Volgens de Klimaatwet moet Nederland een CO2-uitstootreductie realiseren van 49 procent in 2030 en 95 procent in 2050 (ten opzichte van 1990). Dat betekent dat er de komende acht jaar gemiddeld jaarlijks minstens 8,5 procent minder uitstoot moet zijn. Het kabinet is nog ambitieuzer: 60 procent uitstootreductie in 2030 en 100 procent in 2050. Waar veel sectoren vóór totstandkoming van de Klimaatwet al een daling hadden ingezet, steeg de uitstoot van onze binnen- en buitenlandse vakanties de afgelopen twee decennia (tot 2019) juist met 25 procent.
Die groei wordt bijna volledig veroorzaakt door luchtvaartafhankelijk toerisme. Voor een kwart van al onze vakanties nemen we het vliegtuig en die veroorzaken bijna twee derde van onze vakantie-uitstoot. Andersom komt bijna 40 procent van alle uitstoot door vakanties in Nederland van een paar procent overzeese bezoekers die met het vliegtuig naar ons land komen.
De oplossing is dus duidelijk. Om te voldoen aan de Klimaatwet moet toerisme snel van zijn luchtvaartafhankelijkheid af. Dit vereist regie vanuit de Rijksoverheid.
De luchtvaart gaat namelijk niet uit zichzelf aan deze wet voldoen, na decennialang beleid van pappen en nathouden. Daardoor is een sectorkliek gecreëerd, gedomineerd door Schiphol en grootgebruiker KLM, die voortdurend uitzonderingsposities opeist en zichzelf boven de wet plaatst. Woningnood? Schiphol plant zonder milieuvergunning doodleuk een nieuwe terminal. Verduurzamen? Alleen als vliegen spotgoedkoop blijft en elke vorm van belasting in controversiële technofixes wordt gestopt. Als het gaat om klimaatactie verkeert de Nederlandse luchtvaart in een parallel universum.
Zaak dus voor de toerismebranch, die deze maandag bijeenkomt op de Nationale Toerisme Top in Almere, om nu afstand te nemen van de luchtvaart. Dat zal niet makkelijk zijn. De overheid heeft vaak de neiging door een economische bril naar de problematiek te kijken en vervalt te snel en te vaak in sectorbelangenbehartiging ten koste van het publieke belang.
Marketing
Het huidige inkomend toerismebeleid is – ondanks fraaie retoriek over bestemmingsontwikkeling – nog steeds grotendeels bestemmingsmarketingbeleid ten gunste van bedrijven. Amsterdam begon in de zomer van 2021 een marketingcampagne om toeristen terug naar de stad te halen en zit inmiddels ondanks de toeristenbelasting voller dan ooit: voor een groot deel met toeristen die voor een paar tientjes naar de hoofdstad vliegen. En ook al ziet men dat nabijgelegen markten als België en Duitsland veel resistenter en groter zijn (en daarmee veel belangrijker voor Nederland), toch blijft landelijk op de langere termijn het vizier ook op verder weg gelegen en daarmee luchtvaartafhankelijke markten gericht.
Het uitgaand toerismebeleid heeft verduurzaming overgelaten aan zelfregulering door reisorganisaties: klimaatneutraliteit wordt hierbinnen slechts door een enkeling serieus genomen. De verantwoordelijkheid voor verduurzaming wordt grotendeels bij de consument gelegd; ondertussen blijft men al dan niet met behulp van ecofabels de markt volpompen met goedkope vliegvakanties.
Dé belichaming van de onwil om aan de Klimaatwet te voldoen en liever bestaande verdienmodellen in stand te houden zijn wel de tearjerkende ceo’s die bij de – laten we eerlijk zijn – nog steeds zeer milde ingrepen in de luchtvaart meteen betogen dat ‘de Nederlander’ dan niet meer op vakantie kan. Hetzelfde geldt voor het over één kam scheren van het hele palet aan mogelijkheden om vakanties klimaatvriendelijker te maken middels opmerkingen dat vakanties nu eenmaal niet duurzaam zijn.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/06/data87483554-088e9d.jpg)
Wij pleiten daarom voor een fundamenteel ander toerismebeleid. De overheid zou toerisme niet langer als sector moeten zien die moet worden gestimuleerd en ondersteund, maar als strategie om het vakantievliegen en de hiermee verband houdende uitstoot te beperken.
Benchmarken
Door concrete reductiedoelen te stellen als het gaat om productaanbod, bijvoorbeeld elk jaar 8,5 procent minder uitstoot voor inkomend en uitgaand toerisme, conform de Klimaatwet, kan de Rijksoverheid bedrijven stimuleren om vaart te maken met de ontwikkeling van ‘vakantieproducten’ dichter bij huis en met klimaatvriendelijkere vervoermiddelen. Op deze manier wordt benchmarken mogelijk. Ook wordt zo voorkomen dat bedrijven de verantwoordelijkheid voor uitstootreductie blijven doorschuiven naar de consument. Bedrijven die al hard werken aan nieuwe vakantieproducten zonder het vliegtuig zullen zich hierdoor gesteund voelen.
Dit is een goed moment voor dergelijk beleid want er zijn redenen voor voorzichtig optimisme. Het treinvakantie-aanbod zit in de lift en de vraag ook. Maar een ware versnelling wordt pas bereikt als de overheid deze ontwikkelingen een duwtje in de rug geeft. Door nu door te pakken komen de klimaatambities van het kabinet een stuk dichterbij.