Foto Frank Ruiter

Interview

‘Ik laat me overvallen door het moment’

Wat maakt het leven de moeite waard? Portretfotograaf Jitske Schols (53) werd van de ene op de andere dag schilder. „Ik weet van tevoren nooit wat ik ga maken en het hoeft niet te kloppen.”

Een carrièreswitch maken – het gebeurt vaker. Maar vermoedelijk niet onder kunstenaars. Jitske Schols (53) deed het wel. Ze stopte als fotograaf en werd van de ene op de andere dag schilder. Zoals ze ook plotseling fotograaf werd na een loopbaan van twintig jaar als communicatieadviseur bij Schiphol, The Body Shop en een woningcorporatie.

Op haar tv-loze avonden maakt ze in die tijd collages van tekeningen en foto’s met een oud telefoontje. Als ze in 2012 naar Amsterdam-Noord verhuist én na een tijd als alleenstaande moeder een relatie krijgt, markeert ze het moment door eindelijk een goede camera te kopen.

Met haar spiegelreflex gaat ze op pad om dit stukje stad beter te leren kennen. Foto’s van straten en pleinen zet ze op Facebook. Met een vraag: ik ben nieuw hier, wie kan me iets vertellen over wat ik heb gefotografeerd? Het maakt veel los. „Mensen praten graag over vroeger.”

Steeds vaker ook krijgt ze opdrachten aangeboden, die ze afhoudt omdat ze haar techniek ondermaats vindt, maar na een korte opleiding aan de Fotoacademie waagt ze de gok en zegt haar baan op.

Portretten gaan haar het beste af, ontdekt ze. Dat vinden anderen ook. In 2017 wint ze de Dutch Photographic Portrait Prize met een mysterieus zwart-witportret van de half-Molukse Sora, uit een serie over kinderen met een gemengde achtergrond. Onder wie ook haar eigen dochter Ayla, die vaker zal opduiken in haar vrije werk. Rond die tijd begint ze portretten te maken voor Het Parool en andere kranten.

Jitske Schols werkt boven een garage waar oude Citroëns een tweede leven krijgen, tussen studio’s en koffiebarretjes. Très Amsterdam-Noord. De meeste doeken in haar atelier gaan straks naar het Stadsmuseum Harderwijk voor haar eerste expositie als schilder. Maar eerst nog even over de fotograaf.

Bij een reeks interviews in de Volkskrant portretteerde je mensen met hun ogen dicht. Dan laat je iets belangrijks weg.

„Zelfs als iemand geen ogen zou hebben, kun je nog een portret maken. Maar ogen dicht was in overleg met de krant. ‘Enkel met het hart kan men goed zien’, schreef Saint-Exupéry in De kleine prins. Naar binnen kijken was het idee bij die gesprekken over de zin van het leven.”

Voor de krant fotografeerde je mensen over wie je al iets weet, ze zijn min of meer bekend. En er hoort een geschreven tekst bij. Laat je je daardoor leiden?

„Vaak is er nog geen tekst als ik de foto maak. Natuurlijk, bij een zwaar artikel ga ik geen schaterlachende foto leveren, dus ik wil de teneur van het interview wel weten. Maar ik ben geen planner, geen regisseur, ik laat me overvallen door het moment. De ziel proberen te vangen, zoals je fotografen wel hoort zeggen, klinkt als holle frase. Ik probeer contact te maken en te zien wat eruit ontstaat. Mensen zien vaak op tegen een sessie maar vaak gaat het vanzelf.

„Ik voel wel een grote verantwoordelijkheid. Het is intiem. Als je de digitale beelden later bekijkt, zie je werkelijk alles – wat er tussen je tanden zit, bij wijze van spreken. Dat gaat al door mijn hoofd bij het maken van het portret.”

De ziel proberen te vangen, zoals je portretfotografen wel hoort zeggen, klinkt als holle frase

Een deel van haar jeugd brengt ze door in de bossen bij Soest. Haar ouders wonen in het oude koetshuis van de buitenplaats Ewijkshoeve. „We woonden geïsoleerd en dat heeft me wel een loner gemaakt”, zegt ze. „Maar ik vind alleen zijn ook lékker. Ik heb nog de toneelschool overwogen, maar het punt was dat ik niet op een podium durfde. Ik voel me meer op mijn gemak achter een camera, in mijn atelier. Mijn eigen gang gaan.”

Het ‘grote huis’, een witte kolos met zuiltjes, was destijds eigendom van haar overgrootouders en kent een bonte reeks eerdere bewoners, onder wie een broer van koning Willem III en een zeepfabrikant. En de schilder Willem Witsen, die er plezier maakte met de bevriende schrijvers en schilders die als ‘De Tachtigers’ vanaf 1880 de kunsten (en het leven) wilden opschudden.

Over Willems zuster Anna, die zichzelf daar op 34-jarige leeftijd in de vijver verdronk, hoort Schols pas later. „Ik dacht: hoe kan het dat iemand op zo’n prachtige plek, waar ik zelf veel geluk heb ervaren, zo ongelukkig is geweest? Haar verhaal heb ik altijd bij me gedragen. Ik wilde proberen in beeld te vertellen wat haar daartoe bracht.”

‘Songs for soprano’ (2019) wordt Schols’ eerste ‘foto-essay’. Over een meisje dat al vroeg haar moeder verliest, een vrouw die zangeres wil worden maar van het zingen haar beroep niet mag maken, die ongelukkig verliefd is op een getrouwde componist, die even in een gesticht wordt gestopt en ten slotte op de bevroren vijver doelbewust een wak in stapt.

Maar dat zie je allemaal niet, of niet zo. Op Schols’ donkere afdrukken, deels onscherp en dankzij een oud drukprocédé van een waanzinnige diepte, zie je takken, bladeren die ook geschilderd zouden kunnen zijn, fragmenten van gravures, dat huis. Regels van Herman Gorter: „een hel was ’t hart/ van daar kwam het zwarte en worgde haar”. De vrouw in de negentiende-eeuwse blouse en rok is Jitske Schols’ dochter.

„Zij is mijn muze, kun je zeggen. Ik vind het leuker portretten van haar te maken dan van wie ook. Maar door haar een rol te laten spelen, haal ik een oud verhaal ook naar de toekomst.”

Dat verhaal is niet kant-en-klaar, je mag het zelf invullen. Dat is al eerder gebeurd, voor theater (De passie van Anna, 2009) en recent door Arthur Japin in zijn roman Wat stilte wil. Het werden vaste ingrediënten van Schols’ oeuvre, als fotograaf en nu als schilder: een vrouw die haar vleugels niet kan uitslaan in een mannenwereld én de mogelijkheid om een verhaal over zo iemand zelf in te vullen.

„Ik wil geen histories maar herstories vertellen, over vrouwen die echt hebben bestaan”, zegt ze. Tegelijkertijd noemt ze haar figuren „nondescript”, als in: blanco, een leeg vel papier. „Als ik te veel uitleg ontneem ik je iets”, zegt Schols. „De kijker moet met zijn fantasie als het ware van de andere kant kunnen komen.”

Foto Frank Ruiter
Foto Frank Ruiter
Foto’s Frank Ruiter

Waarom schilderen?

„Mijn overgrootmoeder was Zweeds en werd uitgehuwelijkt. Over haar wilde ik ook een foto-essay maken, maar toen brak corona uit. Ik dacht: als er in mijn atelier geen mensen kunnen komen, dan schilder ik ze wel. Toen heb ik kwasten en verf gekocht. En het greep me TO-TAAL.”

Schols schilderde onder meer scènes uit het leven van Frieda Belinfante, een Nederlandse cellist die eigenlijk dirigent wilde worden. En van Caresse Crosby, een Amerikaanse die in 1914 haar corset afwerpt en de beha patenteert, een wild leven leidt in Parijs en uitgever wordt. Het zijn sprankelende maar evengoed nondescripte scènes: je moet het verhaal al kennen om het erin te herkennen.

„Dat is de bedoeling, je moet ze ook los van elkaar kunnen zien. Ook bij de zes schilderijen die ik net voor Het Parool heb gemaakt: ‘Zomers in Amsterdam’. Dat zijn mijn verloren herinneringen.”

Verloren?

„Ik woon nu 33 jaar in Amsterdam en heb geen goed geheugen, dus ik dacht: wat waren al die zomers dan? Ik heb oude agenda’s en fotoboeken bekeken, met mensen gepraat. Zo kwam ik tot zes groepen herinneringen. Daar heb ik een schilderij bij gemaakt. Een heet De ontmoeting. Maar als ik het verhaal erachter vertel is het zonde. Wat het voor mij is, is het niet voor jou.

„Een ander schilderij heet De troost: twee mensen aan een tafel die iemands hand vasthouden. Een vrouw zei: ‘Ik móét dit kopen want zo heb ik met mijn kinderen de hele zomer aan tafel gezeten. Dit is míjn schilderij.’ Dan is mijn eigen verhaal niet meer zo relevant.”

Wat blijft er op de zeef liggen?

„Het is bijna niet te zeggen. Alles wat je zegt omvat niet wat je wílt zeggen. Wil ik iets bereiken? Ik werk allereerst voor mezelf, maar stel dat nooit iemand het zou zien, dan weet ik niet of ik het nog zou doen. En ik zeg wel dat ik graag alleen werk, maar ik doe het ook om de contacten met anderen. Als communicatieadviseur was het via taal, nu in beelden, maar dat is wel wat me drijft, contact maken.”

Als ik te veel uitleg, ontneem ik je iets. De kijker moet met zijn fantasie van de andere kant kunnen komen

Is het erg als je schilderijen uitvliegen?

„Ik ben wel meer gehecht aan mijn schilderijen dan aan mijn foto’s, merk ik. Meer mijn eigen kind dat ik weggeef.”

Belinfante deed ook een carrièreswitch.

„Dat wist ik niet van tevoren en ik heb het ook niet op mezelf betrokken. Bij haar zie ik vooral moedige strijd: ze wil iets wat haar niet lukt omdat ze als vrouw niet dezelfde mogelijkheden krijgt die ze als man zou hebben gehad. Geldt dat voor mij? Tja, je leest dat vrouwelijke kunstenaars minder verdienen, minder vertegenwoordigd zijn in musea. Ook in het bedrijfsleven bestond de afdeling communicatie standaard uit vrouwen met een man aan het hoofd.”

Is het toeval dat je verhalen rond de vorige eeuwwisseling spelen?

„De periode tussen 1880 en 1920 werd mijn fundament. Dat zie je in mijn onderwerpen, in het kleurgebruik.”

Hoort je manier van schilderen ook bij die tijd? Een beetje kubisme, Picasso in zijn Afrikaanse periode, Braque.

„Als je honderd mensen laat kijken, zien ze er allemaal een andere stijl in.”

Is er afgunst?

„Toen ik in de fotografie begon, merkte ik wel dat mensen het vervelend vonden. Vaak fotografen die de overstap van analoog naar digitaal niet konden maken en mij zagen als iemand die dacht dat-ie ook weleens even zou kunnen fotograferen.”

Denk je weleens dat je een bepaalde schildertechniek nog niet beheerst?

„Nee. Ik weet van tevoren nooit wat ik ga maken en het hoeft niet te kloppen.”

Lichtval is moeilijk in verf.

„Het klinkt misschien gek, maar ik ben niet zo bezig met lichtval. Mijn foto’s maakte ik ook met het licht dat er is. Misschien gaan zulke processen wel onbewust. Met schilderen is het niet anders. Soms lukt het urenlang niet en dan opeens wel. Maar het is moeilijk te zeggen wat er dan lukt.

„Hoe leg je uit dat Franse kaas lekker is? Het stinkt, ziet er niet uit, voelt zompig en toch is het lekker. Vind daar maar eens woorden voor. Of twee mensen: op de een word je verliefd en op de ander niet, hoewel die misschien mooier of aardiger is. Ooit, ik weet niet meer waar, las ik dat er geen neuropaadjes zijn tussen het gebied in je hersenen waarmee je naar kunst kijkt en het taalgebied. Daarom kunnen mensen ook zomaar wat over kunst zeggen.”

Over kunst kunnen mensen zomaar wat zeggen

Dit wordt je eerste tentoonstelling als schilder. Voel je je een debutant?

„Als fotograaf heb ik ook geëxposeerd. Dit voelt niet als nieuw. Fotografie was tien jaar obsessief kijken, kijken, kijken. Zonder de fotografie had ik nooit zo kunnen schilderen. Ik beschouw het als vooropleiding.”

Op haar ezel staat een groot doek van een vrouw. Ze zit op een kleed en kijkt achterom, blote voeten. Het is uit de serie ‘Maestro’ en de vrouw is Frieda Belinfante. „Het heet One step forward, two steps back. Frieda hoorde bij de verzetsgroep die in 1943 een aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister uitvoerde. Bijna iedereen is gefusilleerd, zij ontsnapte naar Zwitserland. Na de oorlog trof ze een land dat conservatiever was dan ooit. Zonder ruimte voor een lesbische vrouw die graag in mannenkleding rondliep. Om te kunnen dirigeren ging ze naar de VS.”

Hoe kijkt ze? Droevig?

„Dat krijg ik vaak te horen over mijn figuren, kennelijk is er een soort melancholie die opvalt. Maar ik doe het niet bewust.”

Het is ook een blik naar binnen.

„Dat bedoel ik met nondescript: anoniem, vrij neutraal, niet blij, niet boos, niet echt verdrietig, beetje in het eh …”

…vage?

„Een beetje vaag.”

Toch niet, je figuren kijken wel op een uitgesproken manier, maar verzin daar inderdaad maar eens een woord voor.

„…”

Tentoonstelling: MADAMADAM - schilderijen van Jitske Schols. Stadsmuseum Harderwijk, 23/9 t/m 9/1.