Maandagmiddag wandelde ik met mijn zus door de snikhete stad. De warmte zwengelde herinneringen aan waar ik in geen tijden meer aan had gedacht: wat ik bijvoorbeeld in de extreem hete zomer van 2003 deed om koel te blijven (wonen in de universiteitsbibliotheek), of hoe ik in de tropische junimaand van 1994 in de achtertuin ging slapen om, nou ja, te slapen.
Opeens besefte ik dat ik al weken niet meer aan mijn zus had gevraagd hoe het op haar werk ging. En dat terwijl ze een tijd geleden een heftige aanvaring had waar ze enorm door van slag was.
„Het is weer goed”, zei ze toen ik ernaar informeerde. „Lief dat je even checkt.”
„Sorry dat ik er nu pas mee kom.”
„Het is juist bijzonder dat je het alsnog doet”, glimlachte ze. „Veel van mijn vrienden draaiden er op een zeker moment gewoon omheen. Als ik erover begon, probeerden ze het me-teen over iets anders te hebben.”
„Stom.”
„Nee joh, niet stom, vooral onkunde. Zelfs de meest empathische onder hen weten gewoon niet hoe ze om moeten gaan met langdurig gedoe. Er rust sowieso een taboe op nare gebeurtenissen die tijd kosten om te verwerken. Op een zeker moment durft niemand er meer naar te vragen, bang voor ongemak. Wat verdrietig is, want dan moet de getroffene het in zijn eentje verteren.”
‘Ik denk dat het ook vermijding is.” „Ja natuurlijk, veel mensen zijn ook laf”, zei ze (ik haalde opgelucht adem, ze was vandaag wel heel mild voor haar doen, ik vreesde al voor een zonnesteek). „Ik ken er genoeg die de ongelukkigen gewoon ontlopen. Vrienden die te lang verdrietig of somber zijn, worden zelfs gedumpt. Ze willen er gewoon niet aan dat het mogelijk is om ergens zo lang door van streek te zijn. Dat er situaties en gevoelens bestaan waar je met een rondje hardlopen, wat dagboekgeschrijf, een huilbui of een cursus mindfulness niet meteen vanaf bent, maakt velen onrustig.”
„En dus trekken ze zich terug.”
„Bij wijze van zelfbescherming. En dat snap ik ook wel. Leren omgaan met iets wat maar langzaam slijt, is gewoon moeilijk, zeker in een snelle eeuw als de onze. Velen worden liever niet geconfronteerd met vervelende situaties die maar voortduren. Maar op een zeker moment moet je ze toch aangaan, al was het maar omdat je er zelf vroeg of laat ook mee te maken zal krijgen.”
Ze schopte een steentje weg.
„Maar misschien denk ik er morgen wel weer anders over. Die stomme warmte verdooft echt mijn denken.”
We liepen de rest van de middag in. De hitte nam toe en veroorzaakte een aangename narcose. Even was er niets aan de hand. Even verdampte de gehele toekomst.