Als je in Frankrijk je kind naar school brengt, mag je niet voor het gebouw parkeren. Reis je met de trein, dan word je geacht voor je plaatsneemt even onder de stoelen te kijken of er geen achtergelaten tassen liggen – want als er halverwege de rit toch een eenzame koffer gevonden wordt, kan de hele trein ontruimd worden. En ga je naar een nachtclub, dan kun je beter geen rugzak meenemen; die wordt niet aangenomen bij de garderobe.
Sinds 2015 passen Fransen dit soort kleine aanpassingen in hun gedrag elke dag toe. Ze vloeien voort uit het Plan Vigipirate, het nationale veiligheidsplan om burgers te beschermen tegen terroristische aanslagen. Het plan bestaat uit drie niveaus: het basisniveau vigilance (waakzaamheid), het niveau risque attentat (kans op een aanslag) waarbij tot tweehonderd extra veiligheidsmaatregelen horen en het hoogste niveau urgence attentat als een aanslag op handen, gaande, of net is afgelopen. Sinds de grote aanslagen in Parijs en Nice van 2015 en 2016 zijn alleen de twee hoogste niveaus van kracht geweest. Momenteel geldt het middelste niveau.
Wie erop let, ziet overal tekenen van het Plan Vigipirate, zeker in grote steden: de affiches met evacuatieplannen bij grote musea, de groepjes zwaarbewapende militairen (momenteel drieduizend in heel Frankrijk) die met serieuze blikken rondlopen op stations en op straat, de betonblokken of stalen paaltjes bij de ingang van sommige parken.
De kenmerkende rood-zwart-witte driehoek van het Plan Vigipirate is ook nooit ver weg: hij siert de gevels van scholen, stations, overheidsgebouwen, gebedshuizen en talloze andere ogenschijnlijk willekeurige panden, waar hij het heersende dreigingsniveau weergeeft.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/04/data84799264-f487e9.jpg)
Noodzakelijk
Het is bittere noodzaak, zegt luitenant-kolonel Vivien van de Algemene Directie van de Staatsveiligheid (SGDSN) – die zoals bij Franse militairen gebruikelijk is niet bij zijn achternaam genoemd wil worden – in zijn kantoor in het Parijse staatsmonument Les Invalides. De weelderige rustplaats van Napoleon Bonaparte is tot in de puntjes beveiligd: bezoekers moeten hun telefoon en laptop inleveren voor ze naar binnen mogen en worden bij iedere stap begeleid door een medewerker. „Er zijn tal van indicatoren die ons brengen tot een pessimistische analyse over de kans dat er nog een grote aanslag plaatsvindt op het Franse grondgebied”, zegt hij in een sobere vergaderkamer die uitkijkt op de Eiffeltoren; aan de muur een portret van een jonge president Macron.
Als voorbeeld noemt hij de twintigduizend inwoners van Frankrijk die zijn aangemerkt als mogelijk staatsgevaarlijk vanwege radicalisering, de toename van het aantal extremisten aan beide zijden van het politieke spectrum en de verspreiding van haatberichten en terroristische propaganda op internet. Sinds 2017 zouden in Frankrijk 46 aanslagen zijn verijdeld (waarvan 37 islamitisch geïnspireerd waren, acht extreem-rechts en één extreem-links). „De dreiging van terrorisme is een achtergrondgeluid dat niet verdwijnt.”
En dat geluid gaat gepaard met regels. „De antiterreurmaatregelen zijn sinds 2015 steeds meer onderdeel geworden van onze gewoonten en praktijken”, zegt terrorisme-expert Marc Hecker, tevens onderzoeksdirecteur van het Franse Instituut voor Internationale Betrekkingen (Ifri), telefonisch.
Uit opinieonderzoek van onderzoekscentrum CREDOC blijkt ook dat een van de meest voelbare gevolgen van de aanslagen voor Fransen de toegenomen veiligheidsmaatregelen zijn. „Je ziet dat zelfs op juridisch vlak de maatregelen tegenwoordig vallen binnen wat normaal gevonden wordt: maatregelen die eerder enkel ingezet mochten worden als er een noodtoestand van kracht was, zijn sinds 2017 ook opgenomen in de wet.” Zo zijn voor huiszoekingen in het kader van terrrorismezaken geen gerechtelijke bevelen meer nodig.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/07/web_1507zatnicenu.jpg)
Acceptatie uit angst
Over het algemeen accepteren Fransen de maatregelen, zegt Hecker. „Ze worden verwelkomd omdat er sprake is van een reële angst. In het verleden waren aanslagen gericht tegen specifieke groepen, zoals de joodse gemeenschap of journalisten, maar sinds de aanslagen van 13 november 2015 [waarbij islamitische terroristen 131 willekeurige mensen doodden bij een reeks aanslagen in Parijs en voorstad Saint-Denis, red.] bestaat het gevoel dat iedereen op elk moment, op elke plek slachtoffer kan worden van een aanslag. Daarom voelen mensen dat verstrekkende of beperkende maatregelen gerechtvaardigd zijn.”
Ook luitenant-kolonel Vivien zegt „over algemeen terug te krijgen dat men zich gerustgesteld voelt” bij het zien van patrouillerende militairen of andere uitlopers van het Plan Vigipirate. Hierbij speelt volgens Hecker mogelijk mee dat Fransen het leger in principe waarderen. „Uit opiniepeilingen blijkt dat meer dan 80 procent van de Fransen een positief beeld heeft van het leger – véél positiever dan bijvoorbeeld van politici en de media. Dat leidt ertoe dat de aanwezigheid van militairen eerder leidt tot geruststelling dan tot angst.”
Er klinkt heus wel eens kritiek, vooral omdat de maatregelen vrijheidsbeperkend kunnen zijn en de privacy in het geding kan komen bij grootschalige (online) surveillance. „Maar die zorgen zijn weinig hoorbaar”, zegt Hecker.
Luitenant-kolonel Vivien zegt dat de veiligheidsdiensten zich er zeer bewust van zijn hoe beperkend sommige maatregelen kunnen zijn – denk aan fouilleringen bij winkelcentra. „Om de balans tussen veiligheid en individuele vrijheid te bewaken en te voorkomen dat de steun voor het plan erodeert, moeten we steeds weer afwegen of een maatregel echt noodzakelijk is, en hoe lang die moet gelden.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data75990957-03e64f.jpg)
Lange geschiedenis
Dat de angst eventuele zorgen over de beperking van vrijheden overstemt, komt volgens beide mannen ook door de lange geschiedenis die Frankrijk heeft met terrorisme. „Terrorisme bestond al lang voor de golf islamitisch geïnspireerde aanslagen sinds 2015”, benadrukt Hecker. „Tijdens de Algerijnse oorlog (1954-1962) vonden talloze aan die oorlog gelieerde aanslagen plaats in Frankrijk. En in de jaren daarna hebben we extreem-linkse en extreem-rechtse aanslagen gezien. Dan waren er de aanslagen door seperatisten van Corsica, Baskenland en zelfs Bretagne. En terrorisme gelieerd aan het Palestijns-Israëlische conflict, terrorisme gelieerd aan Iran en Hezbollah”, somt hij op. „Fransen zijn het terrorisme als het ware gewend.”
Ook het Plan Vigipirate is niet nieuw: dat werd in 1978 ontwikkeld, hoewel het sinds de aanslagen in 2015 sterk is aangescherpt. Vivien: „Velen van ons zijn ermee opgegroeid. We weten hoe het is om te leven met de latente dreiging.”
Wanneer en of het Plan Vigipirate kan worden teruggeschaald naar het basisniveau vigilance, kan niemand zeggen. „Volgens de principes wordt pas afgeschaald als er geen dreigingen meer zijn vast te stellen ten opzichte van Frankijk”, zegt Vivien. „En dat is helaas op korte termijn ondenkbaar.” Hecker voegt er aan toe dat het politiek ook lastig is om terug te gaan naar het laagste niveau: als er kort daarop iets gebeurt, zal de regering dat voor altijd kwalijk genomen worden. Dit zal oud-president François Hollande beamen: hij kondigde op 14 juli 2016 de opheffing aan van de nationale noodtoestand, maar moest hier dezelfde avond op terugkomen vanwege de aanslag in Nice die 86 levens eiste.
Teruggaan naar het basisniveau zit er voorlopig dus niet in. Maar, benadrukt Vivien, niet alle tot tweehonderd maatregelen die horen bij het niveau risque attentat worden altijd toegepast en het verdwijnen van enkele van die maatregelen is niet ondenkbaar. Dus wellicht kunnen rugzakdragers binnenkort toch weer naar de discotheek.