Reportage

De grootste verbetering aan de vernieuwde Grote Markt in Groningen? Hij is nu kleiner

Het perfecte plein Na 1945 kreeg de Grote Markt in Groningen, een van de mooiste pleinen van Nederland, de bestemming van verkeersplein. Het kostte dertig jaar om deze fatale beslissing ongedaan te maken. Architect Sjoerd Soeters ging er kijken en geeft zijn oordeel. „Kern van de vernieuwing is de inkrimping van de openbare ruimte.”

De oostzijde van de Grote Markt naast de (onzichtbare) Martinitoren. Links het nieuwe sociëteitsgebouw van studentencorps Vindicat.
De oostzijde van de Grote Markt naast de (onzichtbare) Martinitoren. Links het nieuwe sociëteitsgebouw van studentencorps Vindicat. Simon Lenskens

‘Dat heeft Natalini goed gedaan”, zegt architect Sjoerd Soeters, als we op de Grote Markt in Groningen staan bij het door Adolfo Natalini (1941-1996) ontworpen Waagstraatcomplex dat begin jaren negentig op en bij het stadhuisplein werd gebouwd. „Kijk”, zegt Soeters, wijzend op de Waagstraat die achter de brede onderdoorgang in het complex ligt en verderop overgaat in de Herestraat. „De Waagstraat ligt niet precies in het verlengde van de onderdoorgang, maar maakt een minieme knik naar links. En verderop knikt de Herestraat lichtjes naar rechts. Dat zorgt voor wat stedenbouwers serial vision noemen. Door de knikken wordt het eindeloze perspectief naar één verdwijnpunt doorbroken en draait het beeld steeds een klein beetje als je door de straat loopt. Zo ga je als het ware schaatsend, van het ene been op het andere, door de ruimte en zie je de straat steeds in een iets anders perspectief. Om dit soort dingen bezoekt iedereen graag oude steden, want die hebben vrijwel altijd geknikte straten.”

TT

Er zijn wel meer dingen die Soeters bevallen aan het Waagstraatcomplex dat rondom het kleine Goudkantoor uit 1635 staat. „Natalini heeft een tweede pleintje achter het stadhuis gecreëerd en dat is een aanwinst – pleinen in oude Italiaanse steden als Venetië bestaan ook vaak uit een groot en een klein deel”, zegt Soeters die zelf de afgelopen decennia pleinen heeft ontworpen in de centra van Nijmegen en Zaanstad en in Amsterdam-Oost. „Ook de glazen overkapping tussen het Goudkantoor en een nieuwbouwblok is goed. Zo heeft het café in het Goudkantoor een terras gekregen dat bij slecht weer kan worden gebruikt en heb je bovendien een doorkijk vanuit de Waagstraat op het stadhuis. Mooi vind ik ook de gebogen vorm van het lange blok aan de noordkant van het plein. Zo oogt de holle zuidkant in de zon lang en de bolle noord- en schaduwkant juist kort. Maar de grootste verbetering waarvoor Natalini heeft gezorgd, is toch dat de nieuwbouw de Grote Markt kleiner heeft gemaakt. Veel pleinen in Nederland, vooral de naoorlogse, zijn veel te groot.”

Le Corbusier

Op weg naar Groningen heeft Soeters dan al uitgelegd hoe dit komt. „In mijn lezingen vergelijk ik vaak de stadsplannen van Le Corbusier met de kaart die Giambattista Nolli maakte van het 18de-eeuwse Rome”, vertelde hij terwijl hij zijn Tesla bestuurde. „Die zijn elkaars exacte tegendelen: in de plannen van ‘Corbu’, die richtinggevend waren voor de naoorlogse westerse stedenbouw, zijn solitaire gebouwen omgeven door zeeën van witte openbare ruimte. In de Nolli-kaart van Rome is de publieke ruimte, niet alleen op pleinen en in straten maar ook in kerken, als het ware uitgehouwen in een zwarte plak bebouwing. Dit laatste levert veel fijnere openbare ruimtes op. In de onbegrensde ruimtes van de Corbusiaanse buitenwijken die overal in de wereld zijn gebouwd, komen we liever niet, de besloten publieke ruimtes van Rome en Venetië worden overspoeld door toeristen.”

In 1972 werd de Grote Markt gered – het snelwegplan ging van tafel

Een goed, levendig plein is dan ook niet al te groot en wordt omgeven door gevelwanden met de juiste hoogte die zorgen voor beslotenheid, concludeert Soeters. „Kleine pleinen bevorderen de interactie tussen de bezoekers. Op grote pleinen raken de mensen verspreid en op een afstand van meer dan 50 meter is het bijvoorbeeld moeilijk om gezichten te herkennen. Belangrijk is ook dat in de plint van de gebouwen verschillende voorzieningen zitten, zoals cafés, winkels en ‘paaiplekken’, zoals ik plekken noem waar mensen graag komen om te kijken en gezien te worden. Er moeten ook woningen boven de winkels zijn. Auto’s, zowel geparkeerde als rijdende, dienen zoveel mogelijk te worden geweerd. Essentieel is dat het plein deel uitmaakt van het stadsweefsel, met loop- en fietsroutes van het ene stadsdeel naar het andere. En zorg voor een goede balans tussen schaduw en zon door bijvoorbeeld bomen en groen. Plaats goede zitbanken op het plein en leg een fontein of bedriegertjes aan die zorgen voor verkoeling op hete dagen. En voorkom valwinden door hoge gebouwen, anders zit je als het ware in een tochtige kamer.”

Allemaal vanzelfsprekende dingen, erkent hij. „Lange tijd waren ze vergeten. En nog altijd gaat het vaak mis. Zo zijn er de afgelopen decennia in verschillende Nederlandse steden woontorens gebouwd die voor zoveel valwind zorgen, dat de omliggende straten en pleinen een overkapping moesten krijgen.”

Redding van de Grote Markt

Ook in Groningen werd na de Tweede Wereldoorlog de geest van Le Corbusier vaardig over de stedenbouwers en bestuurders. Nadat de Grote Markt, die voor de oorlog gold als een van de mooiste pleinen van Nederland, in april 1945 bij de bevrijding van Groningen grotendeels was verwoest, besloot het stadsbestuur het plein niet in oude luister te herstellen, maar op te offeren aan het vervoermiddel van de toekomst: de auto. De Grote Markt kreeg de bestemming van een verkeersplein dat uiteindelijk moest uitgroeien tot het knooppunt van een aan te leggen snelweg van Amsterdam naar Bremen. Hiertoe werd het plein vergroot: een verkleinde, nieuwe oostwand werd 17 meter naar achteren geplaatst. Aan de westkant, waar de Waagstraat loopt, maakte wat resteerde van de bebouwing plaats voor een half modernistische, doosvormige uitbreiding van het stadhuis die door een luchtbrug was verbonden met de neoclassicistische oudbouw uit 1810.

Waagstraatcomplex.
Simon Lenskens
Openbare wc’s op Grote Markt.
Simon Lenskens
Gesloten poffertjeskraam
Simon Lenskens
Simon Lenskens
Forum, achter Grote Markt.
Simon Lenskens
Metalen omheining bij de Grote Markt.
Simon Lenskens
Stadhuis
Simon Lenskens
Foto’s Simon Lenskens

In 1972 werd de Grote Markt gered: een nieuw stadsbestuur veegde de plannen van tafel voor de verdere ‘sanering’ van de oude binnenstad en de aanleg van de snelweg. De Grote Markt werd weer een marktplein. Wel werd er, als toegift van de oude Corbusiaanse stedenbouw, achter de nieuwe oostwand nog een betonnen parkeergarage gebouwd die door een lage gribuspassage met de Grote Markt werd verbonden.

Met Natalini’s Waagstraatcomplex uit 1996, dat in de plaats kwam van de stadhuisuitbreiding, begon het herstel van de Grote Markt. In het begin van de 21ste eeuw besloot het Groningse stadsbestuur ook de oostkant van het plein onder handen te nemen. Na jarenlange debatten en plannenmakerij onder leiding van stadsarchitect Niek Verdonk keurde de gemeenteraad ten slotte het plan goed om de geschiedenis terug te draaien en een nieuwe, lange oostwand weer op de oude plek neer te zetten. Het plan voorzag ook in de vervanging van de brutalistische parkeergarage door cultuurcentrum Forum.

In 2019 opende eindelijk het door NL architects ontworpen Forum, een 45 meter hoge ijsberg die onderdak biedt aan onder meer een bibliotheek, bioscoopzalen en een stripmuseum. Begin 2022 werd met de oplevering van het donkere bakstenen Market Hotel en het witte woon- en horecagebouw Merckt de nieuwe oostwand voltooid.

Kleine openbare ruimtes

Op het nieuwe sociëteitsgebouw van het Groningse studentencorps Vindicat na vindt Soeters de gebouwen van de nieuwe oostwand matig. „Het witte Merckt-gebouw vind ik zelfs vreselijk, met die witte baksteenstrips en goudkleurige balkonhekjes en raamlijsten”, zegt hij. Maar architectuur is van secundair belang voor een goed plein, voegt hij hier onmiddellijk aan toe: „Stedenbouw is belangrijker dan architectuur. De stedenbouwkundige samenhang van de gebouwen bepaalt of een openbare ruimte een prettige verblijfsruimte is, niet de kwaliteit van de architectuur. Het wordt nooit wat met een plein, als gebouwen er niet goed omheen en op staan.”

En de nieuwe oostkant van de Grote Markt staat goed, ziet Soeters. „Toen je vroeger deze straat uit kwam, zag je de toren van de Martinikerk al van verre staan”, legt hij uit terwijl we vanuit de Oosterstraat het plein oplopen. „Dat is saai: als je 500 meter van tevoren ziet waar je naartoe loopt, is er geen verrassing meer. Nu de oostwand weer 17 meter naar voren staat, zie je de toren pas wanneer je het plein oploopt, als bij een uitgestelde ontmoeting. Zo is ook aan de oostkant een serial vision ontstaan.”

Ook goed aan de nieuwe oostwand vindt Soeters dat deze zo hoog is, dat de Forumberg niet of nauwelijks is te zien vanaf de Grote Markt. „Als het Forum prominent aanwezig was op de Grote Markt, was het een lompe toren die te veel zou concurreren en contrasteren met de twee oude iconen van het plein, het stadhuis en de Martinikerk”, zegt hij. „Nu het Forum staat aan een eigen, mooi pleintje met een watergoot dat via een steeg door de oostwand bereikbaar is, ligt het precies goed.”

De kern van de vernieuwing van de Grote Markt is de verkleining van het plein en de inkrimping van de openbare ruimte, concludeert Soeters op de terugweg. „Met het verkleinen van de openbare ruimte zouden ook veel andere steden kunnen worden verbeterd”, meent hij. „Minder openbare ruimte betekent niet alleen meer mensen per vierkante meter publieke ruimte, maar ook een dichtere bebouwing met meer vierkante meters voor verschillende voorzieningen en woningen. Beide leiden tot een betere, levendigere stad.”