De brief die Dennis Wiersma onlangs van de basisschool van zijn kinderen kreeg, draaide er niet omheen: Ouders, hou er rekening mee dat komend schooljaar anders verloopt dan we zouden willen. Wiersma (minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, VVD): „Ze gaan bijvoorbeeld twee groepen samenvoegen omdat er niet genoeg leerkrachten zijn na de zomer. Dat wordt op een gegeven moment een groep met meer dan dertig kinderen.”
Duizenden ouders krijgen deze weken brieven van dezelfde strekking. Meer dan de helft van de basisscholen heeft niet genoeg leerkrachten voor volgend schooljaar en probeert met noodgrepen en houtje-touwtjeconstructies te zorgen dat alle leerlingen na de zomer toch gewoon naar school kunnen.
„Ik denk,” zegt Wiersma, „dat de consequenties daarvan groter zijn dan wij nu kunnen bedenken.”
Schrok hij van de brief? „Ja”, zegt Wiersma. „Het is misschien slecht, maar ik denk op zo’n moment niet als vader, maar als minister. Ik maak me zorgen. Wij als onderwijsministers zijn hier verantwoordelijk voor. Het is aan ons om er alles aan te doen om te voorkomen dat deze brieven bij ouders op de deurmat vallen.”
Dennis Wiersma en collega-minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, D66) zitten op de werkkamer van Dijkgraaf. Ze willen vertellen wat er moet gebeuren om uit de „ongekende crisis” in het onderwijs te komen. Op dit moment zijn er 9.100 onvervulde voltijds vacatures in het basisonderwijs en 1.700 in het voortgezet onderwijs.
Vrijdag stuurden ze een gezamenlijke brief naar de Tweede Kamer waarin ze alarm slaan en „onorthodoxe” plannen aankondigen. „Alle inzet die de afgelopen jaren gepleegd is ten spijt, moeten we concluderen dat de problematiek alleen maar groter is geworden”, schrijven ze. „Doorgaan op de ingeslagen weg is geen optie.”
Waarom willen zo weinig mensen nog leraar worden?
Dijkgraaf: „Het vak wordt als minder aantrekkelijk gezien. Jammer, want het is een prachtig vak. Er is geen grotere rol die je kan spelen in de maatschappij, waarmee je meer impact kan hebben, dan als docent. Het zijn de helden die de toekomst maken, maar de status van het docentschap is laag. Ze worden ondergewaardeerd.”
Wiersma: „Die onderwaardering staat haaks op hoe belangrijk de leraar is en hoe belangrijk hij wordt gevonden. Dat moet je tot uiting brengen.”
De salarissen zijn inmiddels verhoogd, de loonkloof tussen basis- en voortgezet onderwijs is gedicht.
Wiersma: „Het gaat niet alleen om geld, het is ook werkdruk: leraren die ’s avonds laat lessen voorbereiden en toetsen nakijken. We gaan structureel een klein miljard uitgeven om die werkdruk te verlichten. Daarmee kunnen scholen bijvoorbeeld extra handen in de klas betalen, die leraren ondersteunen door taken over te nemen.”
65 procent van de leerkrachten werkt in deeltijd. Als zij meer werken, is het tekort opgelost, zegt de Sociaal-Economische Raad (SER). Waarom gebeurt dat niet?
Wiersma: „De opmerking dat je het tekort oplost ‘als iedereen een uurtje extra gaat werken’ is een klap in het gezicht van leraren. Dat betekent dat je onderschat hoezeer zij al met de handen in het haar zitten en hoeveel extra uren er al gemaakt worden zonder dat die in hun contract staan. We willen dat die extra uren extra betaald worden.
„Natuurlijk willen wij dat mensen die meer willen werken, dat kunnen doen. We gaan het stimuleren en zorgen dat meer werken ook meer oplevert.”
„Maar er zijn ook schoolbesturen die tegen leraren zeggen: extra werken kan niet. Of: een vaste aanstelling zit er niet in. Dat kán niet meer. Daar gaan wij besturen op aanspreken en ze desnoods dwingen met wetgeving.”
Wetgeving waarmee u van schoolbesturen kunt eisen dat ze stoppen met het aanbieden van kleine en tijdelijke contracten?
Wiersma: „Ja, als andere maatregelen niet genoeg zijn, is dat de conclusie. Ik spreek leraren die zeggen: ik krijg alleen maar kleine en flexibele contracten aangeboden, terwijl ik graag meer zou willen werken. Dat is van de zotte. Besturen moeten zorgen voor goed personeelsbeleid.”
Kunt u tegen besturen zeggen: geen tijdelijke contracten meer?
Wiersma: „We gaan een wetsvoorstel indienen dat eisen aan het personeelsbeleid van schoolbesturen stelt. Je kunt niet afwachten of je er toevallig samen uitkomt, we gaan ze wettelijk verplichten om het op te lossen. Waarbij we ook van besturen vragen om beter samen te werken. Binnen hetzelfde bestuur zitten soms scholen met voldoende leerkrachten en scholen met een enorm tekort. Werk samen, help elkaar.”
Dijkgraaf: „Wij zijn verantwoordelijk voor het hele stelsel. De vraag is: hoe maken we dat dat stelsel zo goed mogelijk werkt? Als men elkaar tegenwerkt of niet de samenwerking vindt die er moet zijn, dan hebben wij de verantwoordelijkheid om er iets aan te doen. Zodat scholen bijvoorbeeld ook niet met elkaar concurreren om personeel.”
Wiersma: „Een leraar is géén flexibele prioriteit, het is een vaste prioriteit voor ouders, waar ze op moeten kunnen rekenen. Maar ouders krijgen tegenwoordig op vrijdagochtend een telefoontje dat hun kind die dag niet naar school kan. Dat is een vorm van ongeorganiseerdheid die we moeten voorkomen. Daarom moeten we maatregelen nemen die gevoelig liggen.”
Waarom gevoelig?
Wiersma: „Omdat we ook gaan kijken naar de manier waarop scholen hun onderwijs inrichten. Op veel plekken in de grote steden wordt op vrijdag al geen les meer gegeven. Dat vind ik verschrikkelijk. Het druist in tegen alles wat je van het onderwijs verwacht. Maar áls het echt niet lukt om vijf dagen te vullen, moeten we zorgen dat die uren op andere dagen worden ingehaald.”
Minder maar langere schooldagen dus?
Wiersma: „Ja, niet dat ik dat wil, maar dit zou een uiterste mogelijkheid kunnen zijn. Hier moeten we goed over nadenken. Daar ontkomen we niet aan. Maar ik zet eerst alles op alles voor extra mensen in de klas.”
U wilt meer landelijke regie en minder overlaten aan besturen?
Wiersma: „Jazeker. En dat zijn we stiekem al aan het doen: met de lonen, met het aanpakken van de werkdruk.”
Dijkgraaf: „We gaan zorgen dat de basis op orde is, zodat de mensen die in het veld staan beter kunnen werken.”
Merel van Vroonhoven (voormalig bestuurder bij de Autoriteit Financiële Markten die leraar werd in het speciaal onderwijs, red.) zei in NRC: „We hebben een gemankeerd voetbalelftal gecreëerd met negen spelers en wat gepensioneerde handballers die in een propvol stadion staan waar allerlei mensen hard roepen hoe het anders moet, maar níét de keuze maken om zelf voor de klas te gaan staan.”
Dijkgraaf: „Ik ben nog nooit iemand tegengekomen die geen ideeën had over het onderwijs. Maar het zijn de docenten op het veld die uiteindelijk de uitslag bepalen. Ze staan alleen met te weinig mensen op dat veld. Het is aan ons om te zorgen dat meer mensen voor het vak kiezen. Dan is de vraag: hoe faciliteer je dat?”
En?
Dijkgraaf: „De lerarenopleiding moet flexibeler, de poort moet breder open. We willen ook dat meer studenten uit het mbo doorstromen naar de pabo.”
U besloot eerder dit jaar om de toegangseisen voor de pabo af te schaffen.
Dijkgraaf: „We schaffen ze niet af, we hebben gezegd: studenten die de toetsen niet voor de poort halen, mogen toch beginnen en kunnen dan alsnog in hun eerste jaar die toelatingstoets halen.”
Dat lijkt haaks te staan op de wens om het vak meer aanzien te geven.
Dijkgraaf: „Nee, want het gaat alleen om het pad ernaartoe. Voor sommige mensen is dat pad misschien te steil. Ik heb heel wat briljante natuurkundigen ontmoet die een lang ingewikkeld pad hebben afgelegd om te komen waar ze nu zijn. Daar moeten we voor openstaan, vind ik. Maar het is een interessante vraag: wat moeten we in de toekomst eisen als we meer waardering willen voor docentschap en vakmanschap?”
Als het echt niet lukt om vijf dagen te vullen, moeten die uren op andere dagen worden ingehaald
Wat zegt u tegen de directeur van de school in een achterstandswijk die jaar in jaar uit 30 procent te weinig leerkrachten heeft?
Wiersma: „Het lerarentekort is op die plekken het grootst, terwijl juist daar ook goeie leraren nodig zijn. We zijn al een brug over: die leerkrachten krijgen een hoger salaris. Maar er moet meer gebeuren. Het zit soms in kleine dingen: ik was laatst bij een school waar leraren moesten betalen om te parkeren. Dat is knullig. Dit is een maatschappelijk probleem, waarvoor we een beroep moeten doen op de hele samenleving. In dit geval kan de gemeente helpen door die parkeerplaatsen gratis te maken. Maar andere scholen in de buurt, die geen lerarentekort hebben, moeten ook bijspringen.”
Er wordt inmiddels flink verdiend aan het lerarentekort.
Wiersma: „Klopt. Er is een hele markt ontstaan van commerciële bureaus die veel te hoge tarieven vragen. Leraren gaan uit dienst om zich vervolgens weer in te laten huren door detacheerders. Dat is geen hulp. Dat is een perverse manier van naar dit maatschappelijke vraagstuk kijken. Die markt is gekmakend. Scholen zijn er afhankelijk van en betalen de hoogste prijs, maar krijgen niet automatisch de beste kwaliteit.”
Dijkgraaf: „Het holt de scholen uit.”
Wiersma: „En wij staan erbij en kijken ernaar. Ik vind dat echt erg. Dit komt niet vanzelf goed, we moeten het insnoeren. We ontkomen er niet aan om in wetten en regels strikter te worden.”
Hoe gaat u dat doen?
Wiersma: „We willen in ieder geval de tarieven maximeren, een keurmerk invoeren en VOG’s verplichten [verklaringen omtrent het gedrag]. Ook gaan we zorgen dat scholen geen reclame meer mogen maken voor bijlesinstituten.”
Dijkgraaf: „De sluipende crisis in het onderwijs, die onze hele samenleving ondergraaft, mag geen verdienmodel zijn. Marktwerking werkt niet om dit probleem op te lossen.”
Streng optreden dus?
Wiersma: „Ja, en dat is een andere rol dan de overheid de afgelopen jaren heeft gehad. We gooien dit nu de arena in en gaan erover in gesprek met scholen en met de Kamer. We voelen de noodzaak om pittige ingrepen te doen. Dingen die we niet eerder hebben gezien – maar we zien in het onderwijs ook dingen die we niet eerder hebben gezien. Dat vereist dat we met gelijke munt het onderwijs gaan helpen.”
Dijkgraaf: „We gaan de moeilijke beslissingen niet uit de weg. In principe ligt alles op tafel. Dan kun je nu direct vragen: wat dan? Nou: álles. We gaan ons niet inperken in onze gedachten.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/04/data84538418-77f223.jpg)
Het aantal aanmeldingen voor lerarenopleidingen is voor komend collegejaar gedaald. Zou je niet moeten zeggen: wie leraar wil worden, studeert gratis?
Dijkgraaf: „De ervaring met halvering van het collegegeld voor alle eerstejaars wijst uit dat dit niet doelmatig is. Ik geloof ook niet dat collegegeld het obstakel is. Ik vind dat we de opleidingen voor bètavakken en talen (de tekortsectoren) beter moeten toerusten, daarom investeer ik in opleidingen voor onderwijs, natuur en techniek en zorg in het hbo.”
Er wordt al meer dan twintig jaar nagedacht over het lerarentekort. Rapporten, visies en taskforces. En het tekort is alleen maar groter geworden. Hoe gaan uw plannen wél helpen?
Wiersma: „Wij zijn bereid om alles te doen wat nodig is. Dat is één. En twee: de tekorten zijn inderdaad niet opgelost, maar tegelijk is er veel wel gelukt. Het is niet zo dat niemand leraar is geworden. We weten intussen ook meer: we weten dat de aantrekkelijkheid van en de waardering voor het vak cruciale factoren zijn. Als je niet zégt dat de leraar belangrijk is, en als je dat niet in het salaris laat merken en de werkdruk gaat verlichten, dan voelt dat als: ik word aan mijn lot overgelaten. Dat gevoel moeten we zien te keren.”
Dijkgraaf: „Het is net als laatst met de Ketheltunnel: omdat twee medewerkers ziek waren, moest de tunnel dicht en stonden dertigduizend mensen in de file. Dat zie je hier ook: als één leraar uitvalt, krijgt een hele klas geen onderwijs. Terwijl elke dag telt. Dat maakt de druk op onze schouders groot.”
Wiersma: „Onderwijs is te belangrijk om te zeggen: ‘We zien wel hoe het loopt.’ Misschien hebben we het wel te lang laten lopen. Dan krijg je de situatie waar we nu inzitten. Dat willen we niet meer.”