De vraag luidde of W.F. Hermans bereid zou zijn tot het schrijven van een tv-drama. Weliswaar had de schrijver nooit eerder enig regulier emplooi gevonden voor toneelteksten, maar ditmaal leken de vooruitzichten gunstiger. De overheid had een speciaal subsidiepotje in het leven geroepen om auteurs te stimuleren tot het schrijven van nieuw Nederlands televisiedrama. En bij de NTS (de huidige NOS) was de keus op Hermans gevallen. Er lag 2.000 gulden voor hem klaar als hij wilde meedoen.
Dat wilde hij. Nader inhoudelijk overleg achtte hij niet nodig, liet de schrijver telefonisch weten. Alles zou goed komen. En daarna ging het snel. In april 1968 werd het honorarium overgemaakt en eind augustus van dat jaar arriveerde op de Hilversumse burelen een script dat blijkens een begeleidend briefje „zojuist” was voltooid. Het stuk heette King Kong en verwees naar historische gebeurtenissen – over een dubbelspion die aan het eind van de Tweede Wereldoorlog in het hoofdkwartier van prins Bernhard details zou hebben opgevangen over een aanstaande geallieerde aanval op Arnhem. Het verhaal wilde dat King Kong die informatie toen doorgaf aan de Duitsers en zodoende schuldig was aan het mislukken van de slag om Arnhem.
Steeds vervelender
Jan Venema, cultuurchef van de NTS, stuurde Hermans een enthousiaste ontvangstbevestiging en liet daarna een lange stilte vallen. Pas in het voorjaar van 1969 liet hij het script lezen aan NTS-directeur Carel Enkelaar, die zich aanzienlijk minder geestdriftig betoonde. „Al lezende bleek het stuk steeds vervelender te worden”, schreef Enkelaar in zijn memoires. „In de dialogen ontbrak elke dramatische spanning omdat de teksten voornamelijk bestonden uit lange citaten uit het verslag van de parlementaire enquêtecommissie. Het stuk leek meer op een aangeklede paneldiscussie dan op televisiedrama.”
En daar kwamen nog twee dingen bij. Allereerst lekte uit dat Hermans zijn stuk in werkelijkheid al eerder had geschreven in opdracht van de gemeente Amsterdam, voor een honorarium van 5.000 gulden. Hermans had zich vrij gevoeld het stuk voor een tweede keer te verkopen, omdat het in Amsterdam nooit was opgevoerd. Maar wat voor Enkelaar veel zwaarder woog, was het feit dat Hermans in zijn satirische script suggereerde dat prins Bernhard betrokken was geweest bij het verraad van King Kong. Dat bracht de NTS – de omroep die immers per traditie de radio- en tv-contacten met het koningshuis onderhield – in een netelig parket. Enkelaar nam daarom het zekere voor het onzekere. Hij vroeg advies aan de historicus dr. Loe de Jong, die in die dagen als nationale vraagbaak gold voor alles wat over de Tweede Wereldoorlog ging. De bezwaren die De Jong vervolgens maakte, waren voor Enkelaar genoeg om de knoop door te hakken. Hij besloot het stuk niet te laten opvoeren – en dus ook niet uit te zenden.
De meeste aandacht trok Adèle Bloemendaal in de rol van prins Bernhard
W.F. Hermans sputterde nog heftig tegen. In geschrifte vroeg hij zich af wie die Enkelaar eigenlijk was („een bedrieger of niet goed snik?”) om zelf een antwoord op die vraag te geven: „Alletwee.” Maar er was geen redden meer aan. Alleen op 5 mei 1981 is er nog een eenmalige gelegenheidsvoorstelling gespeeld, in Paradiso in Amsterdam, geregisseerd door Annemarie Prins. Zij noemde King Kong „geen toneelstuk maar een manifestatie”.
De meeste aandacht trok Adèle Bloemendaal in de rol van prins Bernhard. Volgens deze krant was het talrijke publiek die avond getuige van „een gezellige puinhoop”. Hermans-biograaf Willem Otterspeer omschreef de gebeurtenis als iets „waar niemand iets van begreep en iedereen om lachte”.