Opinie

Hoe je je ook inleeft, je wordt de ander niet

Stephan Sanders

Over drijfveren van mensen: ze willen dat iemand zich over hen ontfermt. En ze willen ook eens een keertje met rust worden gelaten. Ik lees in deze zaterdagkrant de woorden van theoloog Manuela Kalsky: „Op het moment dat je de ander wordt, voel je de discriminatie die daarmee gepaard gaat.” Iets minder elegant uitgedrukt, ooit populair in Amerikaanse tv-series: „I feel your pain.” Dat zinnetje wordt knikkend uitgesproken, en veel toehoorders worden acuut heel klein.

De vraag is of je de ander kan worden en of dat überhaupt nodig is. Je gaat ongetwijfeld meeleven, je krijgt oog voor de pijn die iemand heeft doorstaan, maar daarmee wordt zo’n persoon ook verkleind tot slachtoffer. Dat is onterecht, want niemand overleeft op een dieet van enkel ellende.

Maar ik toch was al weer instemmend aan het knikken. Dat ging nog even door, toen ik dit weekend in Trouw het interview las met Lotfi el Hamidi, NRC-redacteur en schrijver van het boek Generatie 9/11.

El Hamidi over zijn leven als jonge moslim, zeker na de aanslagen van 9/11: „Zelfs als je opgroeide met het idee dat je niet anders bent, werd je ineens gedwongen erover na te denken.”

Anderen dachten alvast over de jonge Lotfi na, en dat was niet per se gunstig. El Hamidi groeide op in een Rotterdams, islamitisch gezin, en moest zich ineens verantwoorden voor islamisme, terreur, de ‘theologie van de haat’, etcetera. Daar had de jongen niet op gerekend en ook niet om gevraagd. Hij beschrijft hoe de moslims van zijn generatie verhardden, en van de weeromstuit ook maar het schrikbeeld leverden dat de buitenwereld vreesde.

Hadden we nu, net als de eerder genoemde Manuela Kalsky ‘zijn discriminatie’ moeten voelen, zelfs op het moment dat de jonge El Hamidi dacht ‘niet anders te zijn’?

Je ermee bemoeien of met rust laten?

In het meelevende of meewarige geknik door derden schuilt bovendien een machtsrelatie: van hoog naar laag. Van psychiater tot patiënt.

Tot slot een zin uit 1960, van de Britse schrijver E.M. Forster, die zijn leven lang het manuscript van zijn homoseksuele roman Maurice in de la liet liggen, want te controversieel. „Wij (homo’s) hebben ons nooit gerealiseerd dat wat het publiek werkelijk (…) veracht aan homoseksualiteit niet de zaak zelf is, maar het feit dat er over nagedacht moet worden.”

Hoe hard je je ook inleeft, je wordt de ander niet. En daarbij: bemoeizorg is nooit gratis. De ander verplaatst zich in jouw situatie, maar ervaart dat ook een beetje als strafwerk, zoals je het vroeger kreeg op school.

„Meester, ik heb het niet gedaan.”

„Ja, ja.”

En weer zie je die meester knikken.

Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een -column.