Onlangs bleek dat een campagne om drugsgebruikers aan te spreken op de maatschappelijke consequenties van hun gebruik niet doorging (Cokesnuivers aanspreken op de gevolgen van hun gebruik? Toch maar niet, 19/8). Een morele vingerwijzing van de gebruiker gaat niet werken. Maar wat dan wel? Geleidelijk is Nederland doordrongen geraakt van de gevolgen van de drugsindustrie in Nederland – van hennep tot heroïne en van xtc tot crystal meth. Er zijn er nog veel meer – het aantal psychotrope stoffen is nagenoeg oneindig: te vinden als paddo’s in de bossen of geproduceerd door Mexicanen in Drenthe.
Nederland is productie-, doorvoer- en gebruikersland van drugs in soorten en maten, en weet zich er geen raad mee. Nu er een onhoudbare situatie aan het ontstaan is, wordt het tijd om het over de olifant in de kamer te hebben: wat moeten we met die drugs?
Er staan twee posities tegenover elkaar: 1. Verhevigen van de war on drugs. 2. Kiezen voor regulering en legalisering. De eerste gaat uit van een nietsontziende strijd tegen ‘ondermijning’ – het drugsgeld corrumpeert immers de samenleving. Het tweede gaat over de averechtse werking van ‘het verbod’ – onder verwijzing naar ‘de drooglegging’ in Noord-Amerika. In beide posities schuilt een kern van waarheid, maar ze zijn beide naïef.
De criminele drugseconomie laat zich niet inbinden door nog meer repressie – ze vindt steeds weer nieuwe wegen. Maar ook legalisering zal geen einde maken aan een internationaal opererende criminele wereld. Daarvoor is die te groot, te wijd vertakt en te gewetenloos. Toch moeten we het over drugs hebben. Of beter: over de kloof tussen de (opium)wet en de naleving daarvan. Wetgeving zonder draagvlak is per definitie problematisch.
Bol van de ambiguïteit
Drugsgebruik is min of meer genormaliseerd – onder veel verschillende groepen burgers. Zeker een miljoen Nederlanders (conservatieve schatting) gebruikt met enige regelmaat drugs – op dancefestivals, in voetbalstadions, op spirituele seances, op deftige kantoren en thuis (bezorgd door de koerier). Veel verschillende motieven en contexten. Voor de goede orde, de meeste mensen hebben er niets mee – het interesseert ze niet.
Ieder mag er het zijne van vinden – dat is zo’n beetje de Nederlandse basishouding. Maar het drugsvraagstuk staat daardoor bol van de ambiguïteit: wel cannabis verkopen, maar niet mogen inkopen; een verbod op xtc, maar nauwelijks controle op dansfeesten. Op internet is alle verboden waar te koop zonder dat er een haan naar kraait. In zo’n onduidelijk moreel klimaat kennen betrokkenen geen scrupules: de handelaren, de net gerekruteerde koeriers, de makelaars, de taxichauffeurs, de witwassers, de gebruikers – geen van allen.
De meeste mensen kijken liever een andere kant op, maar velen gaan als consument voor de roes of als profiteur voor het geld. Men denkt liever niet na over herkomst en gevolgen. Ook voor handhavers werkt deze ambiguïteit demoraliserend. ‘Waarom moet ik als politieagent achter die drugs aanjagen, terwijl mijn burgemeester pleit voor legalisering?’ De minister die de drugsconsument op de vingers tikt, wordt eenvoudig weggehoond.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data87329058-69ea68.jpg)
Zonder vooringenomenheid
Het wordt tijd voor een echt open gesprek over drugs. Op korte termijn lost dat natuurlijk niets op. Het moet ook niet te snel gaan over oplossingen. Dus geen vooringenomen simplistische argumenten voor of tegen legalisering. Wel gezamenlijk meer vat krijgen op wat er groeit in de kloof tussen wetgeving en naleving. Dat kan lokaal door met elkaar te spreken over de problemen en kansen, de successen en het falen van handhaving, internationale voorbeelden, de weerstanden.
Pluriforme verhalen om het rechtsgevoel beter te bedienen. Van de politieagent, de dancefestivalorganisator, de coffeeshophouder, de douanier… Er is behoefte aan breder gedeelde beelden over de functie van drugs voor mensen, in deze tijd en met deze consequenties. Wie durft dat open gesprek aan over het niet naleven van de wet, waar steeds meer handhaving op volgt?
Het debat zou – wie weet – in fasen kunnen toewerken naar verschillende regimes van ontmoediging, regulering, selectieve verstrekking en verbod – afhankelijk van het middel en de situatie. Als er maar een begin van een einde komt aan de morele onduidelijkheid, die het beleid nu in de weg staat.