Ergens moet ik voorvoeld hebben dat ik donderdagavond mijn eigen vader opnieuw zou zien sterven. En misschien was het daarom dat ik al in het eerste uur van Matthijs gaat door in concert (BNNVARA) twee keer geroerd raakte.
Voor 15.000 man in de Ziggodome zong André van Duin het lied ‘Voor jou’ dat Danny Vera schreef. Over een lange liefde die eindigt door tussenkomst van de dood. Daarna werd ‘Doden met verlof’ gezongen, een lied van Maarten van Roozendaal. Toen een wonderschoon, door Marcel Veenendaal gezongen ‘Almost blue’. Edith Piaf. Charles Aznavour, weer door André van Duin. Het was óók een „feestavond” hoor, precies zoals Matthijs van Nieuwkerk bij aanvang had beloofd. Maar mijn hoofd was al ergens anders.
Tien minuten voordat het feest in de Ziggo Dome was afgelopen, begon op NPO2 Dertien dagen (ook BNNVARA). Floor Haak (86) uit Vrouwenpolder zit in een luie stoel voor het raam met uitzicht op een weiland en pleegt een telefoontje met een doodsbericht. „Ik ben begonnen met het project.” Hij stopt met eten en drinken en dan is het de bedoeling dat hij vanzelf doodgaat. Zijn zoons Michiel en Gijs trekken bij hem in om hem te helpen en afgesproken is dat Gijs alles filmt. Dat is leuk, zegt vader Haak, „want als alles lukt, dan kunnen mensen zien hoe dat is en daar ook voor kiezen als ze daaraan toe zijn.”
Op dag 1 laat Floor Haak zijn ongeschonden, tanige lichaam in bad zakken. Hij denkt, hij hoopt dat het de laatste keer is. Tien jaar geleden had hij al een nieuwe heup moeten hebben, zegt hij. Maar daar is hij dus „principieel tegen”. Zijn lijf is geen auto waar je af en toe een nieuw onderdeel in zet. De natuur moet z’n gang gaan, en hij helpt een handje door iets niet te doen. Op dag 2 daalt hij piemelnaakt en zachtjes tussen zijn tanden fluitend van de trap. Linnen tas om de nek met de plantenspuit erin voor het bevochtigen van zijn mond. We zien hem achter zijn bureau rouwkaarten schrijven. Hij doet een dutje op de luie stoel. Als je door het raam kijkt, lijkt het net of hij al dood is, grinniken zijn zoons.
Dag 5 is het tijd om het ziekenhuisbed in de zitkamer eens uit te proberen. Daar had hij zich nogal op verheugd, vooral dat hij er dan niet meer uit zou komen. Hij vouwt zijn handen op zijn borst, een „proefligging”. Kleindochter Mila komt aan zijn zijde zitten. Ze snapt dat dit voor hem de mooiste en beste manier is. En hij snapt weer dat hij zich niet kan voorstellen hoe het voor haar is, maar hij vermoedt „verdrietig.”
Staartklok
Zijn kleinzoon voorspelt hij net zo’n prachtig leven als het zijne was. Van onder zijn dekbed weet hij zijn zoons nog zéér precieze aanwijzingen te geven hoe de Friese staartklok gerepareerd dient te worden en hij stelt tevreden vast dat hij zichzelf gedurende dit „proces” niet tegenvalt. „Ik blijf leuk mezelf een beetje.”
Van dag 5 springt de documentaire naar dag 10. De tijd ertussen zal een mist geweest zijn waarin de dagen op elkaar leken en vader steeds iets magerder, iets krommer, iets rimpeliger en iets minder spraakzaam werd. De handgemaakte rieten mand waarin hij begraven wil worden, is bezorgd. Aan zijn bed worden tekeningen en gedichtjes gehangen. Hij informeert wanneer zijn begrafenis is als hij vandaag overlijdt. Dinsdag. Dinsdag vijf maart. Aha. „Zes maart is ook goed. Dan ga ik morgen dood.”
De huisarts stelt voor hem voor de nacht een infuus te geven met een slaapmiddel. Dat lijkt hem een geweldig idee.
Ik kan me voorstellen dat mensen deze film niet willen zien, niet kúnnen zien wellicht. Want echter dan dit wordt het niet. Het bleke lichaam. De diepe, hijgende ademhaling met open mond. De lippen nog één keer bevochtigd met een wattenstaafje. De magere arm die plotseling boven de deken reikt, de zoon die de hand vastgrijpt. Vader is dood.