Het Rijk wil meebetalen aan de noodzakelijke uitbreiding van het stroomnetwerk en is daarover al een jaar in gesprek met de regionale netbeheerders Liander, Stedin en Enexis. Dat er miljarden aan vers kapitaal nodig zijn, is voor iedereen duidelijk. Dat geldt nog bepaald niet voor de voorwaarden.
„Het is een complexe puzzel”, zegt Mariëlle Vogt, financieel bestuurder van Enexis (1,6 miljard euro omzet, 4.950 medewerkers), dat vooral in het zuiden en noordoosten van Nederland actief is. „De onderhandelingen over de voorwaarden moeten echt nog beginnen, maar we zijn blij dat het Rijk van plan is met een kapitaalinjectie te komen. Die beslissing is nu genomen.”
Dat na een jaar praten de onderhandelingen nog moeten beginnen, zegt alles over deze unieke operatie. Vogt: „Het is allemaal nieuw, ook voor het Rijk. Het is geen reddingsoperatie – de deelneming moet een maatschappelijke opgave oplossen. Daarbij gaat het om drie verschillende netbeheerders, en die zijn voor hun inkomsten afhankelijk van de tarieven die toezichthouder ACM bepaalt.” Om het nog complexer te maken: de drie bedrijven, verantwoordelijk voor de gas- en stroomverbindingen naar de eindgebruiker, hebben verschillende provincies en tientallen gemeenten als aandeelhouder.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data77613439-0e5522.jpg)
Cruciale rol
Vorige week zette minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) een eerste stap door bekend te maken dat het Rijk met miljarden over de brug wil komen. Alleen al voor de komende vijf jaar denken de netbeheerders 4,5 miljard euro aan extra eigen vermogen nodig te hebben. De bedrijven willen tot 2030 30 miljard investeren in hun netwerken, die een cruciale rol moeten spelen in de energietransitie. Eigenaren van zonnepanelen en windmolens moeten hun stroom kwijt kunnen, terwijl afnemers van elektriciteit hun elektrische auto en warmtepomp aan de gang willen houden. Vraag en aanbod blijven in de stroommarkt toenemen. In diverse provincies stuiten stroomleveranciers en -afnemers al op capaciteitsgrenzen.
Er gaat al jaren meer geld in ons netwerk dan eruit komt. Dat is geen duurzame situatie
Mariëlle Vogt financieel bestuurder van Enexis
„Onze investeringen namen de afgelopen jaren steeds met 10 procent toe en die verdienen zich pas over een periode van veertig, vijftig jaar terug”, zegt Vogt. „Er gaat al jaren meer geld in ons netwerk dan eruit komt. Dat is geen duurzame situatie”.
De aandeelhouders van Enexis – vijf provincies en ruim tachtig gemeenten – stortten in 2020 nog 500 miljoen euro, maar voor de komende jaren is meer nodig.
De kapitaalbehoefte van de netwerkbedrijven toont grote verschillen, wat de complexiteit illustreert. Stedin, vooral actief in de Randstad, heeft snel kapitaal nodig, vertelde het aan Het Financieele Dagblad. Voor Enexis is die noodzaak er nu niet, zegt Vogt. „Wij kunnen op eigen kracht door tot zeker 2027. Maar wij willen nu graag praten over een constructie voor de komende decennia. Dan kunnen we ons daarna, met voldoende kapitaal, richten op de energietransitie.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data55795485-738776.jpg)
Zeggenschap
Dat geld gaat er komen, blijkt uit de brief van Jetten aan de Tweede Kamer. Maar hoeveel en tegen welke voorwaarden? Duidelijk is dat Den Haag een flinke vinger in de pap wil als het in ruil voor kapitaal aandeelhouder wordt. Zo wil Jetten – samen met Financiën – zeggenschap over de manier waarop de netwerkbedrijven geleid en gefinancierd worden.
„Daar heb ik als financieel bestuurder wel mijn gedachten over, en we gaan natuurlijk vragen wat het Rijk daarmee bedoelt”, zegt Vogt. „Het is voor alle partijen fijn als een krachtige aandeelhouder instapt, daar worden we blij van, maar ik ben natuurlijk verantwoordelijk voor het financieringsplan van Enexis.”
Ze ziet de gesprekken met vertrouwen tegemoet. „Het zou bijzonder zijn als het Rijk een blanco cheque uitschrijft. Tegelijkertijd moet de zeggenschap natuurlijk wel proportioneel zijn met de gelden die het Rijk beschikbaar stelt.”
Ook wil de nationale overheid de drie netwerkbedrijven bewegen tot meer samenwerking, staat in de brief van de minister. Vogt stelt dat er al volop samenwerking is. „Wij zijn maatschappelijke bedrijven en trekken bijvoorbeeld samen op bij innovaties en in ons lobbybeleid. Ook hebben we een gezamenlijk bedrijf dat de boel in orde maakt als een klant van energiemaatschappij wisselt. Tegelijk is de samenwerking fysiek beperkt omdat wij elk in grote regio’s actief zijn: we zetten geen Limburgse monteur in Groningen in.”
Vogt ziet de roep om samenwerking vooral „als een reflex van het Rijk. Kan die samenwerking niet efficiënter?”
Naast grotere doelmatigheid wil Jetten ook kijken naar de inkomsten van de netwerkbedrijven. Omdat zij in hun regio’s monopolist zijn, stelt toezichthouder ACM de tarieven vast. Uitgangspunt daarbij is dat het om een vergoeding van de kosten gaat. Dat is ook de reden dat Enexis zijn investeringen pas de komende veertig, vijftig jaar volledig kan terugverdienen. Over de vraag of dit niet anders kan, gaat het Rijk met de ACM in gesprek.
„Wij willen graag een tijdige en eerlijke vergoeding. Daar zal het Rijk naar kijken, maar de ACM is vanzelfsprekend een onafhankelijke instantie”, aldus Vogt.
De vraag welk belang de staat in de netwerkbedrijven gaat verwerven komt voor Vogt duidelijk te vroeg. „Voor de komende jaren hebben wij nog geen geld nodig. Wij denken zelf op dit moment eerst aan een symbolisch aandeel, maar daar gaan we het ongetwijfeld nog over hebben.”