Opinie

Nee Kamerleden, je kunt niet de impact van de slavernij begrijpen door over een plantage te lopen

Slavernijverleden Altijd goed als parlementariërs naar de ‘plaats delict’ gaan, schrijft , maar meer kennis van de slavernij is nodig om goed om te gaan met de gevolgen ervan.
Directeurswoning op een plantage.
Directeurswoning op een plantage. ANP / Koninklijk Instituut voor de Tropen

Nu de delegatie van Nederlandse parlementariërs terugkeert van een bezoek aan Suriname en de Nederlandse Cariben is het goed een paar zaken onder ogen te zien. Zo is het toe te juichen dat gekozen volksvertegenwoordigers meer kennis willen vergaren over het Nederlandse slavernijverleden, de gevolgen daarvan en hoe de Nederlandse overheid daar het best erkenning aan kan geven. Het is altijd goed om ook de ‘plaats delict’ in ogenschouw te nemen. Zeker als dat gebeurt vanuit het idee dat er wellicht – en terecht – in de nabije toekomst formele excuses door de regering zullen worden uitgesproken. Liefst ook door de koning. Een degelijke voorbereiding en kennis zijn dan onontbeerlijk.

De doorwerking van de slavernij in het heden is niet (alleen) te begrijpen door een Surinaamse plantage te gaan bezoeken, zoals een van de delegatieleden tegen NRC zei. Als over enige jaren in Amsterdam een Nationaal Slavernijmuseum staat, kunnen Kamerleden, en ook de overige burgers van Nederland, daar zien hoe slavernij doorwerkt. Daarvoor heb je ook de harde gegevens nodig van de statistici van de nationale bureaus van Nederland, de Caribische eilanden en Suriname, die tonen hoe uitsluiting en achterstelling er in de praktijk van nu uitziet. Bijvoorbeeld dat het gemiddeld besteedbaar inkomen van Surinaams- en Caribisch-Nederlandse huishoudens repectievelijk 21 procent en 29 procent lager ligt dan dat van Europese Nederlanders (CBS 2016).

Vrijgemaakten kregen niets

Waar de delegatieleden nu óók over moeten nadenken is wat er precies in 2023 herdacht gaat worden. In 2013 herdachten we al 150 jaar afschaffing van de slavernij. Volgend jaar lijkt dat onder precies dezelfde noemer opnieuw te gebeuren. Dit omdat, zoals ook de Tweede Kamerdelegatie werd meegegeven, de voormalige slaafgemaakten nog tien jaar voor de voormalige slavenhouders moesten blijven doorwerken „om de financiële consequenties op te vangen”.

Inderdaad werd zo’n tienjarige periode ingesteld, maar alleen in Suriname, níét op de zes Caribische eilanden, waar toch ook een kwart van de slaafgemaakten leefde. Evenmin was dit bedoeld om eventuele verliezen op te vangen, want daarvoor hadden de slaveneigenaren bij de afschaffing al een compensatie gekregen van 300 gulden per vrijgemaakte in Suriname en 100 tot maximaal 200 gulden op de eilanden.

De vrijgemaakten zelf kregen niets. Het ging dus niet direct om de financiën, maar om de angst van de koloniale overheid dat er plotseling chaos zou ontstaan. Én het ging hen erom zowel de vrijgemaakten als de voormalige slaveneigenaren te laten wennen aan de omgang met betaalde contractarbeid.

Lees ook dit interview van Jeroen van der Kris met Karwan Fatah-Black: ‘Slavernij is óók een cultureel fenomeen, iets waar mensen status aan ontleenden’

Alleen mensen tussen de vijftien en zestig jaar waren verplicht een contract af te sluiten. Lijfstraffen mochten door de bazen niet meer worden uitgedeeld en vrijgemaakten mochten zelf kiezen bij wie ze een contract wilden afsluiten van maximaal een jaar. Daarna waren ze vrij elders een contract aan te gaan. Een van de gevolgen was dat zij nu de gelegenheid te baat namen om eindelijk bij hun partner en kinderen te gaan wonen die zich vaak op een andere plantage bevonden.

Ook was dit dé mogelijkheid om van een gehate baas af te komen en bovendien werd de arbeid nu betaald. Gemiddeld anderhalve gulden per week. Daar moesten ze dan wel opeens allerlei zaken mee gaan betalen, soms tot aan gedwongen winkelnering toe. Maar formeel hadden de vrijgemaakten meer mogelijkheden dan voorheen om hun recht te halen en bijvoorbeeld het verbod op leren lezen en schrijven was opgeheven.

In Suriname begonnen eind 1863 ruim 31.000 vrijgemaakten te werken op contractbasis (van wie bijna een vijfde in Paramaribo). Tien jaar later was de helft van deze contractarbeiders gestopt: de vrouwen waren uit het systeem gestapt – vaak was er niet eens voldoende werk. Zij gingen thuis het voedsel verbouwen.

Ook zonder slavernij was er nog steeds sprake van grove uitbuiting en racisme

Natuurlijk was er een groot verschil tussen theorie en praktijk, al was het maar omdat de meeste contractanten niet konden lezen wat ze met een kruisje ondertekenden. En natuurlijk was er nog steeds sprake van grove uitbuiting en racisme, maar slavernij was het niet meer: vrijgemaakten waren niet langer iemands bezit, contracten waren eindig en ze hadden hun leven meer in eigen hand. Een gevolg was verminderde arbeidsproductiviteit. Vandaar dat plantage-eigenaren vanaf 1873 contractanten ronselden uit toenmalig Brits-India en Nederlands-Indië.

Paga tera-systeem

Op de Nederlands-Caribische eilanden (toen: Curaçao en Onderhorigheden) was de situatie compleet anders. Zij die werkzaam waren in de havens, stedelijke beroepen of de zeevaart, waren in 1863 direct vrij. Dat gold ook voor de mensen die het zware werk in de zoutpannen deden. Degenen die op de plantage-achtige landbouwbedrijven hadden gewerkt, met name op Curaçao, kwamen echter in het zogenaamde paga tera systeem terecht. Dat betekende dat ze een overeenkomst aangingen waarbij ze in hun schamele plantagewoningen konden blijven zitten en een stukje grond voor eigen rekening mochten bebouwen. Maar van hun oogst moesten ze wel een deel afstaan en daar bovenop moesten ze een aantal dagen per jaar onbetaald voor de grondeigenaar werken. Dat afhankelijkheidssysteem bestond niet slechts tien jaar, maar tot ver in de vorige eeuw.

Om nu te doen alsof de Surinaamse slavernijgeschiedenis hetzelfde zou zijn als die van de Caribische eilanden, wat té vaak gebeurt, is een miskenning van de Caribische eigenheid. Om te doen alsof de contracttijd van 1863-1873 hetzelfde was als slavernij is een miskenning van de geschiedenis van de Hindostaanse, Javaanse en andere contractarbeiders. Om te doen alsof de impact van de slavernij kan worden begrepen door over een plantage te lopen, is een miskenning van de hedendaagse doorwerking van dat verleden. Het zou goed zijn om in 2023 een veel inclusiever verhaal te herdenken.