Opinie

Hou op radicalisme als probleem te zien

Radicalisering Radicale denkbeelden zijn soms nodig voor maatschappelijke vooruitgang. Wordt een beweging gewelddadig dan dient de staat in te grijpen, meent .
Een demonstrant verstoort het Kernwapendebat in de Tweede Kamer, 1984.
Een demonstrant verstoort het Kernwapendebat in de Tweede Kamer, 1984. Foto Vincent Mentzel

De hitte van deze zomer lag niet alleen aan het weer: met hun protesten hebben boeren voor een hete actiezomer gezorgd. Ondanks dat radicale boeren de afgelopen maanden regelmatig flink over de schreef gingen – onder meer door het bedreigen en thuis bezoeken van politici en het blokkeren van snelwegen – is er vanuit de politiek veel begrip voor de onderliggende onvrede over de stikstofplannen, die de boeren rauw op het dak vielen nadat het dossier jarenlang vooruit was geschoven. Hoewel activisten, terecht, vervolgd worden voor onder meer het dumpen van afval op snelwegen, zijn boerenorganisaties, ook radicale, uitgenodigd om met de regering aan tafel te gaan zitten.

Zonder te accepteren dat acties de wet overschreden is radicalisme onder boeren dus serieus genomen als politiek signaal. Wat een verschil met hoe Nederland met andere radicale geluiden omgaat: die worden als gevaar bestempeld, gecriminaliseerd en bestreden – zelfs als er geen strafbare feiten gepleegd worden.

Neem de perikelen rondom de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Afgelopen juni tikte de Tweede Kamer de minister van Justitie en Veiligheid op de vingers om activiteiten van deze club. De NCTV hield activisten, religieuze leiders en politici online in de gaten om potentiële bedreigingen in kaart te brengen. Nadat dit vorig jaar via NRC naar buiten was gekomen bleek al snel dat hier geen wettelijke basis voor was. Hierop stopte de NCTV met het online volgen van personen, maar kondigde de minister aan een wet aan die zou zorgen dat de NCTV de praktijk kon hervatten.

Hoewel het er eerder op leek dat de wet op een meerderheid kon rekenen, was de Kamer nu bijna collectief tegen. Dit kwam doordat recent naar buiten was gekomen dat de NCTV Kamerleden van BIJ1, Denk, FVD en PVV in de gaten had gehouden en zorgen richting gemeenten had geuit over de ‘polariserende’ invloed van die partijen. Zo werd Denk een spreekbuis voor moslimfundamentalisme genoemd en droeg de PVV volgens de NCTV bij aan radicalisering. Nu sloot Den Haag de rijen, want met het inzetten van de bevoegdheden van de minister van Justitie en Veiligheid tegen parlementariërs was een rode lijn overschreden. Een grote meerderheid van de Kamer vindt nu dat voor de NCTV geen rol is weggelegd in het online volgen van burgers. Daar hebben we de inlichtingendiensten voor, met alle waarborgen en toezicht die deze diensten kennen.

Fundamentele kwestie

Het is goed dat minister en NCTV in deze kwestie terecht zijn gewezen. Echter, het probleem gaat dieper dan alleen de bevoegdheden van de NCTV. Kijk maar naar de recente berichtgeving over hoe gemeenten de wet overschrijden in hun aanpak van radicalisering en onthullingen over onschuldige personen die op terroristenlijsten belanden – buiten hun weten om, en zonder mogelijkheden om eraf te komen. Ook de omstreden moskee-onderzoeken passen in het plaatje, net als de activiteiten van banken die, aangemoedigd door de overheid, het uitgavenpatroon van moslimorganisaties in de gaten houden ter voorkoming van terrorismefinanciering.

Lees ook: Onmin en uitglijders bij de club die het land moet beschermen

Er speelt een fundamentele kwestie, en die gaat over de plek van radicaal gedachtegoed in onze democratie. Radicale denkbeelden zijn van alle tijden. Ze zijn soms nodig om maatschappelijke vooruitgang te bewerkstelligen. Zo was het idee dat vrouwen het kiesrecht moesten krijgen ooit radicaal, net als het willen afschaffen van de slavernij en het willen invoeren van de veertigurige werkweek. Een belangrijke functie van een democratisch bestel is dat meningen, radicaal of niet, uitgewisseld kunnen worden in het publieke en politieke debat. Democratie is daarmee een manier om conflicten vreedzaam uit te vechten. Zolang men geen geweld gebruikt om de idealen te realiseren, en hier ook niet toe oproept, is er met radicalisme niets mis.

De laatste jaren is het beeld van radicalisme echter gekanteld: de overheid is het steeds meer als gevaarlijk gaan zien. Uit angst voor terrorisme wil men zo vroeg mogelijk kunnen ingrijpen bij ‘radicaliserende’ burgers – dus nog voordat ze geweld plegen of ook maar voorbereiden. Niet een neiging tot geweld, maar een radicale opvatting kan al reden geven tot overheidsinterventie, van online gevolgd worden tot het opleggen van een contact- of gebiedsverbod.

Free Palestine-button

Maar hoe breder het net wordt uitgegooid, hoe groter de kans dat mensen onterecht maatregelen opgelegd krijgen. Dit doet het vertrouwen in de overheid geen goed – kijk maar naar de reacties van moskee-bestuurders op de onthulde undercoveronderzoeken – en kan juist bijdragen aan radicalisering. Bovendien: wie is de overheid om te bepalen wat radicaal gedachtegoed is, en welke meningen in Nederland thuishoren? Wat wel en niet als radicaal en ongewenst wordt gezien, hangt immers af van je politieke opvattingen. Een extreem voorbeeld: in het Verenigd Koninkrijk werd een tiener doorverwezen naar een deradicaliseringsprogramma omdat hij een button met Free Palestine op zijn rugzak had. Nog even los van hoe radicaal de mening van deze jongen was: op deze manier worden onwelgevallige meningen weggezet als symptomen van radicalisering. Ze worden gecriminaliseerd en buiten het politieke debat geplaatst.

Lees ook dit artikel van Beatrice de Graaf: Dader en motief zijn soms net zo gelaagd als u en ik

Al even problematisch is de aanname dat radicaal gedachtegoed een voorportaal is van geweld. Dat idee strookt niet met wat we weten over radicalisme en terrorisme. Mensen met radicale ideeën blijven meestal geweldloos, terwijl daders van terroristisch geweld andersom niet altijd radicaal gedachtegoed aanhangen. Terroristen worden niet puur door ideologie gedreven, maar door een complexe mix van persoonlijke, sociale en politieke drijfveren. Tussen bijvoorbeeld extreem-rechtse en jihadistische geweldplegers zijn er meer overeenkomsten dan verschillen.

Historisch gezien bestaat er dan ook geen simpel verband tussen radicale protestbewegingen en terrorisme. Vaak gingen activisten pas over tot geweld nadat de overheid hard had gereageerd op de protestbeweging. Zo werd in Duitsland de gewelddadige Rote Armee Fraktion (RAF) opgericht als reactie op hard overheidsingrijpen tegen radicaal-linkse demonstranten.

Juist wanneer opvattingen worden onderdrukt, of buiten de gevestigde orde geplaatst, kiezen sommige mensen dus voor extremisme en geweld. Het gaat daarbij overigens wel altijd om een zeer kleine minderheid van de bredere beweging. Na hun overgang van activisme naar terrorisme trekken groepen zoals de RAF vervolgens veel nieuwe leden aan: figuren die van zichzelf niet ideologisch gedreven zijn maar zich aangetrokken voelen tot geweld. Vaak zijn dit mensen met criminele antecedenten.

‘Duitse toestanden’

In reactie op de RAF nam Duitsland in de jaren zeventig allerlei nieuwe wetten aan om niet alleen geweldplegers, maar ook sympathisanten en vreedzame activisten aan te pakken. Het leidde tot polarisatie en hielp de RAF om de overheid als onderdrukker af te schilderen, die alleen vatbaar zou zijn voor geweld. Nederland, waar in die periode ook extreem-linkse aanslagen plaatsvonden, koos er juist voor om terughoudend te reageren en geen nieuwe wetten aan te nemen. Het wilde ‘Duitse toestanden’ voorkomen en, in de woorden van NRC-columnist Henk Hofland, geen ‘loerdersstaat’ worden. Ook was men ervan overtuigd dat een harde reactie terroristen alleen maar in de kaart zou spelen. Wat ook een rol speelde was dat extreem-linkse – soms zelfs ronduit anti-democratische – opvattingen goed in het politieke en publieke debat vertegenwoordigd waren via invloedrijke intellectuelen en de CPN. Zoals vandaag de dag de boeren ook goed vertegenwoordigd zijn in de politiek.

Extreem-rechts geweld komt het meest voor in landen die geen invloedrijke anti-immigratiepartijen hebben

Interessant is de conclusie uit vergelijkend onderzoek naar die periode: waar vergaande maatregelen in andere landen tot escalatie leidden, nam het geweld in Nederland juist af. Een lid van de Rode Jeugd, een groepering die in de jaren zeventig aanslagen in ons land pleegde, zei hierover later in een interview: „Terugredenerend heeft het liberale van die samenleving de doorslag gegeven om te zeggen: ik kap ermee. Je was almaar bezig die maatschappij te bestrijden. Als die dan zo liberaal reageert, dan houdt het op.” Onderzoek naar hedendaags extreem-rechts geweld in Europa laat een vergelijkbaar beeld zien: zulk geweld komt het meest voor in landen die geen invloedrijke anti-immigratiepartijen hebben en waar in het publieke debat weinig ruimte is voor radicaal-rechtse geluiden.

Het is dus juist goed voor de democratie wanneer groepen die zich maatschappelijk buitengesloten voelen, een politieke stem vinden. Dit stelt hen in staat om te participeren in de samenleving in plaats van zich daarvan af te keren. Wanneer mensen het idee krijgen hun mening niet vrij te mogen uiten, kunnen zij daarentegen het idee krijgen dat geweld de enige mogelijkheid is.

Gedachtenpolitie

Onderzoek naar deradicalisering heeft laten zien dat de meest kansrijke manier om mensen met extreme opvattingen tot andere gedachten te brengen, bestaat uit het aangaan van een gesprek. Een gesprek waarin geluisterd wordt en geprobeerd te begrijpen waarom iemand zo denkt. En waarin de gesprekspartner ook bereid is de eigen standpunten kritisch tegen het licht te houden. Misschien blijkt uit zo’n gesprek wel dat de opvattingen van ‘radicalen’ ook zinnige maatschappijkritiek bevatten. Net als bij de radicale boeren dus.

Want hoewel de ene radicaal de andere niet is, valt er te leren van de politieke reactie op de boerenacties. Naar hen wil de overheid wel luisteren, en zelfs staat zij open voor een discussie over de eigen rol in het veroorzaken van de onvrede die hen drijft.

Twee kanttekeningen zijn bij dit verhaal wel op hun plaats. Ten eerste: een open uitwisseling van al dan niet radicale meningen wordt momenteel bemoeilijkt door informatie-bubbels en fake news-berichten. In een bubbel worden meningen niet door uitwisseling gematigd, maar alleen maar versterkt. Initiatieven van de EU en de Tweede Kamer om filterbubbels en schadelijke algoritmes tegen te gaan, verdienen dan ook alle steun. Ten tweede: wanneer het niet om radicalisme gaat, maar om extremisme, waarbij geweld als methode wordt goedgekeurd, gepropageerd of voorbereid, dan is er uiteraard wel aanleiding tot overheidsingrijpen. Dat geldt ook voor radicale boeren die politici bedreigen of bezoeken of het openbare leven lamleggen. Het strafrecht biedt hier voldoende mogelijkheden voor en ook de inlichtingendiensten hebben daarin een rol te spelen. Wie anderen kwaad wil berokkenen, moet worden aangepakt. Maar laat de overheid geen gedachtenpolitie worden.