Recensie

Recensie Boeken

Engelen uit Europa: in smetteloos tropenuniform tussen de zieken en doden

Koloniale geschiedenis Gouverneur-generaal Idenburg vond dat Indië niet alleen als wingewest moest worden gezien, maar ook als een gebied waar Nederland de lokale bevolking diende te verheffen.

Gouverneur-generaal Idenburg in 1915 op bezoek bij de Soesoehoenan van Solo Pakoe Boewono X, vorst van Soerakarta (links van hem)
Gouverneur-generaal Idenburg in 1915 op bezoek bij de Soesoehoenan van Solo Pakoe Boewono X, vorst van Soerakarta (links van hem) Foto KITLV 4299

Het was even wennen voor zijn omgeving, toen Alexander Willem Frederik Idenburg in 1909 gouverneur-generaal werd van Nederlands-Indië. Als ‘landvoogd’ was hij een soort koning, en dat betekende onder andere dat zijn ‘inheemse’ onderdanen hem de nodige eer moesten betonen door te knielen, hurken, zijn hand te kussen en bij vertrek achteruit de kamer te lopen. Daarom werd er wat vreemd gekeken toen Idenburg tijdens een audiëntie lokale Javanen liet weten dat ze gerust een stoel mochten pakken.

En toen Idenburg jaren later, in 1916, een bezoek bracht aan Solo, op Java, waren de delen van de stad waar hij doorheen zou trekken zoals gebruikelijk grondig schoongemaakt en opgeknapt. Voorafgaand aan zijn bezoek daagde een lokaal blad hem uit van de route af te wijken en ook de krottenwijken van de stad te bekijken. En dat deed Idenburg, schrijft historicus Hans van der Jagt in Engelen uit Europa. ‘In zijn smetteloos witte uniform stond Idenburg tussen de dode lichamen, zieke mensen, uitwerpselen en afval. Hij sprak met de lokale bevolking en gaf besmette mensen een hand (ondanks het feit dat zijn lijfarts hem dat sterk afraadde).’

Lees ook het interview met David Van Reybrouck bij het verschijnen van Revolusi: Een boek over Nederlands-Indië met een keiharde conclusie

Fascinerende figuur, die Idenburg. En hoewel er de afgelopen jaren al fantastische boeken verschenen over Nederlands-Indië voegt Engelen uit Europa echt iets toe. In veel van die boeken, zoals Revolusi van David Van Reybrouck en De wraak van Diponegoro van Martin Bossenbroek, ligt de nadruk op de perioden waarin Nederland zijn gezag vestigde in Indië én verloor, met een bloedige dekolonisatieoorlog. De periode waarover Hans van der Jagt heel gedetailleerd schrijft blijft daarin relatief onderbelicht, terwijl die ook razend interessant is. Het zijn de jaren van de ‘ethische politiek’ (grofweg van 1900 tot aan de Tweede Wereldoorlog).

Niet geschikt als premier

Je kunt Idenburg gerust de personificatie noemen van die ethische politiek: het idee dat Nederland niet alleen voor zijn eigen gewin Indië koloniseerde, maar ook een (door God gegeven) taak had om de bevolking van Indië te verheffen. Er was niemand die zo zijn stempel drukte op die politiek als Idenburg, en als je leest wat hij allemaal deed dan verbaast het dat hij eigenlijk niet veel bekender is. Idenburg was gouverneur van Suriname, gouverneur-generaal van Indië, minister van Koloniën in drie perioden, senator, minister van Staat en lid van de Raad van State. Toen ARP-voorman Abraham Kuyper hem in 1918 tijdens een moeilijke formatie vroeg premier te worden, weigerde hij. Dat was na de eerste verkiezingen met algemeen kiesrecht, waarvan vooral de katholieken hadden geprofiteerd, en als protestant vond Idenburg zichzelf niet geschikt.

Idenburg deed een aantal dingen waardoor je hem nu aan de goede kant van de geschiedenis zou plaatsen. Als minister gaf hij Indonesiërs meer ruimte in het lokale bestuur. Hij was verantwoordelijk voor de eerste ‘dessascholen’. En daarbij zette hij ook in op meisjesonderwijs, want, schrijft Van der Jagt, ‘een ontwikkelde vrouw bracht ontwikkelde kinderen voort’, zo was de gedachte. Vanuit die gedachte kwam er ook een doktersopleiding voor inlandse vrouwen. Aletta Jacobs was aangenaam verrast toen ze bij Idenburg op bezoek kwam.

Engelen uit Europa is een gedetailleerde beschrijving van een sleutelperiode in de koloniale geschiedenis van Nederland

Vanuit hedendaags perspectief is die ethische politiek natuurlijk een merkwaardig fenomeen. De ene kant ervan klinkt sympathiek: we gaan andere volkeren ontwikkelen, door middel van bijvoorbeeld onderwijs. Maar de keerzijde is duister. Want om te kunnen verheffen, moesten eerst militaire middelen worden ingezet. ‘Zolang Nederland Indië niet onder controle had kon het immers geen welvaart en cultuur brengen’, schrijft Van der Jagt.

Ook wat dit betreft is Idenburg de personificatie van de ethische politiek: hij begon zijn loopbaan als militair. Na een opleiding tot genie-officier klom hij op tot adjudant van de commandant van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Idenburg was minister van Koloniën toen Nederland in 1904 met een bloedige campagne een einde probeerde te maken aan de al jaren voortwoedende Atjeh-oorlog. In enkele maanden werden 3.000 Atjehse dorpelingen gedood, de helft vrouwen en kinderen. In de jaren van de ethische politiek was Nederland in Indië ‘feitelijk in permanente staat van oorlog’. Tussen 1900 en 1910 vielen er minstens 22.000 doden in Atjeh en nog eens 50.000 elders in Indië. ‘Idenburg was hiervoor politiek verantwoordelijk’, schrijft Van der Jagt.

Aanzet tot onafhankelijkheid

Engelen uit Europa is een gedetailleerde beschrijving van een sleutelperiode in de koloniale geschiedenis van Nederland. De periode waarin Nederland langzaam maar zeker zijn grip verliest op de overzeese gebiedsdelen in Azië. Idenburg gaf in feite een eerste aanzet tot dekolonisatie van zowel Indië als Suriname, door de koloniën meer zeggenschap te geven over hun eigen begroting. Door de Sarekat Islam – een soort vakbond met islamitische inslag die zich gaandeweg ontwikkelde tot politieke verenging – toe te staan legde hij ook mede de kiem voor het ontstaan van een onafhankelijkheidsbeweging.

Lees ook De strijd van Jeroen Brouwers en Rudy Kousbroek over Jappenkampen en de vrijheid van de schrijver

Wat dit boek ook zo verdienstelijk maakt is dat Van der Jagt voortdurend verbanden legt tussen de daden van Idenburg en internationale ontwikkelingen: de Russisch-Japanse oorlog van 1904-1905, de Chinese revolutie in 1911, de oproep van de Turkse sultan tot een jihad tegen westerse koloniale mogendheden in 1914. Er komt veel wereldgeschiedenis voorbij. Ondertussen vertelt de auteur weinig tot niets over het persoonlijke leven van Idenburg. Een bewuste keuze, maar een beetje jammer is het wel. Het had dit ruim 500 pagina’s dikke boek misschien nog wat afwisselender kunnen maken.

Want die persoon Idenburg intrigeert. Fascinerend is bijvoorbeeld ook wat Van der Jagt vertelt over zijn relatie met koningin Wilhelmina. De vorstin had veel vertrouwen in Idenburg, blijkt uit documenten die Van der Jagt inzag in het Koninklijk Huisarchief. Gedurende decennia raadpleegde ze hem over van alles en nog wat en ook zij zag in 1918 de ideale premier in hem. Later zou ze hem vragen een collegereeks te verzorgen voor haar dochter Juliana, als voorbereiding op haar toekomstige taak als koningin.

Onthullend is het inkijkje dat je krijgt in de gesprekken die Idenburg en Wilhelmina hebben gevoerd in de tijd dat Nederland hardhandig huishield in Atjeh. Wilhelmina wilde niks weten van een parlementair onderzoek, waar kranten toe opriepen. Ze was helemaal helemaal voor de harde lijn en kritiek daarop weet ze aan ‘de kwade geest der dagbladen’. Haar kleindochter zou later zeggen: de leugen regeert.