Toen ik ongeveer twee jaar geleden bezig was de laatste hand te leggen aan mijn boek Revolusi over de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd, werd mijn aandacht gevestigd op een kort daarvoor verschenen rapport van het Britse marktonderzoekbureau YouGov. „Welk land is het vandaag het meest trots op zijn koloniale verleden?” hadden de Britse onderzoekers zich in de loop van 2019 afgevraagd.
Toen de antwoorden binnenkwamen, bleek dat maar liefst de helft van de Nederlandse respondenten het koloniaal verleden eerder iets vond om trots op te zijn (tegenover een derde van de Britten en een kwart van de Fransen). Meer dan een kwart van de ondervraagden droomde zelfs van een nieuw overzees rijk. De conclusie van YouGov: „De Nederlanders zijn trotser op hun vroegere overzees bezit, zelfs meer dan de Britten.”
Het zou interessant zijn om dit onderzoek nu al te herhalen en te kijken of de Nederlandse gemiddelden nog steeds zo afwijken van wat we elders zien. Mijn vermoeden is dat er enige verschuivingen waargenomen zouden kunnen worden. De voorbije drie jaar namelijk is de aandacht voor het koloniale verleden van Nederland nagenoeg onafgebroken in het nieuws geweest en daarbij is een ander perspectief steeds nadrukkelijker naar voren gekomen.
Hoogtepunt was op 17 februari dit jaar de publicatie het langverwachte verslag van de drie Nederlandse onderzoeksinstituten, NIOD, KITLV en NIMH, waarin stond: „Tijdens de oorlog gebruikte de Nederlandse krijgsmacht veelvuldig en structureel extreem geweld, in de vorm van buitenrechtelijke executies, mishandeling en marteling, detentie onder inhumane omstandigheden, brandstichting van huizen en dorpen, diefstal en vernieling van goederen en levensmiddelen, disproportionele luchtaanvallen en artilleriebeschietingen, en veelal willekeurige massa-arrestaties en -interneringen.”
Hier werd midden op het marktplein met luide stem gezegd dat Nederland zwaar in de fout was gegaan. Prompt sprak ook minister-president Rutte publiekelijk zijn excuses uit voor wat er tijdens de jaren 1945-1949 was gebeurd. Niemand in Nederland kan sindsdien nog beweren dat men van niks wist of dat de overheid alles in de doofpot houdt. De zwarte bladzijde werd opengelegd en de zeer lijvige boeken van het nationale onderzoeksproject zijn door iedereen gratis als pdf online te raadplegen. Kortom, Nederland heeft wel degelijk belangrijke stappen gezet.
Zes ideeën
En toch is dit verhaal niet af. Als in het reine komen met de koloniale geschiedenis een traject is, dan zou je kunnen zeggen dat van de 100 kilometer die afgelegd moeten worden, we vandaag bij kilometerpaal 25 zijn. Ik wil graag zes ideeën formuleren voor het vervolg.
Ten eerste: oppassen voor veralgemeniseringen. Hoewel extreem geweld en oorlogsmisdaden tijdens de dekolonisatieoorlog van 1945 tot 1949 systematisch voorkwamen, betekent dat niet dat elke militair die aan Nederlandse zijde streed zich eraan bezondigd heeft. Naar schatting heeft slechts een kwart van de soldaten effectief gevechtshandelingen verricht.
Tweede gedachte voor het vervolg: opletten voor de zogenaamde ‘nazificatie van de koloniale tijd’. De voorbije jaren is de kritiek op het kolonialisme overal aangezwollen. Terecht maar het kolonialisme lijkt soms wel het nieuwe nationaal-socialisme: er is enkel goed versus fout, zwart versus wit. Heel het kolonialisme herleiden tot een tropische variant van het fascisme is uiterst problematisch, al was het maar omdat het kolonialisme bovenal economisch gemotiveerd was door een elite en het fascisme in eerste instantie ideologisch was en geschraagd door de massa.
Tijdens een lezing dit voorjaar ergens in Nederland riep een man al na vijf minuten vanuit het publiek toe: „Mijn vader is daar geweest, mijn grootvader is daar geweest, mijn overgrootvader ook. Die heeft zelfs riolen aangelegd!” De hele zaal keerde zich tegen hem, maar ik kon enkel vaststellen dat zijn emotie volkomen oprecht was. En ergens begreep ik hem ook. We moeten altijd een onderscheid blijven maken tussen systeem en individu, tussen een koloniaal stelsel dat op exploitatie was gericht en individueel engagement dat ook uit idealisme kon bestaan. We doen de geschiedenis echt geen recht wanneer we alles gaan herleiden tot het grote morele binaire schema van de twintigste eeuw.
Als we dat vermijden zijn we al bij kilometerpaal 35 van ons traject. Wat is er nog meer?
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/11/2811zatreybrouck4.jpg)
Derde gedachte: opletten met enkel de verontwaardiging te beperken tot het wangedrag van Nederlandse soldaten. Ja, er zijn op grote schaal zeer ernstige vormen van extreem geweld en oorlogsmisdaden gepleegd door Nederlandse soldaten, maar het geeft geen pas om enkel te kijken naar het gedrag van Nederlandse dienstplichtigen in de sawa, zonder te kijken naar de hoogste Nederlandse gezagsdragers in Batavia en, meer nog, in Den Haag, zoals ook terecht aangestipt in het rapport van het NIOD, KITLV en NIMH.
De grootste verantwoordelijken bevonden zich niet aan de basis, maar helemaal aan de top van de piramide. Het zijn de regeringen Beel en Drees geweest die het bevel tot de twee militaire offensieven gegeven hebben. Daarbij heeft Beel (KVP) een buitengewoon kwalijke rol gespeeld. Als minister-president stuurde hij in het voorjaar en de zomer van 1947 duidelijk aan op militaire confrontatie, met de Eerste Politionele Actie als resultaat. Als Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon, de hoogstgeplaatste Nederlandse gezagsdrager in Batavia/Jakarta, remde hij in december 1948 moedwillig het diplomatieke overleg af, ten voordele van de militaire optie. Hij was de havik in dit verhaal – met bovendien een beroerde inschatting van de internationale politieke verhoudingen. Een klungelige havik, kortom.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data91317992-a28924.jpg|https://images.nrc.nl/cY04akJjrdYV6mn7NGtNu6gvWwQ=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data91317992-a28924.jpg|https://images.nrc.nl/SkJB8rAr0SoD-kriiR-DiG1sSs0=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data91317992-a28924.jpg)
In 1949 was het minister-president Drees (PvdA) die tijdens de Rondetafelconferentie in Den Haag een prijs van 6,3 miljard gulden vroeg aan Indonesië voor zijn onafhankelijkheid: het land moest zich vrijkopen, net zoals een slaaf in de negentiende eeuw zijn baas moest betalen. Tot dat bedrag hoorde tevens de kosten voor de pas gevoerde dekolonisatieoorlog! Of Soekarno even de factuur voor de twee politionele acties kon vereffenen, want die waren best wel aan de prijs geweest.
Hiermee belanden we makkelijk van kilometerpaal 35 bij , pakweg, paal 45.
Beperk de blik niet tot 1945-1949
Vierde gedachte: opletten om de blik te beperken tot de periode 1945-1949. Nagenoeg alle aandacht gaat momenteel uit naar de jaren van de dekolonisatie-oorlog. Begrijpelijk, maar onvoldoende. Het gevaar is niet denkbeeldig dat er nu een beeldvorming ontstaat die zegt: „Ja, wij Nederlanders zijn daar drieënhalve eeuw geweest. Het begin was heel erg, de periode rond 1600, met Coen en de VOC enzo, en het einde was heel erg, de jaren 45-49, maar daartussen was het best oké.”
Ik stoor mij aan die focus op het begin en het einde. De hele zeventiende eeuw is gekenmerkt door geweld in de strijd om specerijenmonopolies. De achttiende eeuw door het inpalmen van Javaanse grond, naast een slachting van de Chinese bevolking in en om Batavia. De negentiende eeuw zag een lange reeks militaire veroveringen door het KNIL om de koloniale staat te vestigen. En de jaren van de ‘Pax Neerlandica’, van 1914 tot de Japanse invasie in 1942, zijn ten diepste gemarkeerd door het neerslaan van de inheemse politieke bewegingen die naar ontvoogding streefden: inclusief het meedogenloos neerslaan van de communistische en nationalistische beweging in de jaren 20 en 30, verbanningen, gevangenissstraffen en ophangingen van politieke dissidenten. Piet Hagen heeft dat alles overtuigend gedocumenteerd. Nee, Nederland is niet klaar zolang het enkel naar 1945-1949 kijkt.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/07/data34327944-695d20.jpg)
De Nederlandse koning en de minister-president hebben hun excuses aangeboden, maar enkel voor de periode 1945-1949, voor de dekolonisatie, niet de kolonisatie. Die stap, goed voor nog eens tien kilometer op de mentale teller, moet in Nederland nog worden gezet. Als we dat doen, zitten we aan kilometer 55.
Ten vijfde moeten we niet alleen in de tijd uitzoomen, maar ook in de ruimte. Wat in Indonesië gebeurde was onderdeel van een breder Europees proces. Nochtans lijkt vandaag elk land louter met zijn eigen belangrijkste voormalige kolonie bezig: België met Congo, Engeland met India, Frankrijk met Algerije, en Nederland met Indonesië. Alles globaliseert, behalve de koloniale herinnering. In de 21ste eeuw kijken we naar het kolonialisme van de 20ste eeuw door de bril van de 19de eeuwse natiestaat. Daardoor missen we twee zaken: de Europese dynamiek aan de top, de internationale dynamiek aan de basis. We zien daardoor niet dat het kolonialisme van de 19de en 20ste eeuw het resultaat was van een westerse kapitalisme vanaf de 16de eeuw.
Door de focus op de verticale verhouding tussen Nederland en Indonesië missen we ook de horizontale verhoudingen die Indonesië met tal van andere landen onderhield. We zien niet dat de gekoloniseerden ook onderling elkaar inspireerden. Dat India, Egypte en de Filippijnen een rol hebben gespeeld in Indonesië vergeten we. De onafhankelijkheid van Indonesië was meer dan Nederlandse geschiedenis, meer dan Indonesische geschiedenis, het was wereldgeschiedenis. Als we dat beseffen zitten we aan kilometerpaal 65.
Nederland heeft belangrijke stappen gezet. En toch is dit verhaal niet af
Gedachte nummer zes vergt de grootste stap: we mogen niet enkel naar het historisch kolonialisme kijken. Vorig jaar kreeg ik een wereldkaart te zien. Daarop stond aangegeven welke landen het meest broeikasgassen uitstoten en welke landen het meest kwetsbaar waren voor de gevolgen van klimaatopwarming. Ik dacht dat ik naar een kopie van de koloniale wereldkaart zat te kijken. De grootste uitstoters zijn de landen van het Globale Noorden, de grootste slachtoffers de landen van het Globale Zuiden, de voormalige kolonies. Zij die het minst bijgedragen hebben aan de opwarming van de aarde, zijn er het grootste slachtoffer van. Pakistan staat vandaag voor een derde onder water. Maar liefst 33 miljoen mensen zijn getroffen door de meest dramatische overstromingen in zijn geschiedenis.
Dàt is de kolonisatie van de toekomst en in Pakistan, Bangladesh, Madagascar, Mozambique en ja, ook Indonesië, is die toekomst al volop begonnen.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data91320305-f59d97.jpg|https://images.nrc.nl/UxWaCwJlT8WItUoxG5GmKqhvTKQ=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data91320305-f59d97.jpg|https://images.nrc.nl/fi-rkGTJy8NjsEYRFJ2ddzmblaQ=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data91320305-f59d97.jpg)
Zolang wij in West-Europa geen aandacht hebben voor die nieuwe kolonisatie van het zuiden, zullen we nooit aan kilometerpaaltje honderd geraken. Nederland en België hebben goed verdiend aan het koloniale en industriële verleden. We moeten de moed hebben om te zeggen: eigenlijk is ons CO2-budget gewoon op. We hebben veel meer uitgestoten dan we überhaupt mochten. Dat de discussie over de symbolen uit het verleden woedt, is zinnig, maar de daklozen en ontredderden van Pakistan hebben er weinig aan. Tegen hen moeten we zeggen: „In Europa willen wij niet alleen discussiëren over foute straatnaambordjes. Wij zien uw grote leed, wij erkennen ons aandeel en wij gaan helpen waar wij kunnen.”
Bij het Klimaatakkoord van Parijs werd beslist om jaarlijks 100 miljard dollar bijeen te brengen voor de meest kwetsbare landen. Die pot raakt niet gevuld. Landen als Nederland en België hebben echter de plicht, gezien onze koloniale en industriële voorgeschiedenis, om dat fonds als eerste te spekken.
Nederland heeft de voorbije jaren belangrijke stappen gezet in de omgang met een bezwaard verleden. Nu komt het erop aan stappen te zetten in de omgang met een bezwaard heden. Die laatste 35 kilometer, daar moeten we nog aan beginnen.