Frank Timmerman (33) moet een koe in bad doen. Hij sjeest in zijn kleine vrachtwagen over de binnenwegen van Overijssel. In de laadbak zit een enorm vat met 2.700 liter water met een temperatuur van 34 graden, daarachter hangt een aanhanger met een rode container: het bad.
Bijna iedere melkveehouder in Oost-Nederland weet: als je een ‘liggende koe’ hebt, moet je bij ‘koebad Franky’ wezen. Een koe met te weinig calcium in haar bloed of een verrekte spier kan vaak niet meer staan, eet daardoor te weinig omdat dit liggend niet gaat, en verslapt vervolgens nog meer. Dan komt Timmerman met zijn therapeutische koebaden om de hoek kijken. De koe staat altijd zes uur in het warme water, ondertussen etend en aansterkend.
Timmerman rijdt een weiland in Olst in en stopt naast koe Willeke. Zij ligt daar al een week. Samen met boer Henny Kappert (66) bindt hij de poten van het dier vast en sleept haar op een mat, die hij met zijn truck de container intrekt. Hij maakt haar poten los en schuift de wanden in de zijkanten.
Als het water via een slang het bad inloopt, probeert Willeke paniekerig op te staan. Een grote golf water klotst over de rand. Timmerman springt op een uitsteeksel van de container, pakt de staart van de koe vlakbij haar billen, en trekt. Willeke staat. Trillend en snuivend.
Timmerman fronst. Hij twijfelt of zes uur badderen Willeke zal helpen ook búiten het bad te kunnen staan. „Je had me eerder moeten bellen”, zegt hij tegen Kappert. Het is de eerste ‘koebadservice’ die hij meemaakt.
Naar Timmerman luisteren boeren wel. Hij was tot 2017 zélf melkveehouder. In dat jaar deed hij mee met een zogeheten stoppersregeling: de overheid subsidieerde de sanering van zijn veebedrijf. „Jij bent echt op het juiste moment gestopt”, zeggen melkveehouders soms tegen Timmerman, als hij bij hen het erf oprijdt. „Maar dat komt omdat het zo goed loopt”, legt Timmerman uit. „Als mijn huidige bedrijf geflopt was, hadden ze gezegd: kijk, die deed al zijn koeien weg, en nu heeft-ie nog niks.”
Piekbelastersregeling
Over boeren die graag stoppen, hoor je op dit moment weinig. De protesterende boeren maken zich vooral kwaad over een overheid die er alleen maar op uit zou zijn om boeren uit te kopen. Deze maand bleek dat tot nu toe geen enkele boer gebruik heeft gemaakt van de ‘piekbelastersregeling’, waarbij provincies boeren nabij natuurgebieden konden uitkopen.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88306840-618366.jpg|https://images.nrc.nl/3hsa1t75pjbNvfDd51OUyCaP4BY=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88306840-618366.jpg|https://images.nrc.nl/o9BArJXiBG67UB-eH-0qMlcbicE=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88306840-618366.jpg)
Willeke, een koe die niet meer kan staan, krijgt als therapie een warm bad.
Foto Dieuwertje BravenboerVan voorgaande regelingen werd wél gebruik gemaakt. Een stoppers-, sanerings- of uitkoopregeling heeft als doel een agrarisch bedrijf op te heffen. De overheid betaalt een bedrag voor bijvoorbeeld de fosfaatrechten, de dieren en de stallen. De boer blijft met zijn huis en de grond achter. Die kan hij desgewenst verkopen aan collega-boeren of de overheid.
Timmerman was een van de 497 boeren die in 2017 meededen met de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties, bedacht om de fosfaatproductie terug te dringen. Van de latere subsidieregeling Sanering varkenshouderijen, maakten nog eens 278 varkensboeren gebruik.
Maarten van Vleuten (55), derde generatie varkenshouder, was zo iemand. „Mijn kinderen wilden het bedrijf niet overnemen. Dan ga je nadenken: wat is verstandig?” Hij schreef zich in; van de gemeente had hij gehoord dat hij een groothandel in akkerbouwproducten kon beginnen op zijn grond.
Het bestemmingsplan dat dit mogelijk zou maken is nu, drie jaar later, nog niet rond. „In het allergunstigste geval kan ik eind 2023 met mijn bedrijf beginnen”, zegt van Vleuten. Hij weet dat bureaucratie tijd kost, maar zo’n lange wachttijd had hij niet verwacht. Door mee te doen aan de stoppersregeling, moesten zijn stallen wel binnen een half jaar leeg zijn. „Ik had een vergunning voor 7.500 vleesvarkens. Die ruim je op. De geurhinder is weg, iedereen staat te juichen. En vervolgens duurt het vier jaar voor ik wat anders kan doen. Dat kan toch niet?”
Geen opvolger
Zulke voorbeelden ziet Marco Hol (57) wel vaker, zegt hij. Hij werkt bij agrarisch adviesbureau DLV en komt veel bij boeren thuis om hen financieel advies te geven. Van trage overheden hebben boeren die nog boer zijn, ook last. „Stoppen kan ook een ondernemerskans zijn”, vindt hij.
Bij zo’n 25 tot 50 procent van de stoppers die Hol ziet, gaat het om boeren die richting pensioengerechtigde leeftijd gaan en geen opvolger hebben. Ook is er een groep die ontzettend goed geboerd heeft. „In de varkenshouderij zijn er periodes van veel verdienen en momenten van inleveren. Wanneer net ná zo’n piek een regeling komt, kan een boer denken: ik hoef dat dal niet meer in.” En dan zijn er nog boeren die gedwongen worden door de bank, zegt Hol. „De bank heeft geïnvesteerd in een boer, maar vindt het resultaat zo teleurstellend dat de boer verplicht wordt mee te doen aan saneringsregeling.”
Tussen melkveehouders en bijvoorbeeld varkens- of pluimveehouders bestaat een enorm verschil. De eerste groep vindt het over het algemeen véél moeilijker om te stoppen. „Melkvee is sentiment”, zegt Hol. Varkenshouders hebben die emotionele band met hun dieren veel minder, mede omdat vleesvarkens na vier maanden naar de slacht gaan. „Een koe blijft zo’n zes tot zeven jaar op een bedrijf en de boer komt haar twee keer per dag melken”, zegt Hol. „Ik ken een melkveehouder wiens vrouw in de ochtend naar het ziekenhuis moest. Iemand anders moest haar brengen: de man wilde per se zelf zijn koeien melken.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88306909-6bebc3.jpg|https://images.nrc.nl/6OFwVyvPTVL37TtZa5C8u9oO254=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88306909-6bebc3.jpg|https://images.nrc.nl/YWVq0Oo_LyqabLreCGung8cch0E=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88306909-6bebc3.jpg)
Timmerman – die de koebaden er al sinds zijn negentiende naast deed – zag in de stoppersregeling een uitweg. Het melkveebedrijf van zijn ouders met tachtig koeien lag op gehuurde grond. „Als boer wil je iets opbouwen, je wil je bedrijf ergens heenbrengen.” En dat kon Timmerman niet genoeg doen, vond hij. Op een ochtend in februari molk hij zijn koeien, maakte hij een foto voor de stal en tikte hij een bericht op Facebook dat hij met de stoppersregeling ging meedoen, en waarom. „Dat bericht ging viral, en mijn koebaden kregen veel aandacht. Dus eigenlijk heeft de regeling ervoor gezorgd dat mijn bedrijf zo goed ging lopen.”
Hij kreeg 120 duizend euro subsidie en 120 duizend euro van de Rabobank, die toen voorschotten gaf op later ingevoerde fosfaatrechten. Dat stak hij in zijn bedrijf. Hij heeft nu twaalf koebaden. „Vorig jaar deed ik achthonderd koeien in bad.”
’Niet de zilvervloot’
Ex-varkenshouder Maarten van Vleuten wil geen bedragen noemen. „Dan gaat het alleen nog maar daarover. Maar de zilvervloot is niet binnen.” Hij ging door de traagheid bij de lokale overheid maar eens „links en rechts neuzen” voor een baan, en werkt nu twee dagen op het kantoor van een agrarische toeleverancier. „Zit je ineens de hele dag met een telefoon in de hand achter een computer. Dat valt nog niet zo mee voor mij.” Spijt heeft Van Vleuten niet, maar hij had het allemaal iets anders voor zich gezien.
Boeren die echt veel spijt hebben van hun deelname aan een stoppersregeling, ziet Marco Hol bijna nooit. Vaker is het andersom: boeren die zich achteraf toch hadden willen aanmelden.
Agrarisch coach Paulien Hogenkamp heeft juist wel boeren begeleid die een paniekbeslissing namen, of zich lieten beïnvloeden door hun omgeving. „Achteraf dachten ze: wat heb ik gedaan?”
Alle spijtoptanten hebben een ding gemeen: het zijn boeren die niet heel bewust een keus hebben gemaakt, ziet Hogenkamp. „Wat ook uitmaakt, is je of je al een toekomstplan hebt of niet”, zegt Hol. „De meeste boeren gaan liever niet in loondienst. Ze beginnen een onderneming: een akkerbouwbedrijf of een bed and breakfast.”
Net als ‘koebad Franky’ deed. „Dit doe ik dus dag in dag uit”, grijnst hij als Willeke na een kwartiertje in bad rustig staat te kauwen. „Ik kan me niet zo goed voorstellen dat ik iets anders zou doen. Boeren denken dat ook vaak van hún bedrijf. Maar ik had een escape, de koebaden. Anders was ik denk ik nooit gestopt.” Een dag later appt hij: een duim omhoog. Willeke loopt weer. „Dat blijft soms een verrassing.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data87939163-f56d92.jpg)