Op Art Basel dacht ik steeds vaker aan keizer Nero die nog maar eens zijn harp pakte toen Rome brandde

Wereldkunst # 29 Tussen Kassel en Basel gaapt de kloof in de kunstwereld. Op de Documenta heerst het collectief, op Art Basel draait alles nog om de traditionele individuele kunstenaar. En de machtige kunstmarkt. Ongemak in vip-bubbel.

Op Art Basel bood de Canadese galerie Landau Fine Art het schilderij Les Dormeurs (1965) van Pablo Picasso te koop aan .
Op Art Basel bood de Canadese galerie Landau Fine Art het schilderij Les Dormeurs (1965) van Pablo Picasso te koop aan . Foto Georgios Kefalas/ EPA

Onderweg naar Art Basel, op een ochtend in midden juni, werd ik getroffen door een fors geval van fear of missing out. Terwijl de kilometers onder me voorbijschoten, popten op Instagram de eerste openingsfoto’s van de Documenta in Kassel op. Kijk, daar zaten curator Defne Ayas (voormalig Witte de With), Sonsbeek-curator Bonaventure Soh Bejeng Ndikung en curator Natasha Ginwala al lekker aan de lokale gin. Ook Hendrik Folkerts (voormalig Art Institute of Chicago, nu Moderna Museet Stockholm) struinde al over de Kasselse dreven, net als Krist Gruijthuijsen (KW Berlijn) en zo nog veel meer mensen die ik maar zijdelings ken, maar die heel goed weten waar de art juice te halen valt. Zij dompelden zich nu collectief onder in de vijfjaarlijkse megatentoonstelling die dit jaar helemaal in het teken staat van het anti-individualisme. Het Indonesische collectief ruangrupa, samenstellers, concentreerde deze Documenta rond het begrip ‘lumbung’, dat letterlijk rijstschuur betekent, maar dat ook staat voor vriendschap, delen, samenwerking. De Indonesiërs nodigden daarom vrijwel louter kunstenaarscollectieven uit, die op hun beurt weer andere kunstenaars en collectieven bij de tentoonstelling betrokken – zodat er nu uiteindelijk meer dan duizend kunstenaars aan deze Documenta deelnemen. Op Instagram kwamen foto’s voorbij van groepen hippe jongeren rond een skatebaan, niet-westerse kunst op grote lappen aan de muur, dansende mensen. Weg met de kunstego’s. Leve het collectief.

Ik keek naar mijn Art Basel-toegangskaart. Die vermeldde ‘First Choice VIP’, de hoogste rang binnen de Art Basel-hiërarchie. Daarmee mocht ik, met introducee, op dinsdag als eerste de beurs binnen (een begeerde status onder verzamelaars, want daarmee kunnen ze, zo suggereert de organisatie, snel de beste werken kopen). Ik had ook vrij toegang tot de ‘Executive Collectors Lounge’, ik mocht gratis ontbijten met champagne én ik kreeg de beschikking over een exclusieve BMW-vip-car (het nieuwste type, elektrisch, vanzelfsprekend) die me binnen Basel gratis naar elke gewenste bestemming zou rijden. Niks rijstschuur in Basel, niks collectief, de openingsdagen daar zijn altijd een grote parade van prinsen en prinsessen op de erwt, die door de beursorganisatie op alle mogelijke manieren worden gesterkt in het idee dat ze bijzonder zijn, uniek, en vooral: beter dan anderen.

Lees ook: Wat maakt deze Documenta zo anders, zo revolutionair?

Daar staat dan wel tegenover dat van ze wordt verwacht dat ze zo veel mogelijk aandacht en vooral geld besteden aan de getoonde kunstwerken, ook allemaal veel beter dan andere, die dan ook worden aangeboden voor bedragen waarvoor je soms met gemak een Indonesische rijstplantage koopt.

Op Basel-Instagram trok vooral de oude kunstmacht voorbij: voormalig veilingmeester en Insta-kanon Simon de Pury bijvoorbeeld, of Klaus Biesenbach (die na zijn overstap naar de Berlijnse Neue Nationalgalerie definitief establishment was geworden). Het ongemak groeide – de Documenta-club was toch veel, nou ja, interessanter, hedendaagser en vooral: uitdagender?

Links liggen

Maar daar was niet iedereen het mee eens. In de kunstpers verschenen al snel berichten dat een groot deel van de traditionele kunstwereld, vooral galeries en verzamelaars, de Documenta-opening links gingen laten liggen. Dat had ongetwijfeld te maken met de ongelukkige timing van gelijktijdige openingen, maar misschien nog wel meer met het feit dat de collectieven-Documenta nadrukkelijk afstand neemt van het traditionele romantische uniciteitsbegrip waarop het westerse kunstsysteem al meer dan honderd jaar is gebaseerd. Kunst als viering van het unieke individu dat in volstrekte zelfstandigheid een autonome wereld creëert – en dat mede tot kapitalistische hoogmissen als Art Basel heeft geleid. Kunstenaars proberen als tegenwicht daartoe al jaren werk te maken dat zich meer richt op de wisselwerking met de maatschappij, dat socialer is, geëngageerder. Daarin lijkt de Documenta-nadruk op het collectief (die we al eerder hadden gezien bij bijvoorbeeld de Turner Prize vorig jaar) een volgende stap. Weg van de viering van het individu, weg van de uitzonderlijke kunstenaar, weg van het genie. Weg met het geld.

Het is moeilijk een plek in de wereld te vinden waar zoveel privilege, witheid en rijkdom bij elkaar komt als op Art Basel

Dat idee wordt nog eens versterkt doordat het overgrote deel van de groepen die ruangrupa uitnodigde afkomstig is uit de ‘global south’: Latijns-Amerka, Azië, Afrika, Oceanië. In kunst uit die gebieden speelt het westerse romantiek-idee een veel geringere rol, en om die reden zijn de westerse galeries er minder in geïnteresseerd: ze kunnen zich er moeilijker toe verhouden en door het systeemverschil is het lastiger hun kunstenaars daar te verkopen.

Natuurlijk gaat er, vooral in China, best werk van grote westerse kunstenaars van de hand, maar rijke Chinese verzamelaars kopen net zo lief werk van Chen Danqing, Cui Ruzhuo (al is diens markt wat ingezakt) of Zhou Chunya – allemaal kunstenaars die veel te Chinees zijn voor Basel, maar ook te individualistisch voor Kassel.

Toch ging in Basel de fomo niet weg – het was eerder alsof de kloof tussen beide werelden zich voor mijn voeten gapend uitbreidde. Dat kwam allereerst door de omgeving: het is moeilijk een plek in de wereld te vinden waar zoveel privilege, witheid en rijkdom bij elkaar komt als op de eerste dagen van Art Basel.

Verrassing

Natuurlijk is het geweldig leuk om hier een tijdje tussen rond te lopen (veel lange, wijde bloempatroonjurken dit jaar, en de botox wordt steeds beter, wist u dat?), maar langzaam nam de onrust toe: het valt heel moeilijk je niet aan de indruk te onttrekken dat voor de rijkste Art Basel-bezoekers kunst uiteindelijk een bijzaak is. Vergelijk dat met de Documenta-openingstypes: kunst is heel vaak hun werk, hun vak, ze zijn vaak behoorlijk zelfingenomen in hun zelfverklaarde visionariteit, maar kunstinhoud en kunstvernieuwing zijn voor hen wél het uitgangspunt, de kern – ze zijn voortdurend op zoek naar kunst die inhoudelijk nieuwe of onbekende ervaringen biedt.

Ik dacht steeds vaker aan keizer Nero die nog maar eens zijn harp pakte toen Rome brandde

Dat ligt voor de gemiddelde Art Basel-bezoeker anders: in hun leven is kunst zelf de verrassing. Voor de meeste van deze mensen valt kunst buiten het spectrum van hun normale leven, het is niet nuttig of nodig, en het wordt daarom vaak een commodity om te laten zien dat je de rijkdom en de status hebt om buiten de paden van het banale leven te kunnen treden. Voor deze liefhebbers is de grote hoeveelheid geld die voor sommige kunstwerken hier wordt gevraagd ook niet ongemakkelijk of lastig, maar juist een reden om er extra toe aangetrokken te worden – niet voor niets bracht Art Basel, zoals elk jaar, na-beurs een persbericht uit waarin trots met miljoenen werd gestrooid: zo verkocht Hauser & Wirth een Louise-Bourgeois-spin voor 40 miljoen dollar; Pace een Joan Mitchell-schilderij voor 16,5 miljoen en David Zwirner een Félix González-Torres lichtwerk voor 12,5 en een Marlene Dumas voor 8,5 miljoen – kunst is hier geen symbool van autonomie en ongemak, maar de bevestiging van maatschappelijke geslaagdheid, de luxe je tot het vreemde, het onbekende, het inhoudelijke, het schijnbaar nutteloze te kunnen verhouden.

Daarom is het in de Basel-omgeving ook altijd belangrijk dat kunst herkenbaar is als kunst volgens de romantische principes. Geen ready-mades of conceptuele installaties of collectieven: de Basel-koper wil een beeld of een schilderij of foto, vervaardigd door een uniek, autonoom individu. Het onbekende, maar dan bekend. Daarom gaat vernieuwing ook altijd met heel kleine stappen, in deze wereld – neem de bijna lachwekkende trots waarmee alle kunstmedia aankondigden dat met Mariane Ibrahim voor het eerst een galeriehoudster van kleur een prominente plek op de beurs had gekregen.

Het kunstwerk ‘Out of sight’ van Lawrence Weiner op Art Basel.
Foto Sebastien Bozon/ AFP
In Kassel hangen tijdens Documenta schilderingen van de Roemeense kunstenaar Dan Perjovschi op de klassieke pilaren van het Fridericianum Museum.
Foto Ina Fassbender/ AFP
Skateboarders op Documenta Kassel op een ramp gemaakt door Baan Noorg Collaborative Arts and Culture uit Thailand.
Foto Ina Fassbender/ AFP
‘Moon Phase (Leonardo da Vinci)’ van Jeff Koons bij Pace Gallery op Art Basel. Van de sculptuur zijn 125 varianten te koop als NFT. De koper krijgt een beeld thuis, plus een kopie op de maan (transport via Elon Musks SpaceX).
Foto Sebastien Bozon/ AFP

Ongemak in vip-bubbel

Die behoudzucht verklaart óók het volkomen gebrek aan engagement op de beurs. Dat werd pas echt ongemakkelijk. Na me een tijdje in de vip-bubbel te hebben rondgewenteld, begon ik te beseffen dat het net leek of we collectief in een tijdscapsule naar 2018 waren teruggeschoten: geen spoor van corona, van de klimaatcrisis, van de oorlog in Oekraïne, op een enkel obligaat blauw-geel patroontje na. Niks actualiteit, maar romantische tijdloosheid – een bubbel die zich absoluut geen raad weet met de veranderende buitenwereld en daarom krampachtig vasthoudt aan de oude waarden. Dat wordt in de huidige turbulentie wel steeds lastiger, en, belangrijker: daarmee miskent de Basel-bubbel dat het wezen van de kunst, waarvoor ze nu juist zoveel geld betalen, in wezen vernieuwing is, of in ieder geval: het verkennen van het onbekende. Juist dat verkennen, die vernieuwing, wordt hier teruggebracht tot het absolute minimum dat nodig is om de handel gaande te houden – altijd binnen de lijntjes, hoe goed (en mooi) de werken soms ook zijn.

Ik zat best lekker hoor, in die Executives Lounge, maar ik dacht steeds vaker aan keizer Nero die nog maar eens zijn harp pakte toen Rome brandde. Is de houding van de Basel-kunstelite misschien zelfs een symbool voor de toenemende isolatie waarin het Westen als geheel zich op dit moment manoeuvreert?

Daar doemt ook het dilemma op dat de kunstwereld als geheel steeds verder uit elkaar drijft: hoeveel vernieuwing en ontregeling wil je hebben als galeriehouder, als verzamelaar, als curator, als kijker? Dat dilemma wordt door de Basel-Kassel-polarisatie verder op scherp gesteld en raakt elke individuele toeschouwer: waar wil je staan als je naar kunst kijkt? Is kunst voor jou het decor voor de executive lounge? Anoniem zetstuk in een collectieve actie? Of zit daar nog iets tussen?

Wat moeten we bijvoorbeeld met het feit dat die collectieve, gemeenschappelijke Documenta werkt met een budget van meer dan 40 miljoen euro, wat vermoedelijk niet héél veel verschilt van het totaalbudget van Art Basel? Is de onverkoopbare collectiviteit inderdaad de manier om kunst uit een doodlopende straat te manoeuvreren, of is het slechts het nieuwste speeltje van een steeds kleiner wordende professionele kunstelite? Over twee weken ga ik naar Kassel – het schijnt dat je daar zelf naar je hotel moet lopen. Ik verheug me nu al.