Nooit eerder hadden zo veel mensen levenslang in Nederland. Zij moeten eerder met verlof kunnen, stellen adviseurs

Re-integratie Dinsdag kregen wéér drie mannen levenslang opgelegd. Het aantal levenslanggestraften in Nederland neemt flink toe. Onder Europese druk wordt gewerkt aan een nieuw stelsel, waarbij ze niet allemaal tot hun dood achter de tralies zitten.

De penitentiaire inrichting Heerhugowaard met uitzicht op de binnenplaats.
De penitentiaire inrichting Heerhugowaard met uitzicht op de binnenplaats. Foto Tom van Limpt/ANP/bewerking NRC

Achteroverleunend hoort Delano R. dinsdag in een tweeënhalf uur lang durende uitspraak dat hij de rest van zijn leven achter de tralies moet doorbrengen. Als voorman van motorclub Caloh Wagoh organiseerde hij in 2017 vijf liquidaties. Volgens de rechtbank Midden-Nederland is „de zwaarst mogelijke straf” gerechtvaardigd. „Alleen met levenslang wordt het veroorzaakte leed zo veel als mogelijk vergolden en de maatschappij tegen hem beschermd.” Twee medeverdachten krijgen ook levenslang.

Nog nooit zaten zo veel personen in Nederland een levenslange gevangenisstraf uit als nu. In 2000 waren er 10 levenslanggestraften, nu zijn het er 55, de uitspraken van dinsdag meegerekend. Voor 41 van hen is de straf onherroepelijk, blijkt uit cijfers van het Forum Levenslang. De rest kan nog in hoger beroep of is, zoals Willem Holleeder, in cassatie.

Meer levenslanggestraften lijken in aantocht. In juni eiste het Openbaar Ministerie levenslang tegen zeven mannen, inclusief Ridouan Taghi en de twee verdachten van de moord op Peter R. de Vries.

Levenslang wordt alleen opgelegd bij de zwaarste misdrijven en de straf lijkt helder: de rest van je leven achter de tralies. Zo simpel is het niet. „Levenslang klinkt heel definitief, maar het is een glibberige straf gebleken. Hoe de samenleving ermee omgaat, is aan ontwikkeling onderhevig”, constateert Wiene van Hattum, voorzitter van het Forum Levenslang en oud-onderzoeker aan De Rijksuniversiteit Groningen.

Onder druk van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) beweegt Nederland nu namelijk richting een systeem waarbij levenslanggestraften na verloop van tijd vaker vrij gaan komen.

Lees ook dit artikel: De moordmakelaar en zijn motorclub

Vervanging van de doodstraf

„In beginsel deugt zij niet”, zei minister van Justitie Anthony Modderman, nadat de levenslange gevangenisstraf eind negentiende eeuw als alternatief voor de doodstraf werd ingevoerd. Vrijwel direct ontstond het gebruik dat levenslanggestraften na verloop van tijd gratie krijgen. Tot de jaren zestig van de vorige eeuw brachten ze gemiddeld vijftien tot twintig jaar achter de tralies door, blijkt uit onderzoek van Van Hattum.

En ook daarna blijft gratie de praktijk. Zelfs voor huisarts en gifmoordenaar ‘Dokter O.’ uit Berkel en Rodenrijs die in 1955 levenslang kreeg voor de gifmoord op zijn vrouw en daarna in de gevangenis een andere gedetineerde vergiftigde. Hij kreeg in 1975 gratie omdat volgens de staatssecretaris van Justitie ook O. „uitzicht hoort te houden op terugkeer in de samenleving”.

Vanaf 2000 verschuift het maatschappelijke en politieke sentiment, ziet Van Hattum. „Ik herinner me dat minister Donner (CDA) in de Kamer zei dat levenslang gewoon voor de rest van het leven is. Dat was nooit zo, maar werd toen wel de werkelijkheid. Gratie om terug te keren in de samenleving werd toen niet meer verleend.”

In 2013 oordeelt het EHRM dat een levenslange straf zonder uitzicht op vrijlating onmenselijk is. Een gratieprocedure, zoals Nederland heeft, is niet genoeg. In de praktijk wordt die gratie eigenlijk nooit verleend. Dus, zo is de conclusie van de Hoge Raad vervolgens: er is meer perspectief voor levenslanggestraften nodig.

Het leidt in 2017 tot de oprichting van het Adviescollege Levenslanggestraften met deskundigen met verschillende achtergronden. Het adviescollege adviseert de minister na 25 jaar of een levenslanggestrafte toe is aan re-integratieactiviteiten. Daarna volgen adviezen over eventuele opbouw en uitbreiding van vrijheden, waarna de minister na 27 jaar beslist of er gratie wordt verleend.

Aan de adviezen gaat een hoop werk vooraf, vertelt psycholoog en collegelid Karin ten Brinck. Na 25 jaar in de cel moet het eerste advies er liggen, dus begint de voorbereiding anderhalf jaar eerder. Alle straf- en detentiedossiers worden dan opgevraagd, een levenslanggestrafte gaat weken ter observatie naar het Pieter Baan Centrum, en de Reclassering rapporteert.

Daarna gaan leden van het adviescollege zelf in gesprek met betrokkenen, onder wie nabestaanden en de levenslanggestrafte zelf. „Vervolgens bespreken we of iemand klaar is om met re-integratie te beginnen”, zegt Ten Brinck. Dus: mag iemand beginnen met trainingen die hem voorbereiden op de veranderde maatschappij, zoals internetles? Maar ook: mag iemand voorzichtig op verlof?

In het huidige systeem ligt zowel de eindbeslissing over of een levenslang veroordeelde met re-integratie mag beginnen als het gratiebesluit bij de minister voor Rechtsbescherming. Die kan een positief advies naast zich neerleggen. Dat gebeurde de laatste jaren meerdere keren, zegt adviescollege-voorzitter Rieke Samson. De weigerachtige houding van toenmalig minister Sander Dekker (VVD) zorgde eerder voor onrust bij de leden. Samson: „Als een minister alles blijft afwijzen nadat wij met veel inspanning adviezen geven, denken leden: waarvoor zitten wij hier?”

Begin dit jaar vroeg het EHRM aan Nederland of het systeem van herbeoordeling van de levenslange straf goed op orde was. Dat is niet het geval, vindt advocaat Mark Dunsbergen. Volgens hem is de levenslange straf, ondanks het in het leven roepen van het adviescollege, nog steeds in strijd met mensenrechtenverdragen, omdat niemand mag worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende bestraffingen. „Ik vind dat de levenslange straf in Nederland nog steeds onvoldoende zicht biedt op gratie en verlof.”

Namens zijn cliënt Dino Soerel – in 2017 tot levenslang veroordeeld voor zijn rol in de moord op hasjhandelaar Kees Houtman en kroegbaas Thomas van der Bijl – stapte hij, al in een zeer pril stadium van Soerels levenslange straf, wegens gebrek aan perspectief naar het Europees Hof.

Niet de minister, maar de rechter

Een systeemwijziging lijkt op komst. Dit voorjaar bracht de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) een advies uit waarin wordt bepleit niet langer de minister maar de rechter te laten oordelen over het vervroegd vrijlaten van levenslanggestraften. Minister Franc Weerwind (Rechtsbescherming, D66) reageerde daar welwillend op. Vorige maand liet hij de Tweede Kamer weten de wet te willen wijzigen. Het besluit over vrijlating moet straks bij de rechter komen te liggen.

In dat nieuwe systeem zou een levenslanggestrafte na bijvoorbeeld dertig jaar in aanmerking kunnen komen voor ‘voorwaardelijke invrijheidsstelling’. Die termijn is van belang, omdat de langste tijdelijke straf in Nederland nu 30 jaar is, waarvan er 28 moeten worden uitgezeten.

In het nieuwe stelsel dat Weerwind voor ogen heeft, is het geen garantie dat iemand die tot levenslang is veroordeeld eerder vrijkomt, aangezien de rechter straks onder meer rekening moet houden met het recidiverisico en de invloed op slachtoffers. Het kan na de wetswijziging dus nog steeds voorkomen dat iemand de rest van zijn leven achter de tralies blijft. Daarnaast laat de minister een belangrijke vraag boven de markt hangen: wanneer kan een tot levenslang veroordeelde beginnen met re-integratie? En wie beoordeelt dat?

Volgens Han Moraal, voorzitter van de RSJ, is het logisch om straks de beslissing of iemand klaar is voor die re-integratie bij de rechter te leggen, in plaats van de minister. Het ligt volgens hem bovendien „voor de hand” om, als een rechter moet beslissen over vrijlating, „eerder te beginnen met re-integratie dan nu het geval is”. Anders kan de rechter geen gewogen oordeel vellen over of een levenslanggestrafte eerder mag vrijkomen.

„Nu kan iemand pas na 25 jaar beginnen met re-integreren en dat is echt te laat als je een goed beeld wil krijgen over hoe iemand omgaat met vrijheid en het zich voorbereiden op een terugkeer in de maatschappij”, zegt Moraal. De vraag na hoeveel jaar de re-integratie dan wél moet beginnen, beantwoordt Moraal niet.

Volgens Rieke Samson en Karin ten Brinck van het Adviescollege Levenslanggestraften zijn er veel meer mogelijkheden nodig in gevangenissen om levenslanggestraften te kunnen laten re-integreren. Zo moet er eerder en uitgebreider met verlof worden begonnen en moet dat verlof goed worden begeleid. „Als een gedetineerde in een gevangenis met verlof mag, is dat hoogstens een dag, en krijgt hij bewakers mee”, zegt Ten Brinck. „Dan kun je nooit beoordelen of iemand geschikt is om in vrijheid te leven.”

Bij meervoudig moordenaar Loi Wah C., die vorig jaar als langstzittende levenslanggestrafte na jaren procederen gratie kreeg, zag Van Hattum dat de gevangenis worstelde met het gebrek aan officieel beleid om levenslanggestraften voor te bereiden op een terugkeer in de samenleving. C. kreeg een telefoon op zijn cel terwijl dat officieel niet mag. „Andere gedetineerden mochten dat niet horen, daarom zette hij zijn televisie altijd hard en werd het gesprek overstemd.”

Als het plan van minister Weerwind doorgaat, zal dat volgens RSJ-voorzitter Han Moraal betekenen dat in meer gevallen levenslang geen levenslang meer zal zijn. „Dat betekent in theorie gewoon dat een aantal zware jongens vrij kunnen komen en de controle van de politiek wegvalt. Dat is de consequentie van een nieuw beleid. Al zal iemand alleen vrijkomen als de rechter dat verantwoord acht.”

Dat levenslang straks uitzicht biedt op vrijheid kregen Delano R. en zijn medemoordverdachten dinsdag ook te horen. „In de nabije toekomst” komt er mogelijk een „rechterlijke toets” met „betere waarborgen”, aldus de rechtbank. „Daarvan zal ook de verdachte die vandaag tot levenslang wordt veroordeeld profiteren.”