Interview

‘Wij moeten raketten op zee verdedigen en het op land aan Duitsland en België overlaten’, zegt de defensiespecialist

Dick Zandee „Met specialisatie en samenwerking is bij defensie nog een wereld te winnen”, weet defensiespecialist Dick Zandee die een rapport schreef over hoe het efficiënter moet.

Van kogels tot kruisraketten en van onderzeeboten tot onbemande vliegtuigen – aangespoord door de oorlog in Oekraïne investeert Nederland de komende jaren miljarden euro extra in de krijgsmacht. Daarbij gaat het geld naar te veel verschillende dingen, vindt defensiespecialist Dick Zandee, die pleit voor meer specialisatie en samenwerking in Europa, „Daarmee is ook echt een wereld te winnen. Defensiegelden worden dan veel doelmatiger besteed, zodat je meer bang for your buck kan krijgen.”

Als voorbeeld noemt Zandee, onderzoeker bij Instituut Clingendael, de voorgenomen aanschaf van systemen voor raketverdediging. „Het is merkwaardig dat we dit zowel op land als op zee willen doen. De marine wil dit al jaren – er was alleen nooit geld voor – en heeft al geïnvesteerd in radar. Het is dus logischer het alleen op zee te doen en dan met de Belgen en Duitsers af te spreken dat zij de landgebonden raketsystemen voor hun rekening nemen.”

De verdeling van de raketten is een van de voorstellen voor Europese defensiesamenwerking en -specialisatie, die Zandee met een collega doet in een onlangs verschenen rapport. Naast bijvoorbeeld het idee op Woensdrecht al het onderhoud te gaan doen aan de Reaper-drones die Europese landen aan het kopen zijn. En de suggestie om samen met de Belgen, Duitsers, Noren en Britten te patrouilleren op de Noordzee.

Meer militaire samenwerking en specialisatie is in Europa al een lang een politieke wens, die door de Oekraïne-oorlog alleen maar sterker is geworden. De Europese landen hebben tegelijkertijd hun uitgaven aan de krijgsmacht met tientallen miljarden euro’s opgeschroefd. Inmiddels staan ze allemaal in de rij bij dezelfde defensiefabrikanten– van munitie tot F-35-vliegtuigen. De politieke en ambtelijke top in Den Haag voelt ook wel voor ‘taakspecialisatie’.

Tegelijkertijd komt de specialisatie nog niet van de grond, niet in Europa en ook niet in Nederland. Al in 2020 vroeg de Tweede Kamer het ministerie van Defensie om wat op papier te zetten over specialiseren en samenwerken. Dat is nog niet gebeurd; de Tweede Kamerbrief komt volgens het departement pas „later dit jaar”. Dat het zo lang duurt, komt mogelijk door de weerstand in militaire kringen. Daar is, vrij naar een Duits gezegde, het parool: als ik ‘specialisatie’ hoor, ontgrendel ik mijn pistool.

Waardoor is specialisatie onder militairen zo’n taboe?

„Dat komt vooral doordat politici in het verleden ‘taakspecialisatie’ gebruikten als een manier om bezuinigingen op de krijgsmacht te verkopen als iets acceptabels. Bij echte specialisatie geeft een land een taak op en neemt een ander land die over, maar dat is in werkelijkheid nooit gebeurd. Er werden geen afspraken gemaakt over een uitruil. Die was vaak ook niet mogelijk, doordat andere landen tijdens een recessie vaak ook moesten bezuinigen. Militairen vinden het afschaffen van taken bovendien pijnlijk. Het kost materieel, personeel en slagkracht. Het verlaagt in hun ogen de status van de krijgsmacht.”

Munten jullie daarom alternatieve termen als excelling capabilities?

„Nou ja, we proberen specialisatie minder omstreden te maken door de nadruk te leggen op de vraag: hoe kan een land excelleren? Daarover willen we het gesprek op gang brengen met dit rapport. Dat doen we door te laten zien dat er in de praktijk al veel vormen van specialisatie zijn ontstaan in de afgelopen decennia. Een puur voorbeeld daarvan is wat Nederland en België doen met de marine, onder de vlag van BeNeSam. Ze doen samen de training van het personeel en het onderhoud van de schepen, waarbij Nederlanders de lead hebben bij de fregatten en de Belgen bij de mijnenvegers. Dat ís specialisatie, maar betrokkenen noemen het liever samenwerking.”

Wanneer is ‘samenwerking’ eigenlijk ‘specialisatie’?

„Als je binnen een samenwerking deels of geheel afhankelijk wordt van een ander. De Nederlanders en de Duitsers hebben samen een tank-eenheid. In principe zou Nederland het eigen tankeskadron uit die eenheid kunnen halen – al is de kans dat het gebeurt nihil. Onze luchtmobiele brigade valt onder de Duitsers, maar kunnen we ook zelfstandig inzetten. Dat is geen specialisatie. BeNeSam is dat wel, doordat de Nederlanders en Belgen bij de marine deels echt van elkaar afhankelijk zijn.”

Zijn er voorbeelden waarbij landen volledig afhankelijk zijn van elkaar?

„Die hebben we niet gevonden. De meest verregaande vorm van specialisatie, waarbij je iets helemaal niet meer doet, is ook het moeilijkst. Stel dat Nederland afscheid neemt van de gevechtshelikopters en daarvoor voortaan vertrouwt op Duitsland. Wie garandeert dat die beschikbaar zijn, als het erop aan komt? Misschien wel bij verdediging van het grondgebied, maar misschien niet bij uitzendingen. zoals in Mali. Daarom hebben we ons in het rapport verdiept in twee andere, minder vergaande samenwerkingsvormen.”

Welke?

„De ene vorm is samenwerking bij de ondersteuning, zoals training en onderhoud. Het Belgisch-Nederlandse marinemodel kun je op veel plekken in Europa toepassen. De Duitsers en de Noren kopen nu samen onderzeeboten, die in fjorden en in de Oostzee kunnen. Die landen kunnen bijvoorbeeld afspreken om straks het onderhoud te doen in Noorwegen en alle trainingen in Duitsland.”

We proberen specialisatie minder omstreden te maken door de nadruk te leggen op de vraag: hoe kan een land excelleren?

En de andere samenwerkingsvorm?

„Groepen landen, die samen een speciale taak op zich nemen. Denk aan landen als Nederland en België, die door hun ligging en havens cruciaal zijn voor het transport van Amerikaans materiaal in continentaal Europa. Het idee voor die groep kreeg ik toen ik met mensen van defensie sprak over de mogelijkheid om Nederland alleen raketverdediging op zee te laten doen. Ik kreeg de wind van voren. ‘Hoe moeten we de haven van Rotterdam verdedigen, als we geen eigen systeem op het land hebben?’ Dat was een goed punt, en toen bedacht ik het volgende: de Belgen beschermen op het land de havensteden Antwerpen én Rotterdam, terwijl wij de Belgen dekking op zee geven als dat nodig is.”

Dus de geografie bepaalt mede waarin een land kan uitblinken?

„Ja, plus de historie. Landen die dicht tegen Rusland aan liggen, zoals Polen, leggen de nadruk op de landmacht. Fransen en Britten zijn door hun koloniale verleden gericht op operaties ver weg; die zijn sterk op zee, met onder meer hun vliegdekschepen en nucleaire onderzeeboten. De sterke punten van Nederland zijn ontstaan doordat krijgsmachtdelen op zoek gingen naar iets waarin ze konden excelleren zoals onderzeeboten en Patriot-raketten. Het wordt wel tijd dat Nederland een beredeneerde afweging maakt van wat we zouden móeten doen. En wie bij specialisatie dan onze natuurlijke partners zijn.”

Wie zijn dat?

„Dat is lastig vast te stellen. Politiek is het belangrijk om veel te doen met de Fransen, maar met hen is de samenwerking vooral gericht op vredesoperaties in Afrika. Met de Baltische staten, Polen en Duitsland kunnen we goed samenwerken bij de NAVO-verdediging, die nu weer bovenaan de agenda staat vanwege de Russische agressie in Oekraïne. Wij pleiten er wel voor een club landen niet te groot te maken. Zo doet Nederland nu in Woens-drecht het onderhoud aan de F-35, ook voor Italië. Nu veel landen extra F-35’s kopen, hebben de Noren ook een eigen onderhoudsfaciliteit opgezet en zijn er nu weer twee. Daarom zeggen wij: begin met zijn tweeën, zoals wij met de Belgen hebben gedaan. Probeer daarna de club te vergroten.”

Hoe komt het dat samenwerken ook bezuinigingen op defensie beperkt?

„Doordat een bezuiniging op een gezamenlijke taak ook in het partnerland wordt gevoeld, waardoor politici daarin minder snel zullen snijden. Bezuinigingen liggen altijd op de loer. Het defensiebudget is nu gigantisch groot, maar als we straks een recessie krijgen gaat het mes er wellicht weer in. In de huidige situatie houd je dan veel mini-specialismen over. Met minder, maar grotere specialismen houd je tijdens een bezuinigingsronde je militaire slagkracht beter overeind.”