Eindelijk heeft Deloitte zijn rapport over de affaire Sywert van Lienden op tafel gelegd. Daarmee rijst tevens de vraag naar de maatschappelijke context van dit schandaal. Waarom heeft de ministeriële top besloten op zo onverantwoordelijke wijze, zelfs tegen interne adviezen in, met het pseudo-liefdadige oplichterstrio in zee te gaan? En wat heeft bewerkstelligd dat voormalig troetelkind Van Lienden (in 2020 was hij nog mede-auteur van het CDA-verkiezingsprogramma) het zover heeft kunnen schoppen en vervolgens zover heeft kunnen ontsporen?
Ten eerste speelde de – niet onbegrijpelijke – paniek over de coronacrisis een rol, waarbij het ministerie elke reddende hand aangreep. Dat dan ook de minister zelf tot spoed aanspoort, is evenzeer logisch. Het terechte gevoel van urgentie zorgde er echter voor dat kritische stemmen van lagerop in de organisatie werden genegeerd.
Ten tweede behoorde Van Lienden tot de meest hinderlijke criticasters; door een deal met hem te sluiten hoopte de politieke top van het departement hem de mond te snoeren („Je kunt die Sywert beter inside pissing out hebben dan outside pissing in”, appte toenmalig minister van Volksgezondheid Hugo de Jonge in de geest van wijlen de Amerikaanse president Lyndon Johnson). Tot slot maakte het fameuze Haagse old-boys-network, in dit geval van CDA’ers, de contacten makkelijker en de minister vervolgens te goed van vertrouwen, waarna deze alle intern geuite bezwaren wist te overrulen.
Had De Jonge meteen na het uitkomen van de mondkapjeszwendel gezegd: ja, gezien de nood en haast heb ik mij er inderdaad persoonlijk mee bemoeid en ik voel mij net als iedereen grotelijks belazerd, dan had hij vast op het nodige begrip kunnen rekenen. In plaats daarvan lijkt ook De Jonge op de Rutte-methode te vertrouwen, namelijk door eerst elke eigen betrokkenheid net zolang te ontkennen totdat dat niet meer gaat, zich dan op geheugenverlies te beroepen en ten slotte plichtmatig sorry te zeggen om ijlings op het volgende thema over te gaan.
‘Gillend rijk’
Het verklaart waarom de minister in Van Liendens valkuil is getrapt en zijn misstap heeft geprobeerd te verbergen. Maar het verklaart níet waarom Sywert en consorten zonder al teveel gewetenswroeging – het begeerlijke vooruitzicht ‘gillend rijk’ te worden woog althans zwaarder – die val hebben gezet. Deze vorm van witteboordencriminaliteit staat namelijk niet alleen. De door drie decennia neoliberale ideologische dominantie teweeggebrachte verschuiving in normen en waarden heeft eraan bijgedragen dat het trio innerlijk vermoedelijk amper heeft beseft hoezeer het moreel over de schreef ging.
Het is veelzeggend dat Van Lienden, toen de zaak aan het rollen kwam, zijn hachje poogde te redden door in het tv-programma Buitenhof te verhalen dat hij „een moreel kompas had laten opstellen”, om te kijken waar het in de toekomst met hemzelf heen moest. Alsof het een beleidsplan is, waarvoor je enkele deskundigen raadpleegt. Wie denkt dat hij door ánderen een moreel kompas voor zichzelf kan laten opstellen, geeft aan dat hij niet beseft wat zo’n kompas is.
Maar Van Lienden kan zich daarbij gelegitimeerd weten door de neoliberale mores, resulterend in een vrij kritiekloze ophemeling van elke vorm van lucratief ondernemerschap zolang niet strikt in strijd met de letter van de wet: goed is, wat goed verdient.
De ‘BV Nederland’ – die term alleen al is voor die perverse moraal veelzeggend. Denk aan de Amsterdamse Zuidas, waar de belastingzwendelpraktijken jarenlang door Rutte & Co zijn goedgepraat als vrucht van een ‘fiscaal gunstig vestigingsklimaat’. Of aan wijlen VVD-voorzitter Henry Keizer, die zich op dubieuze wijze voor een appel en een ei een ooit idealistische uitvaartmaatschappij toeëigende.
Er is zo een samenleving ontstaan waarin het eigenbelang alles domineert, met een ideologie die dat legitimeert: een mengsel van het denken van Rutte en Ratelband. Succes is een keuze, aldus Ratelband, dus pech ook. Gillend multimiljonair worden zodoende eveneens.
Rutte reduceert al tien jaar elk maatschappelijk vraagstuk tot een persoonlijk aanpassingsprobleem, waarbij slachtoffers niet moeten klagen, maar gewoon harder moeten vechten. Er is zo, met onzekere flexbanen en onbetaalbare woningen als toekomstperspectief, een generatie mensen opgegroeid van wie velen niet beter weten dan dat ze inderdaad het beste alleen aan zichzelf kunnen denken, omdat ze anders het onderspit delven.
Celebrity-cultuur
Maar er is nog een factor die aan de morele verloedering heeft bijgedragen: de celebrity-cultuur in de media, waarbij (vermeend) jeugdig talent de hemel wordt ingeprezen. Dat Van Lienden steevast als ‘mediapersoonlijkheid’ wordt betiteld, waar anderen met hun vakgebied of beroep worden aangeduid, zegt voldoende. Zijn hele mediacarrière is niet op kennis, maar op een vlotte babbel in talkshows gebouwd. Het zijn sterke benen die op zo’n jonge leeftijd de weelde van de aanbidding kunnen dragen. Vergelijk het met Thierry Baudet, in eigen ogen de grootste intellectueel aller tijden: evenzeer met charisma gezegend, evenzeer door de media groot gemaakt, daardoor evenzeer over het paard getild en evenzeer ontspoord.
Van Lienden is vooral beroemd omdat hij beroemd is. Dat voorrecht was lang voorbehouden aan koninklijke families, die daarvoor even weinig bijzonders hoefden te presteren. Ook daar zijn de ontsporingen legio – van de Britse prins Andrew tot onze nationale huisjesmelker Bernhard junior wiens vlotte babbel ook alle deuren automatisch doet opengaan en die klaagt als iemand daar wat van zegt. Dat Van Lienden tegen die achtergrond dacht: dat kan ik ook, is dan niet zo gek.