Het is ogenschijnlijk een gewone advertentie. De Zutphense editie van verzetskrant Het Parool meldt op 28 mei 1945 de verloving van Bettie Weijl en Jan Meilof IJben. Verlovingsdatum? Juli 1944. Ze hadden nog iets te vertellen.
Bettie, geboren in Zutphen, zat anderhalf jaar ondergedoken in Amsterdam. Jan, een verzetsman, had de plek voor haar geregeld, zoals hij dat voor nog tweehonderd Joden deed.
In 2010 beschrijft ze haar bevrijdingsweken. Dat Jan, net als zij ondergedoken op Witte de Withstraat 44 III-hoog, haar gemaand had niet de straat op te gaan na het nieuws van de Duitse capitulatie op 4 mei. Te gevaarlijk. Dat haar onderduikgever zich op 5 mei even terugtrok en terugkwam met een blik chocoladerepen. In de Hongerwinter bewaard voor dit moment. „Plechtig reikte hij ons de repen uit, zonder iets te zeggen en met tranen in de ogen”, schrijft Bettie.
George en Mien Ladee, de onderduikgevers, zagen haar als de dochter die ze zelf niet hadden. Op haar beurt is Bettie hen als ouders gaan beschouwen toen ze zeker wist dat haar eigen moeder niet terug zou komen.
Bettie’s eigen vader was begin 1942 een natuurlijke dood gestorven. Haar broer Simon werd in datzelfde jaar in Frankrijk opgepakt en is in Auschwitz vermoord. Helena, haar moeder, werd begin 1943 opgepakt en vier dagen later in Sobibor vermoord. Bettie ontkwam naar eigen zeggen tien keer aan arrestatie.
Na de bevrijding ging Bettie naar Zutphen. Zo kwam haar verloving daar vermoedelijk in het lokale Parool. Ze had haar geboortebewijs nodig. Ze wilde snel terug naar Amsterdam, naar Jan, maar ze kreeg geen doorgangsbewijs – permit – voor de terugreis. Iemand zei: ga naar luitenant Peijnenburg. Gerard Peijnenburg, net 26 jaar, was in de staf van prins Bernhard verantwoordelijk voor Gelderland. Peijnenburg liet ter plekke een permit uitschrijven en zei: zorg dat je om twee uur aan de overkant van de IJssel staat, daar komt een tank je ophalen, die brengt je naar Apeldoorn, daar staat een wagen, die brengt je naar Amsterdam. ’s Avonds was ze thuis.
Een paar weken later zag ze Peijnenburg op een feest voor verzetsstrijders. Ze dacht: hij herkent me niet meer. Hij greep haar hand en zei: „Wilt u me niet meer kennen? En hoe is het, bent u al getrouwd?”
Op 5 juli trouwde ze met Jan Meilof IJben.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data90631621-5e7fc7.jpg|https://images.nrc.nl/kjkIECrbUtu4rPQ6QWVyZ84qHKk=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data90631621-5e7fc7.jpg|https://images.nrc.nl/M1YBlRKyE_Oig2azZbKh6yRmTDg=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data90631621-5e7fc7.jpg)
Bettie Weijl werd geboren in een gegoede familie. Haar vader had een chique damesmodewinkel, de firma Weduwe S. Weijl, hofleverancier van koningin Wilhelmina. Michael Simon Weijl was op zijn 47ste getrouwd met verkoopster Helena Schaap. De kinderen groeiden op in welstand. Tot de jaren dertig. De economische crisis nekte de winkel. Het gezin moest op zoek naar goedkopere woonruimte. De neergang heeft op Bettie een blijvende indruk gemaakt. Dat voelde als een schande, vertelt haar dochter Simone.
Daar kwamen schaamte en schuldgevoel bij, toen bleek dat Bettie als enige de oorlog had overleefd. Ze had steeds weer die nachtmerrie over de gaskamer, haar moeder en haarzelf.
Ze moest als enige overlevende van haar gezin opnieuw leren leven en deed dat met volle overgave. „Mijn moeder had een onbedwingbare levensdrang”, vertelt dochter Simone. Ze ging in 1957 werken voor René Kahn, die in Amsterdam Boussac-stoffen uit Frankrijk importeerde. Als getrouwde vrouw buitenshuis werken was toen ongewoon. Ze werd al snel Kahns rechterhand: inkoop, veel naar Parijs, een modeshow in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Met de smaak die ze thuis had meegekregen kleedde ze zich naar de Franse mode.
Werken met Kahn voelde als een thuis. Hij was als een broer. En Joods. Ze durfde hem over haar nachtmerrie te vertellen. Hij luisterde. Gaf raad. Het is omwille van je ouders jouw taak om in het leven hoe dan ook gelukkig te zijn, hield hij haar voor. De nachtmerrie verdween. Dochter Simone: „Haar jaren bij Kahn waren de beste van haar leven.”
Bettie gaf haar kinderen, Bas Jan (1947) en Simone (1948), een humanistisch-Joodse opvoeding. Muziek. Musea. Boeken. Joodse en Franse les.
In 1993 ging ze naar Sobibor, vijftig jaar na haar moeder
Over het verlies van haar familie en de onderduik praatte ze niet. Gevoelens stopte ze weg. Dat veranderde na haar scheiding, toen ze trouwde met Kees Bigot, eigenaar van een Amsterdamse papiergroothandel.
In 1993 ging ze naar Sobibor, vijftig jaar na haar moeder. Alleen. Zo wilde ze met haar in het reine komen en haar herdenken. Uit Sobibor nam ze wat as mee. Ze begroef dat naast de steen van haar vader op de Joodse begraafplaats in Zutphen. Ze besloot dat ze daar ook begraven wilde worden. Ze had de band met Zutphen altijd gehouden en kocht daar bijvoorbeeld haar koffie en thee bij De Pelikaan, hofleverancier.
Ze liet de namen van haar moeder en broer graveren in de grafsteen van haar vader. Nabij hen is ze op 21 juli begraven. Ze is 99 geworden. Simone memoreerde bij de plechtigheid de woorden die Bettie’s levensmotto waren geworden: je was volmaakt gelukkig.