De vlieghoogte van het debat in de Tweede Kamer was deze week bij vlagen surrealistisch laag. Laten we ons eens de blik voorstellen van een denkbeeldige toekomstige parlementaire geschiedschrijver – het historiografische debat is bij deze geopend. Op dinsdag meldde de regering in de Troonrede dat „onze huidige manier van leven stuit op economische, sociale en ecologische grenzen”. Nederland is volgens het kabinet-Rutte IV en de Koning toe aan „een andere economie en arbeidsmarkt. Een andere omgang met ruimte en natuur. Andere manier van wonen, werken, ondernemen en reizen. En andere vormen van samenleven.”
Dat is nogal een programma. Zeker als je in ogenschouw neemt dat het kabinet bestaat uit VVD, D66, CDA en ChristenUnie, doorgaans niet de meest revolutionaire partijen. Het is ook rijkelijk vaag, zeker als het alléén deze zinnen waren. Maar het kabinet leverde er een analyse bij, inclusief vergezichten, en een begroting voor 2023. En er is hier en daar daadwerkelijk sprake van grote ambities, in de energiehuishouding, het klimaatbeleid (maar niet genoeg), de woningmarkt en de landbouw die, volgens het kabinet, circulair moet worden. Voor zorg en onderwijs worden harde keuzes in het vooruitzicht gesteld.
Om het even welke fractie in de Tweede Kamer moet zich tot in haar vezels uitgedaagd voelen in deze tijd. Want de realiteit is dat niemand verrast kan zijn door dergelijke grote ambities en de noodzaak daarvan. Niet de kiezer herschikt nu het krachtenveld, dat doen de wereld en de aarde zelf. Klimaatverandering, de eindige draagkracht van de aarde en ook de natuur in Nederland, technologische disruptie in economie en samenleving, de macht van China. En ook deze week drong de oorlogvoerende en met kernwapens dreigende anti-democraat Poetin zich vanuit Moskou op. „Dat is onze oorlog”, herhaalde Rutte terecht in de Kamer – die niet zal stoppen bij Oekraïne als Poetin wint.
Het kabinet worstelt zichtbaar met de opgave om Nederland door al die ongelijke maar gelijktijdige crises en transities heen te leiden. Veel plannen zijn niet af of worden tastend aangepast, vaak blijft onhelder hoe korte en (middel-)lange termijn samengaan. Eén minister, van Landbouw, is al afgetreden omdat het hem niet lukte. Het helpt niet dat Rutte zich – ook na tien jaar – blijft profileren als louter politieke fixer voor de korte termijn en „geen leider”.
Al met al veel ruimte voor de Tweede Kamer dus – die zich bovendien gestimuleerd mag voelen door de belofte van een nieuwe politieke cultuur die de volksvertegenwoordiging zichzelf heeft gedaan.
Maar waar ging het inhoudelijke debat twee dagen lang over? Vrijwel uitsluitend over de onaffe, last-minute-plannen van het kabinet om dit najaar een prijsplafond op de energierekening van huishoudens te stellen. Geen misverstand: dat is een urgent politiek onderwerp, dat veel huishoudens op een schrijnende manier raakt. Het is daarom goed dát het aan de orde kwam. Bovendien is de kritiek dat het kabinet laat was terecht. Al zou het de Kamer hebben gesierd serieus te nemen dat het kabinet uitvoeringsproblemen voorzag. Juist de uitvoerbaarheid van beleid is al jaren een blinde vlek van de Kamer.
Maar kon dit niet korter? Waarom niet volstaan met de eis dat het kabinet snel met een uitgewerkt – en uitvoerbaar – voorstel komt? Het Kamerlid Pieter Omtzigt ópende het debat nota bene met deze vraag. Dat had genoeg moeten zijn. Het gevolg van de vragenregens, ook van Ruttes eigen VVD, was dat de premier almaar het geestdodende liedje stond te zingen van ‘dat-zoeken-we-uit’ en ‘hier-komen-we-op terug’.
Vaak wordt het grote aantal fracties in de Kamer aangewezen als een oorzaak van het stagnerende debat – ook in de commentaren van NRC komt dat geregeld aan de orde. Deze Politieke Beschouwingen lieten zien dat dit niet de hele verklaring kan zijn. Van invloed blijft ook dat de grootste oppositiepartij, Geert Wilders’ PVV, ondanks zijn 17 zetels niet geïnteresseerd is in praktische politiek. De PVV blijft het vehikel voor een politicus die zich liever te buiten gaat aan hyperbolen, verdachtmakingen en belediging, des te meer als het over vrouwen gaat. Dat is schadelijk, en heeft ook de weg gebaand voor het misbruik van de Kamer als platform voor agitatie door politieke paljassen.
Bovendien probeerden juist kleine fracties, van eenlingen soms, het debat het meest vasthoudend te verdiepen. De Partij voor de Dieren over de gevolgen die het kabinet verbindt aan klimaatdoelstellingen, BBB over de toekomst van de landbouw, Omtzigt over de energiepolitiek tot 2050. Onbedoeld ironisch was het antwoord dat Sylvana Simons van Bij1 kreeg toen ze Rutte vroeg om een ‘helikoperview’ op ‘het systeem’. De premier: „Het risico van hier zo’n visie articuleren is dat de kans dan groot is dat we het daar niet altijd over eens zijn.”
Dat is voer voor niet alleen historici, maar alle politici – en burgers.