet, of we fervent tegenstander zijn of ons neutraal houden – iedereen is opgegroeid met de sigaret.

Dat sigaretten ongezond zijn is al lang bekend. Aan het einde van de negentiende eeuw stonden ze (toen vaak nog handgemaakt en bestemd voor de elite) al bekend als ‘coffin nails’, ofwel doodskistnagels. Maar pas in de eerste helft van de twintigste eeuw werd het verband tussen longkanker en roken door wetenschappers aannemelijk gemaakt, en later bewezen. Velen wilden het niet horen, en zij die bleven zoeken naar de feiten werden gefrustreerd door de machtige tabakslobby. In de jaren vijftig, toen sigaretten massaal en fabrieksmatig werden geproduceerd, veranderde de status van roken. Onder invloed van de gulle tabakslobby toverde Hollywood de sigaret om tot het summum van cool, voor alle soorten voorbeeldmannen. James Dean (de grillige jongere) en Humphrey Bogart (de stoïcijnse echte vent) werden zelden zonder gezien, de Marlboro Man (de ontembare cowboy) stelde: ‘For man’s flavour come to Marlboro Country’.

Ook vrouwen kregen rokende rolmodellen voorgeschoteld: Audrey Hepburn en Marlene Dietrich maakten van roken een sensuele handeling, ze rookten niet maar puften, ze lieten geen rook door hun neus stuiven, ze bliezen. De aantrekkingskracht van de sigaret ligt (naast de talrijke verslavende stoffen die erin zitten) ook in het fysiologische: de getuite lippen van de roker, de licht toegeknepen ogen, hoe je de sigaret lui op je lippen kan laten rusten, als is het een rietstengeltje.

Als de sigaret iéts uitbeeldt, is het vrijheidsdrang. Wat hebben al die coole gestaltes, groot geworden in het tijdperk dat we wisten dat roken slecht was maar onwetend waren over hoe slecht precies (laat staan dat ‘meeroken’ serieus werd genomen) met elkaar gemeen? Dat ze niet terugdeinsden voor eventuele risico’s. Dat ze een mogelijke inkorting van hun leven niet als het ergste kwaad beschouwden – erger was een inperking van hun autonomie. Jean-Paul Sartre noemde roken het equivalent van je de wereld op een destructieve manier toe-eigenen. Elke keer dat ik James Dean een sigaret zie opsteken, zie ik iemand die zegt: ik leef op mijn voorwaarden. Als dat mijn dood betekent, dan betaal ik die prijs, dat schijntje.

We zijn zeventig jaar verder. Humphrey Bogart stierf aan kanker, Audrey Hepburn ook, James Dean reed zich te pletter voordat hij kanker kon krijgen, liefst vier acteurs die de Marlboro Man speelden stierven aan rook-gerelateerde ziektes. Wie zegt op zijn eigen voorwaarden te leven, heeft de kleine lettertjes niet gelezen. Ons kabinet broedt intussen op nieuwe plannen. In 2040 moet een pakje sigaretten 40 euro kosten, met als grote doel een ‘rookvrije generatie’ voort te brengen en op deze manier preventief miljarden te besparen op de gezondheidszorg.

Op mijn vaders verjaardag stak ik een Dunhill op in zijn tuin, de rook verwaaide, ik kneep met mijn ogen zoals hij altijd deed. Het was een ode aan hem, aan zijn generatie, aan wat we vrijheid noemden, voordat we beter wisten.