Ruim vijfentwintig jaar geleden zakte een bergachtig land aan de Adriatische Zee weg in anarchie. Opvallend, omdat nergens in Europa de overheid het maatschappelijke zo stevig had gedomineerd als daar, decennialang. Tot 1991 was Albanië een geïsoleerde, stalinistische dictatuur. Maar in maart van 1997 verdween het laatste beetje overheidsgezag.
Nagenoeg alle buitenlanders verlieten het land. Tegelijk kwam verslaggever Alfred van Cleef juist aan, gestuurd door NRC Handelsblad. Eerder had hij verslag gedaan van oorlogen in voormalig Joegoslavië, nu zou hij NRC-lezers in enkele sterke en mooie reportages het verhaal van de Albanese anarchie vertellen. Eentje schreef hij nota bene vanuit Vlorë, een stad geheel overgenomen door demonstranten en criminele bendes, groepen die destijds lastig van elkaar waren te onderscheiden.
Deze reportages las ik onlangs omdat daarin een man figureert, Rrapush Xhaferri, over wie ik alles wil weten sinds ik in Albanië over hem hoorde, als een van de aanstichters van de anarchie.
Die begon met de ineenstorting van enkele financiële instellingen. Het bleken piramidefondsen: rente werd uitbetaald met het geld van nieuwe klanten. Mensen gingen de straat op en eisten hun geld terug, niet van de piramidefondsbazen maar van de president. In het stadje Lushnjë riep een meute, na het afbranden van het kantoor van de regeringspartij, zelfs om de vrijlating van deze Xhaferri. Aan hem hadden ze hun spaarcenten toevertrouwd. De politie had hem gearresteerd en zijn geld geconfisqueerd. De inwoners van Lushnjë waren woedend.
NRC had al voor de komst van Van Cleef gemeld waarom de mensen zo gesteld waren op Xhaferri. Hij leek ze rijk te maken – rentes van twintig procent per maand waren niet ongewoon. Bovendien stopte hij geld in het lokale voetbalteam. Hij haalde zelfs Mario Kempes naar Albanië, de Argentijn die Oranje had gevloerd met twee doelpunten in de WK-finale van 1978. Na drie wedstrijden ontvluchtte Kempes het brandende stadje alweer, in een helikopter.
De anarchie bood geen paradijs op aarde. Burgers plunderden, de bijl ging in dikke, grote bomen langs centrale pleinen en tieners renden heen en weer naar goed gevulde, onbewaakte wapendepots. Zelfs een enkele tank viel in handen van joelende twintigers. Scholen sloten. Duizenden Albanezen stierven een gewelddadige dood.
NRCberichtte dat de bevolking in totaal zo’n 2 miljard dollar in de nepbanken hadden gestopt, zo’n tachtig procent van het toenmalige BNP. Dom? Opvallend is dat Van Cleef de burgers die hun geld kwijtraakten nergens beschimpt. Hij leek ze te begrijpen.
Op een terras in de Amsterdamse Jordaan vertelt hij dat dit begrip niet los is te zien van een bezoek dat hij eerder aan Albanië bracht, in 1981: „De dictatuur was totaal, de controle op de mensen extreem. Het land had iets van Noord-Korea, of beter: het leek één grote openluchtgevangenis.” Als niets mocht en niets ook maar in de verte op een markt of een financiële transactie leek, hoe wist je dan wat je wel of niet kunt doen met het eerste beetje geld dat je bezit? „De dictator had het land geïnfantiliseerd.”