Voyeuristisch voelt het: gluren door het kijkgaatje van de eeuwenoude ijzeren toegangspoort halverwege een ongure straat in de oude stad van Tunis. Onhandig manoeuvrerend valt er nog net een glimp op te vangen van de plek waar vrouwen tot voor kort in samenwerking met de Tunesische zedenpolitie legaal seks verkochten.
Onmogelijk om je seks en lust voor te stellen in dit doodlopende steegje met wrakkige, minuscule huisjes aan weerszijden. Haveloze matrassen op de stoep, stank en vuilnis.
Niettemin spreekt de 41-jarige ‘Sonia’, haar beroepsnaam, haast met nostalgie van „saamhorigheid en een bruisende, gezellige sfeer”. Alleen de eerste maanden van de vijftien jaar dat ze er als sekswerker actief was herinnert ze zich als „heel erg zwaar’’.
Haar gedachten gaan terug naar die beginjaren. Werken in de Impasse Sidi Abdallah Guech was niet haar idee, vertelt ze. „Op achttienjarige leeftijd raakte ik zwanger van mijn dochter. Maar mijn toenmalige vriend zag dat niet zitten en ging weg.” Sonia – klein, rond gezicht met getekende wenkbrauwen – besloot de afkeuring van de samenleving te trotseren en hield het kind.
Het is een mooie, warme zondagavond. Op het terras in Sonia’s woonwijk Bardo, nabij het centrum van de Tunesische hoofdstad, is het vechten om een tafeltje. „Vanaf dat moment begon de politie me in de gaten te houden”, vervolgt ze. „Zij zagen mij als ‘hoer’ en als ik op straat liep werd ik regelmatig opgepakt wegens prostitutie. Maar ik deed toen nog helemaal geen sekswerk!”
Politie suggereert: ga naar een bordeel
Buiten de legale bordelen zijn alle vormen van prostitutie in Tunesië strafbaar. „Op een gegeven dag zei de politie: weet je dat je ook legaal in een bordeel kunt werken?”
Het kon snel worden geregeld. Ze diende een schriftelijk verzoek in, voegde pasfoto’s, een geboorteakte, een bewijs van goed gedrag en een gezondheidsverklaring bij en kwam via de politie op ‘de lijst’ van de Tunesische zedendienst. Die stuurde haar naar ‘Abdallah Guech’.
Daar verruilde Sonia haar vrijheid voor een zekere protectie, met alle beperkingen van dien. Vanaf toen was het hofje aan de eind van de steeg haar werk, leef- en woonplek. Maar voor elk ommetje en elk verlof had ze toestemming nodig. Alcohol en drugs waren verboden, lichamelijke onderzoeken verplicht.
„Je wende eraan”, verzekert Sonia. „Voor mijn dochter vond ik tegen betaling een pleeggezin. Ik zat met drie andere vrouwen in een huis. We konden goed met elkaar opschieten, we waarschuwden elkaar als een klant dronken was.”
Spaarzaam levend had Sonia halverwege 2010 genoeg geld gespaard om haar kamer te kopen voor 42.000 dinar (13.000 euro). Maar de Arabische Lente van 2011, die kort daarop volgde, zette een streep door al haar toekomstplannen.
Andere wind
De eerste democratische verkiezingen brachten de moslim-democratische partij Ennahda in de regering. De moreel-politieke wind waaide nu uit een andere hoek. In stilte werd het ene na het andere bordeel gesloten. Vooralsnog kraaide daar geen haan naar. Instituties als justitie en het politieapparaat pasten zich aan. Maar het bleven staten in een staat, gewend de wet naar eigen goeddunken te interpreteren. Ingesleten routines veranderden niet, hooguit de mikpunten, ervoer Sonia.
„Vanaf 2011 liet de politie ons niet meer met rust”, vertelt Sonia met onderkoelde woede in haar stem. „We moesten ’s nachts en op vrijdagen dicht. Ze begonnen te dreigen, te intimideren en te chanteren.”
Kalm vervolgt ze haar relaas. „Ergens op een zaterdagochtend in 2016, ik had een vrij weekend, werd ik tijdens het boodschappen doen ineens opgepakt door de politie. Zogenaamd omdat ik dronken was. Maar hoe dan? Het was klaarlichte dag!” Ze mocht weliswaar kort daarop naar huis en won de daaropvolgende rechtszaak. Maar ze werd voorgoed van ‘de lijst’ geschrapt.
Met de strijdlust van iemand die geen andere opties heeft, overhandigt ze het stapeltje juridische processtukken. „Trouwens, die politieagenten waren bekenden van ons. Sommige kwamen regelmatig langs voor een beurt en eisten daarna geld.”
Zo stierf het legale sekswerk in Tunesië een langzame dood door heimelijk regeringsbeleid en misdragingen door de politie. Van de tientallen legale bordelen in 2010, over het hele land verspreid, waren er in 2020 nog slechts enkele over, in de hoofdstad Tunis en in de havenstad Sfax. Duizenden banen sneuvelden, van sekswerkers, hun schoonmakers en boodschappenjongens.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data89222149-f87576.jpg|https://images.nrc.nl/6AeywhAnxXL9cZEkHO274e_SRy8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data89222149-f87576.jpg|https://images.nrc.nl/IDeKyBWakuJyHSGO2__9Rmog_AE=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data89222149-f87576.jpg)
Boos spreken sommige Tunesiërs nu over de ‘islamitische kruistocht’ van Ennahda, die in 2011 zou zijn begonnen onder druk van salafistische groeperingen. Juristen en het ministerie van Binnenlandse Zaken brengen daar evenwel tegenin dat het oude prostitutiebeleid niet strookte met nieuwe wetgeving tegen mensenhandel.
Franse eigenaren
Tot het laatste toe bleven de Fransen, de voormalige koloniale mogendheid, dominant aanwezig in de Tunesische sector voor sekswerk, weet Latifa Habidi. Zij maakte tot maart 2020 schoon in Abdallah Guech en heeft het wereldje door en door leren kennen. „In Tunis hadden de meeste bordeelpanden een Franse eigenaar.”
De eigenaren woonden meestal in Frankrijk, maar lieten het beheer van de panden over aan Tunesiërs. Daaronder vielen dan weer de bordeelhoudsters. Volgens de officiële regels mochten dat alleen vrouwen zijn.
Fransen speelden een grote rol in sekswerk in hun voormalige kolonie
Habidi oogt klein en kwetsbaar, zo bungelend met haar benen in een bruin velours trainingspak op een grote ijzeren barkruk. Ze laat haar knuffeltje uit haar hand op tafel glijden en vervolgt: „Voor het dagelijks reilen en zeilen huurden de bordeelhoudsters op hun beurt een soort managers in. Die hielden de kas bij en zorgden ervoor dat de sekswerkers hun verdiensten kwamen inwisselen voor fiches. Maandelijks, als ze op verlof gingen, konden de vrouwen de fiches dan weer inleveren voor de uitbetaling van het salaris.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data89222113-f782cc.jpg|https://images.nrc.nl/YiDwER7iSxQaCnqNUkIvUBx6D0U=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data89222113-f782cc.jpg|https://images.nrc.nl/ZcNPC6Lge7S6mKc9cUMwK1kJ5Eo=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data89222113-f782cc.jpg)
Toen in maart 2020 in Tunesië corona uitbrak, sloot de Tunesische regering zonder omhaal de laatst overgebleven sekshuizen definitief. Deze keer pakte het ministerie van Binnenlandse Zaken het anders aan, vertelt Bouthayna Aoussaoui. Zij richtte een organisatie op om sekswerkers te steunen. Oud-werknemers in Tunis en Sfax kregen volgens haar een aanbod van het ministerie. „Ze hadden recht op een maandelijkse overheidstoelage, mits ze ‘een akte van berouw’ tekenden, waarin stond dat ze vrijwillig uit het vak waren gestapt en beloofden hun werkzaamheden nooit meer te hervatten. Veel vrouwen zijn analfabeet, dus zetten ze blindelings hun handtekening.”
Bouthayna – blond, klein en vrij fors – is een vrouw die snel vertrouwen inboezemt. We lopen haar tegen het lijf bij een matig bezocht evenement waar aandacht wordt gevraagd voor de risico’s van hiv en aids. „In de loop der jaren zijn veel sekswerkers op straat of in een van de illegale sekshuizen beland. Dat leidde tot een enorme stijging van het aantal besmette personen en ongewenste zwangerschappen’’, vertelt Bouthayna, terwijl ze langslopende kennissen groet. „Andere vrouwen kwamen op straat terecht. Sommige sliepen met hun kinderen in tuinen.’’
Nooit meer een baan
Wat Sonia vooral pijn doet, is het gevoel dat ze van de Tunesische samenleving niet mag bestaan. Buren groeten niet en familie en vrienden vermijden contact. Ze solliciteerde als schoonmaakster, barvrouw en verkoopster, vroeg tevergeefs een winkelvergunning aan, sprak met politici en bepleitte de zaak bij tientallen organisaties. Op een dag zei de gouverneur het recht in haar gezicht: „Met uw verleden vindt u nooit meer een baan.” Bitter klinkt ze als ze het vertelt. „Nu moeten we zien rond te komen van een overheidstoelage van 200 dinar (62,50 euro) per maand. Ik ben ter dood veroordeeld door de Tunesische autoriteiten.’’
Pijnlijke afwijzing ervaart ook ‘Hadia’ (43) „Mensen vinden mij een ‘slechte vrouw”, constateert ze. Ze begon haar loopbaan in Tunis en liet zich daarna overplaatsen naar legale bordelen in andere plaatsen. Die omzwervingen brachten haar naar Sfax, zo’n driehonderd kilometer ten zuiden van Tunis. Wij spreken elkaar via Skype.
Kort na de revolutie moest haar bordeel dicht. Hadia, de naam waaronder ze werkt, kon haar baan houden, zij het onder heel andere condities. „Mijn bordeelhoudster ging ondergronds verder, en nam ons mee. Maar de meeste klanten weigeren een condoom en er zijn geen dokterscontroles meer.”
Weemoed, welhaast, klinkt ook door in de manier waarop ze vertelt over minder slechte tijden. „Voor de revolutie werkten we van acht uur ’s morgens tot elf uur ’s avonds. Zwaar, maar het leverde genoeg op. Nu heb ik hooguit twee of drie klanten per dag, en het tarief hangt af van wat de klant wil geven. Sommigen betalen tien dinar, anderen vijf of twintig. Soms betalen ze helemaal niet. Een deel gaat naar de bazin.”
Contacten bij politie
In Sfax is de wereld klein. Om arrestaties te voorkomen vallen bordeelhouders terug op ‘contacten’, legt Hadia uit. „De politie komt regelmatig langs om geld te halen. In ruil daarvoor worden we beschermd. Daar maken de bordeelhouders afspraken over.”
Soms lopen die afspraken mis, maakte ze mee. „Ineens deed de politie een inval in het pand waar ik werkte. Twee vrouwen en ik werden gearresteerd en veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. Vreselijk. Geen sigaretten, smerig, vies eten en met meer vrouwen op één cel.”
Toch keerde ze in het vak terug, nu bij een andere bordeelhoudster. „Ik heb geen geld en woon alleen. Wat moet ik anders?